Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8703

Datum uitspraak2008-07-25
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers95082 / KG ZA 08-223
Statusgepubliceerd


Indicatie

De voorzieningenrechter oordeelt in kort geding dat de Belastingdienst (gedaagde) het pandrecht op zaken van een transportonderneming (eiseres) mag executeren.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Handel zaaknummer / rolnummer: 95082 / KG ZA 08-223 Vonnis in kort geding van 25 juli 2008 in de zaak van 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres 1] B.V., gevestigd te Doetinchem, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres 2] B.V., gevestigd te Doetinchem, eiseressen, procureur mr. drs. R.H.P. van de Venne, tegen DE ONTVANGER DER BELASTINGDIENST/OOST, gevestigd te Winterswijk, gedaagde, advocaat mr. J.C.G. Vestjens te Amsterdam. Partijen zullen hierna [eiseressen 1 en 2] en de Ontvanger genoemd worden. Eiseresses zullen afzonderlijk van elkaar [eiseres 1] en [eiseres 2] worden genoemd. 1. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - de op 8 juli 2008 betekende dagvaarding - de brief met bijlagen van mr. Vestjens van 14 juli 2008 - het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 15 juli 2008 - de pleitaantekeningen van [eiseressen 1 en 2] - de pleitnota van de Ontvanger - de aanhouding om [eiseressen 1 en 2] in de gelegenheid te stellen alsnog stukken over te leggen - het faxbericht van mr. Van de Venne van 21 julli 2008 - het faxbericht van mr. Vestjens van 21 juli 2008. 2. De feiten 2.1. [eiseres 1] B.V. is een transportonderneming die de afgelopen jaren fors is gegroeid als gevolg waarvan een liquiditeitskrapte is ontstaan en daardoor een schuld aan de Ontvanger. 2.2. Bij onderhandse akte van 3 december 2007, geregistreerd op 18 december 2007, heeft [eiseressen 1 en 2] zich jegens de Ontvanger verplicht tot bezitloze verpanding van een deel van de aan haar toebehorende voertuigen. Partijen zijn daarin onder meer als volgt overeengekomen: “…[eiseres 1] Materieel B.V. en [eiseres 2] B.V. geeft de roerende zaken in pand, omdat de hierboven genoemde rechtspersoon ([eiseres 1] B.V.) haar schuld op dit moment niet kan betalen. De gegevens van deze belasting- en premieschuld staan in de bijlage I bij deze overeenkomst. (…) Deze pandakte strekt zich mede uit over eventuele nieuwe belastingaanslagen die niet vermeld staan in bijlage I. (…) 9. Als de Belastingdienst dat vraagt, moet de pandgever de verpande zaken of een deel daarvan direct in beheer geven aan de Belastingdienst. Het kan ook zijn dat de Belastingdienst een bewaarder aanwijst die de zaken beheert. 10. De Belastingdienst heeft het recht de zaken te verkopen. De opbrengst van de verkoop wordt verrekend met de openstaande schuld van de pandgever. 11. De Belastingdienst zal de onder 9 en 10 genoemde voorwaarden pas toepassen als de pandgever zich niet houdt aan de overeenkomst of als de Belastingdienst redenen heeft om aan te nemen dat de pandgever zich niet aan de overeenkomst zal houden. Het kan gaan om de volgende situaties: - Het is duidelijk geworden dat de schuld waarvoor deze overeenkomst is opgemaakt niet (geheel) zal worden betaald. - Het is duidelijk geworden dat de pandgever zich niet houdt aan de voorwaarden van de betalingsregeling. - De pandgever is failliet verklaard. (…)” 2.3. Bij brief van 29 mei 2008 heeft de Ontvanger medegedeeld zijn pandrecht te zullen executeren, waartoe hij op 9 juni 2008 heeft medegedeeld de voertuigen in zijn macht te willen brengen teneinde het bezitloos pandrecht te doen overgaan in een vuistpandrecht. 