Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8724

Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003422-07 OWV
Statusgepubliceerd


Indicatie

36e Sr. Ontnemingszaak. Nadere berekening opbrengst per hennepplant op grond van het vermogen van de assimilatiebelichting per vierkante meter.


Uitspraak

Parketnummer: 20-003422-07 OWV Uitspraak : 18 juli 2008 TEGENSPRAAK ONTNEMINGSZAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 31 augustus 2007 op de vordering ex artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 04-860377-07 tegen: [veroordeelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De veroordeelde heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juli 2008 alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de hoogte van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op het bedrag van EUR 12.476,00 en aan de veroordeelde de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel zal opleggen tot datzelfde bedrag. Vonnis waarvan beroep De beroepen beslissing zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen. De beoordeling Veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 17 augustus 2007 in de strafzaak onder parketnummer 04-860377-07 tot straf veroordeeld onder meer ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod. Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel – waaronder begrepen besparing van kosten – heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde of soortgelijke feiten. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. De redengeving van de op te leggen maatregel A. Namens de veroordeelde is door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de opbrengst per hennepplant lager is, aangezien het de eerste oogst was zodat sprake was van ‘trial en error’ en voorts dat het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie in haar berekeningen geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de opbrengst per plant bij randplanten lager ligt. Het hof overweegt als volgt. Voor zover het verweer moet worden verstaan te behelzen dat moet worden afgeweken van het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, standaardberekening en normen” zoals dat door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie in april 2005 werd uitgegeven, dient het verweer van de hand te worden gewezen. De stelling dat de opbrengst van de oogst lager zou zijn, omdat het een eerste oogst was en aldus sprake zou zijn van ‘trial en error’ ontbeert feitelijke grondslag. De verdachte zelf heeft zulks nimmer verklaard. Blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep had veroordeelde veel kennis van de teelt van hennepplanten. Ook had veroordeelde reeds eerder hennepplanten geteeld. De stelling dat de opbrengst per plant van randplanten lager is dan andere planten is door de verdediging niet nader onderbouwd. B. Door en namens de veroordeelde is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat veroordeelde slechts één geslaagde oogst heeft gehad van 100 planten. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat veroordeelde pas eind februari, begin maart 2006 is begonnen met de teelt van 100 hennepplanten. Twee voltooide kweekcycli en een bijna voltooide kweekcyclus passen niet binnen de periode waarin veroordeelde geteeld heeft. Voorts heeft veroordeelde op een later moment uitgebreid met 100 hennepplanten. Het hof overweegt als volgt. Met betrekking tot de tijdsperiode heeft te gelden dat ook wanneer veroordeelde eind februari, begin maart 2006 is aangevangen met de teelt van hennepplanten, het niet uitgesloten is dat hij twee oogsten heeft gehad, terwijl op het moment dat de politie binnenviel, de hennepplanten vrijwel oogstrijp waren. De stelling dat veroordeelde slechts 100 planten heeft geteeld en pas op een later moment nog uitgebreid heeft met 100 planten, is door de verdediging niet onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk geworden. Het hof verwerpt mitsdien het verweer. C. Door en namens de veroordeelde is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat bij gebruikmaking van het BOOM-rapport niet moet worden uitgegaan van de door het BOOM berekende opbrengst per plant, uitgaande van 14 planten per vierkante meter, namelijk 28,6 gram hennep. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat door het BOOM bij de berekening is uitgegaan van een vermogen van de assimilatielampen van 510 Watt per vierkante meter, terwijl de lampen in het onderhavige geval een vermogen hadden van 342 Watt per vierkante meter. Het hof overweegt als volgt. Blijkens het dossier zijn op de plaats delict door de politie 12 assimilatielampen met een sterkte van 400 Watt aangetroffen. Voorts is geconstateerd dat de hennepkwekerij 14 vierkante meter besloeg. Het vermogen van de assimilatielampen per vierkante meter is aldus (afgerond) 342 Watt. Het voorspellingsmodel van het BOOM van de opbrengst per plant luidt als volgt: Opbrengst per plant = -8,06 + 4,261*ontwikkelingsstadium – 0,482* [Aantal planten/m2] + 0,01242*[ Vermogen assimilatie-belichting/m2]. Op