Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8743

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-07-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers296676 EJ VERZ 08-2278
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

7:685 Arbeidsongeschiktheid leidt noch tot een dringende reden noch tot verandering van omstandigheden. Volgt afwijzing van het verzoek. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:685 BW kan elk der partijen zich tot de kantonrechter wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een gewichtige reden. Deze gewichtige reden kan een dringende reden zijn of een verandering van omstandigheden. De ernstige gezondheidsklachten leiden in het onderhavige geval evenmin tot een verandering van omstandigheden aan de zijde van de werknemer. Van een verandering van omstandigheden zou sprake kunnen zijn bij een verstoorde arbeidsrelatie. Daarvan is echter onvoldoende gebleken. De economische noodzaak die ten grondslag lag aan het eerdere ontbindingsverzoek van de werkgever acht de kantonrechter in de onderhavige procedure genoegzaam aangetoond. Het feit dat de werknemer na de beschikking van 21 mei 2008 onvoldoende inspanningen zou hebben verricht om de werknemer te laten integreren, acht de kantonrechter in dit verband onvoldoende. Onweersproken blijft immers dat ook de werknemer richting de werkgever geen enkele poging heeft gedaan om te reïntegreren.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Kanton Locatie Heerlen zaaknr: 296676 EJ VERZ 08-2278 typ: YT coll: Beschikking op verzoek ex artikel 7:685 BW van de kantonrechter d.d. 23 juli 2008 Inzake [verzoeker], wonende aan de [adres], hierna aan te duiden als [verzoeker], verzoeker, gemachtigde: drs. P.J.A.A Wassen te Landgraaf, contra de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verweerster], gevestigd en kantoor houdende te [woonplaats], hierna aan te duiden als [verweerster], verweerster, gemachtigde: mr. M. de Ruijter te Amstelveen. Procesverloop: Op 25 juni 2008 is ter griffie een verzoek ontvangen om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden. Daarop is op 10 juli 2008 een verweerschrift en op 15 juli 2008 een aantal produkties ontvangen. De inhoud daarvan, alsmede van de overige stukken waaronder de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 16 juli 2008 en de door drs. Wassen overgelegde pleitnota, dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. 1. Het verzoek [verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2008 te ontbinden wegens ernstige gezondheidsklachten en voert- zakelijk weergegeven - het navolgende aan. [verzoeker] heeft vanwege arbeidsgerelateerde arbeidsongeschiktheid op 23 november 2007 bedrijfsarts Leyten bezocht, welke [verweerster] adviseerde om bedrijfsmaatschappelijk werk in te schakelen. Na consulten op respectievelijk 11 januari 2008, 21 februari 2008 en 26 maart 2008 stelt [verzoeker] dat [verweerster] noch bedrijfsmaatschappelijk werk heeft ingeschakeld noch haar reïntegratieverplichtingen jegens hem is nagekomen waardoor zijn herstel is belemmerd. Nu [verweerster] op 25 april 2008 van het CWI toestemming heeft gekregen om haar arbeidsverhouding met [verzoeker] wegens bedrijfseconomische/bedrijfsorganisatorische redenen te beëindigen en [verweerster] bij het indienen van het verzoek bij het CWI heeft nagelaten te melden dat [verzoeker] volledig arbeidsongeschikt is, heeft [verzoeker], gezien de hieruit volgende ontslagbescherming, verweer gevoerd. Gelet op [verzoeker]’ arbeidsongeschiktheid heeft [verweerster] op 21 april 2008 aan de kantonrechter toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te mogen ontbinden wegens gewichtige redenen, welk verzoek bij beschikking van 21 mei 2008 is toegewezen in dier