Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8749

Datum uitspraak2008-05-27
Datum gepubliceerd2008-07-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-001989-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schending van het aanwezigheidsrecht. Veroordeling bij verstek waarbij de termijn zoals bedoeld in artikel 370 Wetboek van Strafvordering, alsmede het bepaalde in artikel 2 Algemene termijnenwet niet in acht is genomen. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek oplevert. Terugverwijzing naar de eerste rechter.


Uitspraak

Parketnummer: 20-001989-07 Uitspraak : 27 mei 2008 VERSTEK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 juni 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-994010-05 tegen: [VERDACHTE], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres], [postadres] te [plaats]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de zaak zal terugverwijzen naar de eerste rechter. Vonnis waarvan beroep A. Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, niet alleen omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk en het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, maar ook in verband met het navolgende. B. Het door de politierechter gewezen vonnis is bij verstek gewezen. De dagvaarding om ter terechtzitting van de politierechter op maandag 19 juni 2006, 08.45 uur te verschijnen is op 20 april 2006 aangeboden op het adres [adres] te [woonplaats] doch aldaar niet uitgereikt omdat op het adres niemand werd aangetroffen. De dagvaarding is vervolgens (pas) op 16 juni 2006 aan de griffier uitgereikt. Een afschrift van de dagvaarding is diezelfde dag per aangetekende post verzonden naar het adres [adres] te [woonplaats]. Noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het aangetekende stuk (voorafgaand aan de terechtzitting van de politierechter) is uitgereikt aan de verdachte of een gemachtigde tot het in ontvangst nemen van het aangetekende stuk. De zitting van de politierechter heeft plaatsgevonden op 19 juni 2006. De aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk houdt in – zoals hiervoor overwogen – dat het vonnis bij verstek is gewezen. C. Gelet op het voorstaande constateert het hof dat de termijn zoals bedoeld in artikel 370 Wetboek van Strafvordering niet in acht genomen. Het hof constateert voorts dat het bepaalde in artikel 2 Algemene termijnenwet niet in acht is genomen, aangezien in het jaar 2006, 16 juni een vrijdag was en 19 juni een maandag. Nu de stukken van het geding niets inhouden waaruit zou kunnen volgen dat de verkorting van de termijn heeft plaatsgevonden met toestemming van de verdachte en blijkens de hiervoor bedoelde aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk de verdachte niet is verschenen en verstek tegen hem is verleend, had de politierechter het onderzoek ter terechtzitting dienen te schorsen. De politierechter heeft het onderzoek ter terechtzitting echter voortgezet nadat verstek tegen de niet verschenen verdachte was verleend. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak oplevert. Beoordeling van de zaak D. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, overweegt het hof voorts het volgende. De dagvaarding om in hoger beroep te verschijnen ter terechtzitting van 14 mei 2008 is niet in persoon aan de verdachte betekend. De verdachte is niet ter terechtzitting van 14 mei 2008 verschenen. Evenmin is namens hem een raadsman verschenen. E. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een schending in eerste aanleg van verdachtes recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht, kan worden geheeld door een berechting op tegenspraak in hoger beroep. In de onderhavige zaak is van een berechting op tegenspraak in hoger beroep geen sprake. In aanmerking genomen dat de dagvaarding in hoger beroep niet in persoon aan verdachte is betekend, kan uit de omstandigheid dat verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen noch zich aldaar heeft laten vertegenwoordigen door een raadsman, niet worden afgeleid dat hij alsnog afstand heeft gedaan van zijn recht om in eerste aanleg in zijn aanwezigheid te worden berecht. Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de gang van zaken in eerste aanleg zoals hiervoor geschetst onder B en C , reden is om de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg. F. Als uitgangspunt heeft het volgende te gelden. De rechter in hoger beroep dient de zaak op de voet van artikel 423 lid 2 Wetboek van Strafvordering terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg indien één van de personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg niet is verschenen en hij niet op bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de zittingsdatum en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die datum hem tevoren bekend was. Tot zodanige personen dienen, naast de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, slechts de verdachte en diens raadsman te worden gerekend. G. De dagvaarding om ter terechtzitting van de politierechter van 19 juni 2006 te verschijnen is naar het oordeel van het hof op rechtsgeldige wijze aan de verdachte betekend. Naar het oordeel van het hof is evenwel het recht van verdachte om in zijn aanwezigheid te worden berecht op ernstige wijze geschonden. Het hof overweegt in dat verband dat niet alleen de wettelijke termijn van - in de onderhavige zaak slechts - drie dagen, niet in acht is genomen maar dat tevens het voorschrift van artikel 2 Algemene Termijnenwet niet in acht is genomen, nu de dag waarop de dagvaarding aan de griffier is betekend en naar verdachte per aangetekende post is verzonden, een vrijdag was en de dag waarop het onderzoek ter terechtzitting plaats vond en vonnis is gewezen, een maandag. Belangrijk kenmerk van het per aangetekende post verzenden van een stuk, is dat de afzender bericht krijgt of het stuk bij de geadresseerde is bezorgd. In het dossier is een dergelijk bericht niet aangetroffen. In de meest gunstige situatie zou de verdachte op zaterdag 17 juni 2006 ervan op de hoogte zijn dat zijn strafzaak ’s maandags ter terechtzitting wordt behandeld. In een minder gunstig scenario bereikt de dagvaarding hem niet op zaterdag maar op maandag. Gelet op het tijdstip van de zitting, 08.45 uur, is er dan feitelijk voor verdachte geen mogelijkheid zich nog tijdig ter terechtzitting te vervoegen dan wel zich anderszins tot de rechter te wenden. H. Gelet op het hiervoor onder D tot en met G is overwogen, acht het hof termen aanwezig de zaak terug te wijzen naar de rechtbank zodat de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw kan worden berecht en afgedaan. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep. Wijst de zaak terug naar de rechtbank ’s-Hertogenbosch teneinde op de bestaande dagvaarding opnieuw te worden berecht en afgedaan. Aldus gewezen door mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, voorzitter, mr. J.W.J. Huige en mr. A. de Lange, in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier, en op 27 mei 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.