2.4. Op 13 juni 2008 heeft de Ontvanger [eiseressen 1 en 2] aangekondigd op 14 juni 2008 de contactsleutels en kentekenbewijzen van de verpande voertuigen in ontvangst te komen nemen. [eiseres 1] heeft vervolgens – met redenen omkleed – geweigerd mee te werken aan afgifte van de sleutels en kentekenbewijzen. 2.5. Op 19 juni 2008 heeft de voorzieningenrechter de Ontvanger verlof verleend om de verpande zaken onder zich te (doen) nemen waarna de Ontvanger op 2 juli 2008 afgifte van de sleutels en kentekenbewijzen heeft gevorderd en gekregen. 2.6. Bij vonnis van 30 juni 2008 is [eiseres 1] op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard. Mr. Th.R.M. Welling is als curator benoemd. Hij heeft medegedeeld eerder genoemde voertuigen niet meer te willen (doen) gebruiken. 3. Het geschil 3.1. [eiseressen 1 en 2] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: I. de Ontvanger te verbieden om zijn vermeende pandrecht op zaken van [eiseres 1] dan wel [eiseres 2] (verder) te executeren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 per handeling waardoor de Ontvanger handelt in strijd met dit verbod, met een maximum van € 900.000,00; II de Ontvanger te gebieden om de zaken die hij reeds in zijn macht bracht terug te geven aan [eiseres 1] dan wel [eiseres 2], al naar gelang wie van eiseressen blijkt dan wel aantoont rechthebbende te zijn, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 30.000,00 per dag dat de Ontvanger langer in verzuim is met volledige voldoening aan het gegeven gebod, met een maximum van € 900.000,00; III de Ontvanger te veroordelen in de kosten van deze procedure. 3.2. De Ontvanger voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. [eiseressen 1 en 2] legt – samengevat – aan haar vorderingen ten grondslag dat het pandrecht van de Ontvanger is gevestigd voor de belasting- en premieschuld als vermeld in bijlage 1 van de overeenkomst van verpanding. [eiseressen 1 en 2]stelt dat zij het totale bedrag van de aanslagen als vermeld in deze bijlage 1 met een laatste betaling in een reeks op 28 februari 2008 heeft voldaan. Het pandrecht is niet gevestigd voor schulden in verband met aanslagen die [eiseressen 1 en 2] op 28 februari 2008 nog niet bekend waren. Nu [eiseressen 1 en 2] op 28 februari 2008 alle – haar op die datum bekende – schulden aan de Ontvanger heeft voldaan, is het bezitloos pandrecht op die datum teniet gegaan en heeft de Ontvanger daarna geen vuistpandrecht meer kunnen vestigen, aldus [eiseressen 1 en 2] 4.2. De Ontvanger voert ten verwere aan dat tijdens een gesprek op 26 november 2007 in het kader van een betalingsregeling met [eiseressen 1 en 2] onder meer is afgesproken dat [eiseressen 1 en 2] stipt aan haar lopende fiscale betalings- en aangifteverplichtingen diende te voldoen. Deze afspraak is conform de Leidraad Invordering en dient te voorkomen dat het afbetalen van oude schulden ten koste gaat van de nakoming van nieuwe, lopende verplichtingen. Zonder die afspraak zou met een betalingsregeling immers geen vooruitgang worden geboekt. Daarnaast is het pandrecht gevestigd voor zowel de schulden als genoemd in bijlage 1, als voor nieuwe schulden, waaronder de lopende (niet op aanslag te betalen) verplichtingen, en de op grond van een boekenonderzoek nog nader vast te stellen schulden over de afgelopen jaren. In de overeenkomst is ook uitdrukkelijk bepaald dat het pandrecht zich mede uitstrekt over eventuele nieuwe belastingaanslagen. Het pandrecht komt dus pas te vervallen wanneer [eiseressen 1 en 2] haar oude schulden heeft betaald en haar bestaande verplichtingen is nagekomen. Dat [eiseressen 1 en 2] op 28 februari 2008 aan al haar verplichtingen jegens de Ontvanger had voldaan is niet juist. Op 26 februari 2008 heeft de Ontvanger een naheffingsaanslag omzetbelasting over