voege dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per 1 augustus 2008 onder toekenning aan [verzoeker] van een vergoeding ad € 147.408,66. [verweerster] heeft daarop haar verzoek ingetrokken. Gelet op deze gang van zaken voelt [verzoeker] zich, gezien zijn tomeloze inzet en betrokkenheid bij [verweerster], als grof vuil aan de kant gezet. [verzoeker] stelt dat [verweerster] na intrekking van haar verzoek geen reïntegratiepogingen jegens [verzoeker] heeft ondernomen waardoor [verweerster] haar verplichtingen voortvloeiende uit de Wet verbetering poortwachter jegens [verzoeker] niet is nagekomen. Het uitblijven van voormelde verplichting leidt tot extra gezondheidschade aan de zijde van [verzoeker]. Van een herstel van [verzoeker] zal hoogstwaarschijnlijk pas over 4 à 5 maanden sprake kunnen zijn en thans is elk vertrouwen van [verzoeker] in [verweerster] verdwenen. [verzoeker] voelt zich aan zijn lot overgelaten en zijn psychische belastbaarheid is onveranderd beperkt gebleven. Naar aanleiding van een bezoek aan de bedrijfsarts op 5 juni 2008 heeft deze hem geadviseerd om naar een structurele oplossing te zoeken. [verzoeker] heeft voorts gesteld dat de reden tot ontslagaanvraag op bedrijfseconomische gronden bij het CWI kennelijk onredelijk is. [verweerster] pretendeert dat haar financiële situatie zo slecht is dat reorganisatie noodzakelijk is. De in dat kader door te voeren maatregelen waaronder het inkrimpen van het personeelsbestand ziet enkel op het verkoopklaar maken van het bedrijf aan de huidige directeur [naam directeur], immers op deze wijze kan [verweerster] van “lastige”en kritische mensen als [verzoeker] afkomen en zou [naam directeur] van een hoge kostenpost -onder meer het salaris van [verzoeker]- worden bevrijd. [verzoeker] ziet niet in hoe een eventueel faillissement van [verweerster] leidt tot een faillissement van [derde bedrijf 1] en [derde bedrijf 2] Er wordt zonder duidelijke gronden tussen deze BV’s geschoven met gelden. [derde bedrijf 1] is de eigenaar van gebouwen en kapitaalgoederen welke verhuurd kunnen worden aan elke partij. Gelet op het vorenstaande verzoekt [verzoeker]: -primair de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 augustus 2008 wegens ernstige gezondheidsklachten onder toekenning van een schadevergoeding groot € 180.480,--; -subsidiair bij toewijzing van het verzoek de arbeidsovereenkomst niet eerder dan per 1 augustus 2008 te ontbinden onder toekenning aan verweerster van een vergoeding groot € 147.408,66 conform het vonnis d.d. 21 mei 2008. 2. Het verweer [verweerster] betwist dat zij na het intrekken van haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzuimd heeft om de reïntegratieactiviteiten te hervatten. Voordat [verweerster] hier aan toe kwam heeft [verzoeker] het onderhavige verzoek ingediend daartoe onder meer stellende dat [verweerster] haar verplichtingen uit hoofde van de Wet verbetering poortwachter niet zou naleven. [verzoeker] heeft na intrekking van het verzoek door [verweerster] een en ander niet met [verweerster] besproken en door indiening van zijn verzoek [verweerster] niet eens de kans gegeven om de reïntegratie weer op te pakken. Wat de reïntegratiepogingen voordien aangaan merkt [verweerster] op dat zij wel degelijk aan die pogingen heeft voldaan. [verweerster] heeft bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid onmiddellijk het Verzuimsteunpunt Grafimedia en de Arbo-arts ingeschakeld en conform de adviezen van laatstgenoemde gehandeld. [verweerster] stelt dat het lijkt dat het juist [verzoeker] is die niet wenst te reïntegreren nu het [verzoeker] is geweest die aan [verweerster] kenbaar heeft gemaakt dat hij met rust gelaten wenste te worden en niet te worden lastiggevallen met telefoon of anderszins. Het