Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8736

Datum uitspraak2008-07-25
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700223-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis Vonnis - De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende enkele maanden meerdere malen verdovende middelen, waaronder cocaïne en heroïne heeft gedeald en hard- en softdrugs in zijn bezit heeft gehad en veroordeelt verdachte daartoe tot een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector strafrecht parketnummer: 03/700223-08 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juli 2008 in de strafzaak tegen [Naam verdachte], geboren [Geboortegegevens verdachte], zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland thans gedetineerd in het huis van bewaring Arnhem Zuid te Arnhem raadsman mr. W.R. Smeets, advocaat te Maastricht 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2008, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1: gedurende een aantal maanden heroïne en cocaïne heeft gedeald; Feit 2: in het bezit was van heroïne, cocaïne, LSD en amfetamine; Feit 3: in het bezit was van hennep en hasjiesj. 3 De beoordeling van het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder feit 1 tenlastgelegde feiten alleen heeft gepleegd, met dien verstande dat de bewezen verklaarde periode beperkt dient te worden tot 1 januari 2008 tot en met 29 maart 2008. Hij baseert zich daarbij onder andere op de verklaring van [HG.] die eveneens aan de [Adres] woonde en voor verdachte klanten heeft gereden en op de verklaring ter zitting van de als getuige gehoorde [Naam getuige1] dat hij in ieder geval vanaf het begin van januari 2008 tezamen met de onlangs overleden medeverdachte [Naam getuige2] de drugs bij verdachte heeft gekocht. Ook is verdachte door een aantal personen, onder welke [Naam getuige1] en [Naam getuige2], tijdens spiegelconfrontaties herkend als degene die telkens aan hen de drugs verkocht. De door [Naam getuige2] afgelegde verklaringen vinden steun in de overige bewijsmiddelen en komen overeen met die van medeverdachte [Naam getuige1] zodat deze niet uitgesloten dienen te worden van het bewijs. Ook de feiten 2 en 3 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op het verslag van binnentreden woning waarbij grote hoeveelheden stoffen gelijkend op hard- en softdrugs werden aangetroffen die na onderzoek veelal positief getest zijn op de aanwezigheid van verboden middelen. 3.2 Het standpunt van de verdediging Ten aanzien van feit 3 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 verwijst de raadsman naar de uitkomsten van het onderzoek door het NFI waarbij de code 463.141 (monster wit poeder) fenacetine (pijnstillend en koortsverlagend middel dat als versnijdingsmiddel voor cocaïne wordt gebruikt) bevat, code 463.142 (papier) zeer lage concentraties cocaïne en fenacitine bevat (materiaal is kennelijk op enig moment in aanraking gekomen met cocaïne) en code 463.143 (lichtbeige poeder) coffeïne en paracetamol bevat. De raadsman stelt zich op het standpunt dat deze uitkomsten in de bewezenverklaring moeten worden betrokken en refereert zich ook hier voor het overige aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 1 constateert de raadsman dat voor wat betreft het bestanddeel “omstreeks 29 maart 2008” sprake is van “overlap” met de periode zoals tenlastegelegd onder feit 2. Bovendien betreft de pleegperiode niet 1 januari 2008 tot en met 29 maart 2008, maar slechts 27 tot en met 29 maart 2008 (vanaf aanhouding [R.] en [G.]) nu alleen getuige [Naam getuige1] ter zitting heeft verklaard begin januari 2008 van verdachte drugs te hebben gekocht. De door [Naam getuige2] afgelegde verklaringen kunnen niet tot het bewijs dienen omdat getuige [Naam getuige2] niet ter zitting door de verdediging gehoord is kunnen worden. De verdediging heeft geen afstand van getuige [Naam getuige2] gedaan. Verdachte heeft betoogd dat de aangetroffen verdovende middelen niet van hem, maar van ene “[A.]” zouden zijn. [A.] zou de huurder van de woning zijn die de spullen daar achtergelaten zou hebben. Verdachte zou slechts gedurende 2 à 3 maanden in de woning, begane grond tweede kamer links, hebben geslapen. 