Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8733

Datum uitspraak2008-07-17
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003468-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen vrijstelling op grond van artikel 5, aanhef en onder b, Leerplichtwet 1969, omdat geen sprake is van bedenkingen tegen de richting van het onderwijs, maar tegen het gedrag van medeleerlingen en leraren en de massaliteit van het onderwijs in zijn geheel.


Uitspraak

Parketnummer: 20-003468-07 Uitspraak : 17 juli 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter Bergen op Zoom van 6 september 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-411280-07 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats], [adres], waarbij de verdachte werd vrijgesproken van - kort gezegd - de ten laste gelegde overtreding van artikel 2 van de Leerplichtwet 1969. Hoger beroep De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende het ten laste gelegde zal bewezen verklaren, doch aan de verdachte (met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht) geen straf of maatregel zal opleggen. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte ook in hoger beroep van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2007 tot en met 28 juni 2007 te Putte, gemeente Woensdrecht, meermalen, althans eenmaal, terwijl zij (telkens) als degene die het gezag uitoefende over de jongere [betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1992, althans terwijl zij zich (telkens) met de feitelijke verzorging van die jongere had belast, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten het "Mollercollege (Zuidwesthoek)" in de gemeente Woensdrecht, was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij in de periode van 15 januari 2007 tot en met 28 juni 2007 te Putte, gemeente Woensdrecht, terwijl zij als degene die het gezag uitoefende over de jongere [betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1992, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten het "Mollercollege (Zuidwesthoek)" in de gemeente Woensdrecht, was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen worden in het geval van beroep in cassatie vermeld in de aanvulling als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering, welke aanvulling in dat geval aan het arrest wordt gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs A. De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. B. De verdachte en namens de verdachte haar raadsman hebben naar voren gebracht dat de verdachte bezwaren tegen de richting van het onderwijs heeft en daarom beroep doet op een vrijstelling. Het hof stelt voorop dat indien een beroep is gedaan op de vrijstellingsgrond als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b, Leerplichtwet 1969, het hof dient te onderzoeken of het bezwaar de richting van het onderwijs betreft. Hierbij verdient opmerking dat onder overwegend bezwaar tegen de richting van het onderwijs als bedoeld in artikel 5, aanhef en onder b, Leerplichtwet 1969 niet is begrepen bezwaar tegen de soort van het onderwijs, tegen de leerplicht als zodanig of tegen de wettelijke inrichting van het onderwijs. Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient aan te geven welk het bezwaar is tegen het onderwijs op de scholen of instellingen die zich binnen redelijke afstand van zijn woning bevinden en waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, opdat het hof kan beoordelen of dit bezwaar de richting van het op die scholen gegeven onderwijs betreft. In het onderhavige geval is het hof evenwel niet gebleken van overwegende bedenkingen tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning gelegen scholen of instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte haar levensovertuiging toegelicht en de waarden die daarbinnen centraal staan, zoals empathie, geweldloosheid en respect voor de medemens. De wijze waarop jongeren op het schoolplein van het Mollercollege met elkaar omgaan bevalt de verdachte niet. Zij is van mening dat in de omgang met elkaar onvoldoende respect wordt betoond. Ook het gedrag van de leraren stuit de verdachte tegen de borst. De leraren treden niet of onvoldoende op tegen gewelddadig gedrag van de jongeren, sterker nog volgens verdachte moedigen zij dit soms zelfs aan. Zij verklaart hetzelfde te hebben waargenomen op een aantal in de omgeving bezochte scholen. De scholen zijn naar het oordeel van de verdachte ook te massaal. Juist individueel onderwijs komt het welbevinden van haar zoon ten goede. Dergelijke bezwaren tegen gedrag van medeleerlingen en leraren en de massaliteit van het onderwijs in zijn geheel zijn echter naar het oordeel van het hof geen bedenkingen tegen de richting van het onderwijs. Verdachte komt gelet op het voorgaande geen vrijstelling toe op grond van artikel 5, aanhef en onder b, Leerplichtwet 1969. Verdachte had derhalve moeten voldoen aan de verplichtingen neergelegd in artikel 2 Leerplichtwet 1969. Het door de verdediging gevoerde verweer dat artikel 6, tweede lid, en artikel 8, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 buiten toepassing moeten worden gelaten wegens schending van artikel 9 EVRM behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is als overtreding voorzien bij artikel 2, eerste lid (oud), van de Leerplichtwet 1969, en strafbaar gesteld bij artikel 26, eerste lid (oud), van die wet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Op grond daarvan acht het hof oplegging van een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiƫle draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 2 (oud) en 26 (oud) van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: Niet nakomen van de in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 opgelegde verplichtingen. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 125,00 (honderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis. Aldus gewezen door mr. H.D. Bergkotte, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. N.J.M. Ruyters, in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier, en op 17 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. H.D. Bergkotte is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.