verwijt van [verzoeker] dat hij door het niet naleven van de Wet verbetering Poortwachter extra gezondheidsschade zou lijden heeft [verzoeker] niet onderbouwd en is niet aannemelijk gemaakt. Daarenboven stelt [verweerster] dat de Wet verbetering poortwachter voor zowel de werkgever als de werknemer verplichtingen oplegt. [verzoeker] heeft nimmer zelf [verweerster] benaderd. [verweerster] verwijst verder naar het oordeel van de Arbo-arts welke heeft geconcludeerd dat de oorzaak van de problemen bij [verzoeker] divers is. [verweerster] acht het relevant te melden dat voor zover [verzoeker] al gezondheidsschade zou leiden de oorzaak ervan niet gelegen kan zijn in het vermeende niet naleven van voormelde wet. De verklaring van de psycholoog [naam psycholoog] levert evenmin bewijs van de stelling van [verzoeker] dat hij hierdoor extra gezondheidschade lijdt. [verweerster] vindt het onbegrijpelijk dat [verzoeker] nu een einde aan zijn dienstverband wenst terwijl hij zelf aangeeft dat hij voorlopig niet zal herstellen en derhalve niet aan solliciteren toekomt. Bij [verweerster] bestaat de intentie om met [verzoeker] verder te gaan want de inzet en persoon van [verzoeker] is nimmer aanleiding geweest tot de ontslagaanvraag bij het CWI. [verweerster] betreurt het dat [verzoeker] ontbinding van de arbeidsovereenkomst wenst. [verweerster] stelt dat alle verwijten van [verzoeker] onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt en volkomen onterecht zijn en verwijst daarbij naar de door haar overgelegde producties. In dat kader acht [verweerster] dat al deze omstandigheden de door [verzoeker] verzochte vergoeding niet rechtvaar-digen. [verweerster] is van oordeel dat een vergoeding helemaal niet aan de orde is. Het is immers [verzoeker] en niet [verweerster] die het dienstverband niet wenst te continueren en [verzoeker] heeft op geen enkele andere wijze (mediation) getracht om een oplossing te vinden. Mocht er sprake zijn van rechtvaardiging van een vergoeding dan zou hooguit een vergoeding conform de RFR-regeling op zijn plaats zijn. Wat de bedrijfeconomische toestand van [verweerster] betreft, merkt [verweerster] op dat zij al meerdere jaren met forse verliezen kampt waardoor haar financiële situatie inmiddels precair is geworden. Gelet op de huidige marksituatie in de grafische industrie ligt een forse omzetstijging in 2008 niet in de lijn der verwachting. Teneinde de productie van [verweerster] opnieuw rendabel te maken en de continuïteit van de onderneming te waarborgen, ziet [verweerster] zich dan ook genoodzaakt om forse kostenbesparingen te realiseren, waarvan de post personeelskosten de grootste kostenpost van de drukkerij is. Gelet op de noodzaak van verdere kostenreductie is een ingrijpende reorganisatie onvermijdelijk. In verband met het opnieuw reorganiseren komen acht arbeidsplaatsen te vervallen, waaronder de functie van [verzoeker]. [verweerster] betwist dat zij er aan haar zijde geen reële intentie bestaat om haar bedrijf in afgeslankte vorm voort te zetten. Er is nimmer sprake van geweest om [verweerster] verkoopklaar te maken ten behoeve van de algemeen directeur dhr. [naam directeur]. Dhr. [naam directeur] is enkel tot algemeen directeur benoemd om leiding aan de onderneming te geven daar de huidige directeur, dhr. [verweerster], wegens gezondheidsredenen gedwongen is [verweerster] te verlaten, hetgeen tot een aanzienlijke kostenbesparing leidt. [verweerster] merkt nog op dat dhr. [naam directeur] per 1 juni 2008 het bedrijf heeft verlaten. Wat de verwevenheid tussen [verweerster], [derde bedrijf 1] en [derde bedrijf 2] betreft, merkt [verweerster] op dat [derde bedrijf 1] en [verweerster] ieder 100% dochtermaatschappij van [derde bedrijf 3] zijn. [derde bedrijf 3] stuurt [derde