3.3 Het oordeel van de rechtbank Getuige [Naam getuige1] heeft ter zitting verklaard dat hij in het laatste half jaar van 2007 tezamen met [Naam getuige2] voor het eerst naar Maastricht is gekomen om drugs te kopen.1 Zij zouden toen van een persoon voor een bedrag van € 500,-- aan heroïne en cocaïne gekocht hebben in een woning. Begin januari 2008 kochten [Naam getuige1] en [Naam getuige2] wederom tezamen en in dezelfde woning voor een bedrag van € 500,-- aan heroïne en cocaïne. Deze tweede keer heeft [Naam getuige2] vanaf een parkeerplaats telefonisch contact opgenomen met verdachte teneinde hun komst te melden. [Naam getuige2] en [Naam getuige1] werden vervolgens vanaf deze parkeerplaats opgehaald door een jongen met een Aziatisch uiterlijk die hen in een groene Honda Civic naar dezelfde woning bracht alwaar zij de eerste twee keer drugs hadden gekocht. In deze woning kochten zij vervolgens de drugs van een persoon die zich “[Sa.]” noemde en welke ter zitting door [Naam getuige1] is aangewezen als zijnde verdachte. Na de koop van de drugs werden zij weer terug gebracht naar hun auto op de betreffende parkeerplaats. Donderdag 27 maart 2008 werden een tweetal Franse kopers aangehouden die hun voertuig geparkeerd hadden op de parkeerplaats aan de [Adres2] te Heer.2 Zij waren eerder door een man van Aziatische afkomst in een groene Honda Civic opgehaald en afgezet bij een woning aan de [Adres] te Maastricht. Later op de avond werden zij weer terug gebracht naar hun voertuig en bleken in het bezit te zijn van een grotere hoeveelheid harddrugs die zij gekocht bleken te hebben in perceel [Adres] te Maastricht. Naar aanleiding hiervan werden op zaterdag 29 maart 2008 zowel voornoemde parkeerplaats als de [Adres] onder observatie genomen.3 Gezien werd dat een zwarte Seat Ibiza, voorzien van een Franse registratieplaat [XXXXXXXX], geparkeerd stond op de genoemde parkeerplaats. De inzittenden (naar later bleek [Naam getuige1] en [Naam getuige2]) werden door een taxi opgehaald en afgezet bij de [Adres]. In de taxi zat behalve de bestuurder ook een man met een Noord-Afrikaans uiterlijk die eerder uit de betreffende woning aan de [Adres] kwam en nu met beide personen naar binnen ging. Na enige tijd werden [Naam getuige1] en [Naam getuige2] weer terug gebracht naar hun auto op de parkeerplaats. Via de [Adres2] en de Rijksweg reden zij richting Gronsveld. Beide inzittenden werden op de Rijksweg te Maastricht aangehouden terwijl zij richting België reden aangezien er ernstige vermoedens bestonden dat zij verdovende middelen hadden gekocht in de woning [Adres]. Bij [Naam getuige2] werden tijdens de fouillering in de linkerjasmouw aangetroffen een hoeveelheid van 0,6 gram netto op heroïne gelijkende stof (NFI-code: 463.188) en een hoeveelheid van 0,9 gram bruto op cocaïne gelijkende stof (NFI-code: 463.163).4 Later werden op aanwijzing van [Naam getuige2] in de auto een hoeveelheid van bruto 81,4 gram op hennep gelijkende stof, een hoeveelheid van bruto 44,7 gram op heroïne gelijkende stof (NFI-code: 463.159), een hoeveelheid van bruto 7,1 op cocaïne gelijkende stof (NFI-code 463.160), een hoeveelheid van bruto 1,4 op cocaïne gelijkende stof (NFI-code: 463.161) en een hoeveelheid methadon (NFI-code 463.162) aangetroffen.5 De bij [Naam getuige2] aangetroffen stoffen gelijkend op heroïne en cocaïne werden aan een indicatieve test onderworpen en reageerden positief op de aanwezigheid van bedoelde stoffen.6 De monsters van de in beslag genomen stoffen zijn op 31 maart 2008 ter analyse opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: “NFI”).7 Uit het onderzoek en de conclusie van het NFI van 16 april 2008 blijkt dat alle middelen heroïne, danwel cocaïne of methadon bevatten.8 Deze middelen staan alle vermeld op Lijst 1 behorende bij de Opiumwet. [HG.] heeft verklaard dat hij sinds januari 2007 aan de [Adres] woont en heeft gezien dat er vaker taxi’s kwamen om mensen naar [Sa.] te brengen en daarna weer weg te brengen.9 Ook heeft [HG.] verklaard dat hij later voor “[Sa.]” is gaan rijden en met zijn groene Honda Civic voor verdachte klanten heeft opgehaald bij de parkeerplaats in Heer en later weer heeft weggebracht. Hij had het vermoeden dat verdachte drugs verkocht omdat hij vaker had gezien dat verdachte met de klanten naar zijn kamer ging en vaker wit spul op tafel had zien liggen en iets wat bruinachtig van kleur was. Op 29 maart 2008 werd met schriftelijke machtiging10 ter aanhouding ter zake van vermoedelijke overtreding van de