december 2007 opgelegd van € 39.717,-- die op 28 februari 2008 nog niet was betaald. Daarnaast had [eiseressen 1 en 2] de lopende verplichtingen over de maanden januari en februari 2008 nog niet voldaan. Ook nadien is [eiseressen 1 en 2] de lopende verplichtingen niet nagekomen. Op 23 juni 2008 is [eiseressen 1 en 2] een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over de jaren 2004 tot en met 2006 van in totaal € 1.338.883,--. De Ontvanger betwist dan ook dat sprake zou zijn (geweest) van “een schone lei” bij [eiseressen 1 en 2] Gelet op het voorgaande is het pandrecht niet teniet gegaan en heeft de Ontvanger dit kunnen omzetten in een vuistpand. Nu [eiseres 1] B.V. als schuldenaar onder pandakte in verzuim is – sterker nog failliet is – is Ontvanger bevoegd het pandrecht uit te winnen. 4.3. Partijen zijn verdeeld over de vraag voor welke schulden het pandrecht is gevestigd. Niet in geschil is dat het pandrecht betrekking heeft op de schulden als genoemd in bijlage 1 van de overeenkomst. Daarnaast is in de overeenkomst bepaald: “Deze pandakte strekt zich mede uit over eventuele nieuwe belastingaanslagen die niet vermeld staan in bijlage I.” Ter zitting is gebleken dat partijen het er over eens zijn dat het pandrecht mede tot zekerheid strekte voor de betaling van lopende belastingverplichtingen. Deze verplichtingen dienen op eigen aangifte te worden voldaan zonder dat een aanslag wordt opgelegd. Indien echter niet tijdig wordt betaald, worden naheffingsaanslagen opgelegd. 4.4. Gebleken is dat de Ontvanger op 6 februari 2008 Bruta B.V. een naheffingsaanslag loonheffingen heeft opgelegd voor het tijdvak van 18 juni tot en met 31 december 2007 en op 26 februari 2008 een naheffingsaanslag omzetbelasting december 2007, die op 15 februari 2008 betaald had moeten zijn. [eiseressen 1 en 2] stelt naar aanleiding van de aanslag van 6 februari 2008 op 28 februari 2008 te hebben betaald. Over de aanslag van 26 februari 2008 heeft zij aanvankelijk gesteld dat zij deze waarschijnlijk niet vóór 28 februari 2008 heeft ontvangen maar dat zij wel wist dat deze aanslag nog zou komen en vervolgens heeft zij aangegeven dat zij wel heeft betaald maar dat de bedragen wellicht op een andere schuld zijn afgeboekt. Gelet op de stukken van de Ontvanger is echter voldoende aannemelijk geworden dat [eiseressen 1 en 2] vóór 28 februari 2008 is aangeslagen voor de omzetbelasting december 2007. Onvoldoende aannemelijk is geworden, ook niet nadat [eiseressen 1 en 2] na de mondelinge behandeling nog in de gelegenheid is gesteld dit met nadere stukken te onderbouwen, dat zij de aanslag van 26 februari 2008 vóór 28 februari 2008 heeft voldaan. Dit is ook niet erg waarschijnlijk, nu [eiseressen 1 en 2] stelt dat [eiseres 1] B.V. deze aanslag toentertijd niet heeft ontvangen. 4.5. Reeds bij deze stand van zaken kan niet de conclusie worden getrokken dat [eiseres 1] B.V. op 28 februari 2008 aan alle verplichtingen, waarover het pandrecht zich uitstrekte, had voldaan, zodat het pandrecht in ieder geval niet op die datum is te niet gegaan. Dat dat wel op enig later moment het geval zou zijn geweest, is gesteld noch gebleken. Gelet op het feit dat [eiseres 1] B.V. inmiddels in staat van faillissement is verklaard, mag de Ontvanger overgaan tot executie van zijn pandrecht. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen. 4.6. [eiseressen 1 en 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op: - vast recht EUR 254,00 - salaris advocaat 816,00 Totaal EUR 1.070,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt [eiseressen 1 en 2] in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op EUR 1.070,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2008.