bedrijf 1] en [verweerster] aan en coördineert de financiën van de hele groep. De heer [verweerster] is enig aandeelhouder van [derde bedrijf 3] en noch bij [derde bedrijf 3] of [derde bedrijf 1] zijn mensen in dienst. Gezamenlijk vormen deze B.V.’s een fiscale eenheid inhoudende dat bij [derde bedrijf 3] het resultaat van de drie vennootschappen gezamenlijk wordt belast en waarbij verliezen van de een met de winst van de andere kan worden gecompenseerd. Gelet op de zeer slechte cijfers bij [verweerster] is de financiële toestand van de hele groep deplorabel en leidt het faillissement van de ene B.V. onherroepelijk tot het faillissement van alle drie de B.V.’s. [verweerster] refereert zich tenslotte aan het oordeel van de kantonrechter voor wat de verzochte ontbinding betreft, echter onder afwijzing van de verzochte vergoeding en met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde van [verweerster] daaronder begrepen. 3. De beoordeling: De kantonrechter merkt op dat uit de overgelegde bescheiden en het ter mondelinge behandeling over en weer gestelde als niet, althans onvoldoende, weersproken vast is komen te staan: -dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten en dat [verzoeker], geboren op 14 mei 1960, sedert 1 maart 1988 als boekhouder/administrateur/(salarisadministratie) tegen een salaris van laatstelijk € 5.571,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag, bij [verweerster] in dienst is; -dat [verzoeker] wegens ziekte arbeidsongeschikt is; -dat het op 21 april 2008 door [verweerster] ingediende ontbindingsverzoek geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] en niets te maken heeft met diens functioneren; -dat de financiële positie van [verweerster] zeer slecht is; -dat de samenhang van [verweerster], [derde bedrijf 1] en [derde bedrijf 2] geen rol speelt bij de beoordeling van het verzoek. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:685 BW kan elk der partijen zich tot de kantonrechter wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een gewichtige reden. Deze gewichtige reden kan een dringende reden zijn of een verandering van omstandigheden. De door [verzoeker] aangevoerde grond tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst -de ernstige gezondheidsklachten- leiden niet tot een dringende reden als bedoeld in de wet. Vaste jurisprudentie leert dat ziekteverzuim, mede gebaseerd op het oordeel van de bedrijfsarts dat de werknemer -[verzoeker]- niet kan werken, geen dringende reden oplevert. De ernstige gezondheidsklachten leiden in het onderhavige geval evenmin tot een verandering van omstandigheden aan de zijde van [verzoeker]. Van een verandering van omstandigheden zou sprake kunnen zijn bij een verstoorde arbeidsrelatie. Daarvan is echter onvoldoende gebleken. De economische noodzaak die ten grondslag lag aan het eerdere ontbindingsverzoek van [verweerster] acht de kantonrechter in de onderhavige procedure genoegzaam aangetoond. Het feit dat [verweerster] na de beschikking van 21 mei 2008 onvoldoende inspanningen zou hebben verricht om [verzoeker] te laten integreren, acht de kantonrechter in dit verband onvoldoende. Onweersproken blijft immers dat ook [verzoeker] richting [verweerster] geen enkele poging heeft gedaan om te reïntegreren. De kantonrechter kan begrijpen dat het ontbindingsverzoek van [verweerster] hard is aangekomen bij [verzoeker]. Vooralsnog is echter onvoldoende gebleken van een verstoorde arbeidsrelatie die ontbinding rechtvaardigt. Nu er geen sprake is van aanwezigheid van een gewichtige reden welke een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, zal de kantonrechter het verzoek afwijzen. 4. Beschikt Wijst het verzoek af. Compenseert de kosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.