de uitkomst van deze berekening wordt vervolgens een betrouwbaarheidscorrectie toegepast. Uitgaand van oogstrijpe planten, 14 planten per vierkante meter en een vermogen van de assimilatiebelichting per vierkante meter van 510 Watt, is de opbrengst per hennepplant, na toepassing van de betrouwbaarheidscorrectie, 28,6 gram hennep. Op basis van deze formule zou, uitgaande van een vermogen van de assimilatiebelichting per vierkante meter van 342 Watt, de opbrengst per hennepplant 2,08656 gram lager uitvallen. Het hof zal daarom uitgaan van een gemiddelde opbrengst van (afgerond) 28,6 gram – 2,08656 gram = 26,5 gram hennep per plant. D. Veroordeelde heeft voorts aangevoerd dat de opbrengst niet meer is geweest dan 4 gram per plant, omdat hij de planten versneld in bloei heeft gebracht door ze in plaats van de gebruikelijk 18 uur licht maar 12 uur licht te geven en hij de planten, afhankelijk van de behoefte, op verschillende tijdstippen heeft geoogst. Het hof overweegt ter zake dat verdacht heeft aangegeven dat de planten ook indien ze vervroegd in bloei worden gezet er acht of negen weken over doen voordat ze oogstrijp zijn en dat dat dus geen tijdswinst oplevert ten opzichte van de gewone wijze van teelt. Veroordeelde heeft aangegeven in verband met de elektriciteitskosten voor de door hem gestelde teeltwijze te hebben gekozen. Het hof acht deze redenering ongeloofwaardig nu vastgesteld is dat met de elektriciteitsmeter is gemanipuleerd en veroordeelde kennelijk kon beschikken over iemand die dat voor hem deed. Ook overigens heeft veroordeelde nagelaten zijn stelling op enigerlei wijze te onderbouwen. Nu zulks ook anderszins niet aannemelijk is geworden, verwerpt het hof het verweer. E. Het hof neemt voor de berekening van het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk voordeel als uitgangspunt het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht, standaardberekening en normen” zoals dat door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie in april 2005 werd uitgegeven. In afwijking van dat rapport hanteert het hof hierna, in het voordeel van veroordeelde, een gemiddelde opbrengst van 26,5 gram hennep per plant in plaats van 28,6 gram. Op grond van de bewijsmiddelen is aannemelijk geworden dat de veroordeelde in de periode van februari 2006 tot en met 23 augustus 2006 een hennepkwekerij heeft gehad. Voorts is aannemelijk geworden dat veroordeelde tezamen met anderen in die periode minimaal twee oogsten heeft gehad. Op grond van de aangetroffen situatie gaat het hof uit van 200 planten per oogst. Het hof stelt derhalve vast dat de veroordeelde een hennepopbrengst heeft gehad van: 400 hennepplanten x 26,5 gram per hennepplant = 10.600 gram hennep. Door de politie is op de plaats delict 56,5 gram hennep in beslag genomen. Gelet daarop zal het hof deze hoeveelheid aftrekken van de totale hennepopbrengst. Het hof zal derhalve als opbrengst in aanmerking nemen 10.600 gram hennep – 56,5 gram hennep = 10.543,5 gram hennep. Het hof stelt derhalve vast dat de opbrengst is geweest (afgerond): 10.543,5 gram hennep x EUR 2,37 per gram = EUR 24.988. Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient tevens acht te worden geslagen op namens veroordeelde naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat – overeenkomstig voornoemd rapport - de volgende kosten in mindering dienen te worden gebracht op voornoemde opbrengst: • vaste afschrijvingskosten bij een hennepkwekerij van 200 planten, uitgaande van 2 oogsten: EUR 400,00; • variabele kosten (waaronder kosten in verband met stekken en voedingsstoffen) à EUR 4,40 per hennepplant, uitgaande van 2 oogsten à 200 planten: EUR 1.760,00. In totaal dient derhalve in mindering op de opbrengst te worden gebracht een bedrag van EUR 400,00 + EUR 1.760,00 = EUR 2.160,00. Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel wordt op grond van het vorenstaande geschat op EUR 24.988,00 minus EUR 2.160,00 = EUR 22.828,00. Het hof zal bij het vaststellen van het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel rekening houden met het feit dat veroordeelde dit samen met een ander heeft genoten. Gelet op het voorgaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op : EUR 23.302,00 / 2 = EUR 11.414,00. Op te leggen betalingsverplichting De strekking van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is, blijkens de wetsgeschiedenis, te bewerkstelligen dat datgene dat een veroordeelde aan door een strafbaar feit verkregen profijt heeft verworven, weer aan hem wordt ontnomen. Het hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van laatstgenoemd bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van EUR 11.414,00 (elfduizend vierhonderdveertien euro). Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van EUR 11.414,00 (elfduizend vierhonderdveertien euro). Aldus gewezen door mr. K. van der Meijde, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier, en op 18 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. K.J. van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.