Opiumwet de tweede kamer links op de begane grond van de [Adres] binnen getreden. In deze kamer werden twee personen aangehouden terzake vermoedelijke overtreding van de Opiumwet ([Go.] en [C.]).11 In de eerste woning aan de linkerzijde werd een persoon ([N.]) aangehouden. Op het moment van binnentreden vluchtte vanuit de tweede kamer links een persoon via een raam aan de achterzijde naar buiten. Deze persoon werd in de tuin aangehouden en bleek na dactyloscopisch onderzoek verdachte te zijn.12 In de kleding van verdachte werd een sleutelbos aangetroffen waarvan een van de sleutels paste op de voordeur van [Adres].13 In de woning lagen duidelijk zichtbaar verdovende middelen. Daarom werd de situatie ter plaatse bevroren in afwachting van de komst van de rechter-commissaris.14 Onder leiding van de rechter-commissaris werd de woning van verdachte aan de [Adres] doorzocht. Daarbij werd een grote hoeveelheid, qua kleur en uiterlijke verschijningsvorm gelijkend op middelen vermeld op lijst 1 van de Opiumwet, aangetroffen en in beslag genomen.15 De door verbalisant bemonsterde en gewaarmerkte stoffen met NFI-code 463.137 tot en met NFI 463.158 werden op 30 maart 2008 aan het NFI voor analyse aangeboden.16 Deze monsters zijn onderzocht en uit de conclusie van het NFI van 12 juni 2008 blijkt dat alle monsters amfetamine, danwel LSD, heroïne, MDMA of cocaïne bevatten, met uitzondering van NFI-code 463.141 tot en met 463.144.(16)17 Deze middelen staan alle vermeld op Lijst 1 behorende bij de Opiumwet. Uit bovenstaande verklaringen leidt de rechtbank af dat er minstens drie maal een grote hoeveelheid heroïne en cocaïne bij dezelfde persoon in Maastricht aan de [Adres] zijn gekocht. Op zondag 30 maart werden [Naam getuige2], [Naam getuige1] , [Go.] en [C.] middels een zogenaamde “confrontatiespiegel” geconfronteerd met verdachte.18 Alle vier herkenden ze [Naam verdachte] als de persoon die vanuit de woning [Adres] aan hen drugs verkocht had. Ter zitting heeft [Naam getuige1] verklaard dat hij alleen de eerste keer van een andere persoon verdovende middelen heeft gekocht. 19 [Go.] en [C.] herkenden [HG.] als chauffeur20 en [Naam getuige2] en [Naam getuige1] herkenden [N.] als de persoon die de deur van de [Adres] had geopend.21 Gelet op de spiegelconfrontaties en de verklaringen van [Naam getuige1] en [Naam getuige2] is voor de rechtbank vast komen te staan dat verdachte degene is geweest die in de periode 1 januari 2008 tot en met 29 maart 2008 meermalen harddrugs heeft verkocht. De ter zitting afgelegde verklaring van verdachte dat de aangetroffen verdovende middelen van ene “[A.]” zouden zijn acht de rechtbank ongeloofwaardig omdat deze geen enkele steun vindt in de overige voorhanden zijnde verklaringen. De verklaringen van [Naam getuige1] en [Naam getuige2] vinden daarentegen wel steun in diverse andere bewijsmiddelen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte gedurende enkele maanden meerdere malen verdovende middelen, waaronder cocaïne en heroïne heeft gedeald en hard- en softdrugs in zijn bezit heeft gehad. 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. in de periode van 1 januari 2008 tot en met 29 maart 2008 te Maastricht, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. omstreeks 29 maart 2008 te Maastricht, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 675 tabletten bevattende MDMA en ongeveer 1732 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en ongeveer 196 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 240 zegels bevattende LSD (Lysergide) en 2444,1 gram amfetamine, zijnde MDMA en heroïne en cocaïne en LSD en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. omstreeks 29 maart 2008 te Maastricht, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1166,2 gram hennep en 896,4 gram hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 4 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. 5 De strafoplegging 5.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek van het voorarrest . 5.2 Het standpunt van de verdediging Raadsman betoogt dat de rechtbank rekening zou moeten houden met het feit dat de verdachte geen strafblad heeft. 5.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft gedurende een langere periode harddrugs, waaronder heroïne, cocaïne en amfetamine, vanuit een woning aan buitenlanders verkocht. Daarnaast heeft hij grote hoeveelheden verdovende middelen, waaronder harddrugs aanwezig gehad in de betreffende woning. Verdachte heeft de handel in verdovende middelen professioneel opgezet. Bij contacten met (potentiële) kopers bediende hij zich van verschillende aliassen waarmee hij de schijn wilde wekken dat meer personen – onder wie ene ‘[A.]’ – bij de verkoop betrokken waren. Ook regelde hij het vervoer van (potentiële) kopers van parkeerplaatsen naar en van de woning. Verdachte heeft als verkoper van harddrugs bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Bovendien bevorderde hij door te verkopen aan buitenlandse afnemers het grensoverschrijdende drugstoerisme. Bij het bepalen van de duur van de straf heeft de rechtbank bovendien acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feitencomplexen, die met het onderhavige grosso modo vergelijkbaar zijn. Volgens deze uitspraken wordt reeds voor het aanwezig hebben van tussen 2 en 5 kilogram harddrugs een gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 4 jaar opgelegd en voor de verkoop van harddrugs tijdens een periode van 3 maanden een gevangenisstraf van 6 maanden. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de rechtbank zou moeten afwijken van opgelegde straffen in vergelijkbare zaken. In het voordeel van verdachte spreekt dat hij nog geen strafblad heeft. Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is, waarbij de rechtbank boven de eis van de officier van justitie uit gaat nu die eis onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar noodzakelijk is en bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf. 6 Het beslag De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een hoeveel geld ad € 870,-- dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek naar de telastegelegde feiten is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dit voorwerp dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid. De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (50 visitekaartjes, 3 papiertjes met een paar cijfers en getallen, het snuifpijpje, de weegschaal en verdovende middelen) dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Gebleken is dat deze voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Deze voorwerpen horen aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen sleutelbos aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen. 7 De wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen art. 10, 27, 36b, 36c, 36d, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet. 8 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart het bewezen verklaarde strafbaar; - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: Feit 1 Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; Feit 2 Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; Feit 3 Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaar; - bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf; Beslag - verklaart verbeurd het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde geld, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: nr. 1: een geldbedrag van € 870,--; - verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: Nr. 2: 50 visitekaartjes; Nr. 3: 3 papiertjes met een paar cijfers en getallen; Nr. 4: 1 snuifpijpje; Nr. 5: 1 zwarte weegschaal; Nr. 8: 1012.30 gram amfetamine, nfi 463137; Nr. 9: 1029.70 gram amfetamine, nfi 463138; Nr. 10: 402.10 gram amfetamine, nfi 463139; Nr. 11: 240 stuks LSD-trips, nfi 463140; Nr. 12: 51.20 gram cocaïne, nfi 463141; Nr. 13: 478 stuks LSD-trips, nfi 463142; Nr. 14: 91.90 gram hasjiesj; Nr. 15: 442.30 gram heroïne, nfi 463143; Nr. 16: 10.70 gram vloeistof incl. glazen flesje, nfi 463144; Nr. 17 432.50 gram heroïne, nfi 463145; Nr. 18 200.80 gram hasjiesj; Nr. 19 503.10 gram hasjiesj; Nr. 20 101.40 gram hasjiesj; Nr. 21 451.90 gram heroïne, nfi 463.146; Nr. 22 69.30 gram cocaïne, nfi 463147; Nr. 23 39.90 gram cocaïne, nfi 463148; Nr. 24 86.30 gram cocaïne, nfi 463149; Nr. 25 675.00 stuks rose XTC-tabletten-klaver, nfi 463150; Nr. 26 733.30 gram hennep; Nr. 27 297.90 gram hennep; Nr. 28 135.00 gram hennep; Nr. 29 1.10 gram cocaïne, nfi 463151; Nr. 30 738.10 gram heroine, nfi 463152; Nr. 31 15.50 gram heroïne, nfi 463153; Nr. 32 36.40 gram heroïne, nfi 463154; Nr. 33 57.10 gram heroïne, nfi 463155; Nr. 34 1.40 gram heroïne, nfi 463156; Nr. 35 1.30 gram cocaïne, nfi 463157; Nr. 36 0.30 gram heroïne, nfi 463158; - gelast de teruggave aan verdachte van het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: - Nr. 7 1 sleutelbos, met 6 sleutels aan rood label, nfi 463158. Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juli 2008. -------------------------------- BIJLAGE I: De tenlastelegging 1. hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 29 maart 2008 te Maastricht, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of tenamfetamine, zijnde heroïne en/of cocaine en/of MDMA en/of amfetamine en/of tenamfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op of omstreeks 29 maart 2008 te Maastricht, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2174,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 248 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal, bevattende cocaïne, en/of 718 zegels bevattende LSD (Lysergide) en/of 2444,1 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine en/of tenamfetamine, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of LSD (Lysergide) en/of amfetamine/MDMA/tenamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij op of omstreeks 29 maart 2008 te Maastricht, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1166,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of 896,4 gram hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; -------------------------------- 1 De verklaring van [Naam getuige1], afgelegd ter zitting van 11 juli 2008; 2 Het proces-verbaal (hierna: “p.-v.”) dossiernummer 2008041887, van politie regio Limburg Zuid district Maastricht, in de wettelijke vorm opgemaakt, p. 1 tot en met 5; 3 Het p.-v. van bevindingen, opgenomen op p. 101 tot en met 103 van het p.-v. algemeen dossier, nummer 2008042862, van politie regio Limburg Zuid district Maastricht, in de wettelijke vorm opgemaakt. Hierna zal telkens worden verwezen naar dit p.-v. algemeen dossier dat is doorgenummerd van 1 tot en met 238. 4 Het p.-v. van aanhouding, opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 16 en 17; 5 Het p.-v. onderzoek Franse personenauto registratieplaten [XXXXXXXX], opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 104; 6 De processen-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 106 tot en met 109; 7 Aanvraag onderzoek NFI, opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 110 tot en met 112; 8 Conclusie rapport NFI van 29 april 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt en gevoegd bij het onder voetnoot 3 genoemde p.-v.; 9 Het p.-v. van verhoor [HG.], opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 198; 10 Machtiging tot het binnentreden in een woning van 29 maart 2008, opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 144-145; 11 P.-v. doorzoeking woning gelegen aan de [Adres] te Maastricht, 2e kamer links, opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 150; 12 Dactyloscopisch onderzoek middels Fingerprint Image Transmission, opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 54; 13 Het p.v. passen sleutels fouillering [Naam verdachte] op voordeur perceel [Adres], opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 169; 14 Machtiging tot het binnentreden in een woning van 29 maart 2008, opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 144; 15 Het p.-v. doorzoeking woning gelegen aan de [Adres] te Maastricht, 2e kamer links, opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 150 tot en met 153; 16 Aanvraag Onderzoek NFI, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 186 tot en met 188; 17 Conclusie rapport NFI van 12 juni 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt en gevoegd bij het onder voetnoot 3 genoemde p.-v.; 18 De processen-verbaal van enkelvoudige spiegel herkennings confrontatie en verhoor [Naam getuige2] en [Naam getuige1], opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 209 tot en met 212; 19 De verklaring van de getuige [Naam getuige1], afgelegd ter zitting van 11 juli 2008; 20 De processen-verbaal van enkelvoudige spiegel confrontatie en verhoor verdachte [Go.] en [C.], opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 215 en 216; 21 De processen-verbaal van enkelvoudige spiegel herkennings confrontatie en verhoor [Naam getuige2] en [Naam getuige1], opgenomen in het onder voetnoot 3 genoemde p.-v., p. 217 en 218;