Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8754

Datum uitspraak2008-07-28
Datum gepubliceerd2008-07-29
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/1093 WRO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijstelling en reguliere bouwvergunning voor het plaatsen van een woon-/zorgcomplex op het perceel Spoorstraat 28 te Winterswijk. Het verzoek om voorlopige voorziening van omwonenden is afgewezen. De ruimtelijke onderbouwing van het project voldoet aan de eisen. Eigen metingen van de feitelijke situatie is niet relevant, omdat uitsluitend het voorliggende bouwplan wordt beoordeeld. Overschrijding zijdelingse perceelsgrens is van beperkte omvang. Huidige bestemmingsplan maakt kantoor van vergelijkbare omvang mogelijk. In vergelijking daarmee worden de belangen van omwonenden door het bestreden bouwplan niet verder geschaad.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Voorzieningenrechter Reg.nr.: 08/1093 WRO Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen: [verzoekers], allen te Winterswijk, verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, verweerder. Woningcorporatie De Woonplaats, derde-partij 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder van 2 juni 2008. 2. Procesverloop Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan de derde-partij vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en een reguliere bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een woon-/zorgcomplex op het perceel plaatselijk bekend Spoorstraat 28 te Winterswijk. Verzoekers hebben bij brief van 3 juli 2008 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Op 7 juli 2008 is een verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de rechtbank binnengekomen. Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 juli 2008, waar verzoekers [verzoeker] en [verzoeker] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Tollkamp en mr. R.P. Verhagen. Namens de derde-partij zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen. 3. Motivering 3.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure. 3.2. Ingevolge artikel 44 van de Woningwet – voor zover hier van belang – mag slechts en moet een bouwvergunning worden geweigerd indien: (...) c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens een zodanig plan zijn gesteld; d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met de redelijke eisen van welstand; (…). Het in geding zijnde perceel is gelegen in een gebied waarvoor het bestemmingsplan “Sleeswijk” van kracht is. Het perceel heeft daarbinnen de bestemming “Bedrijfsdoeleinden, categorie K (kantoren met bijbehorende erven)”. Het bouwplan voorziet in de realisering van een woon-/zorgcomplex bestaande uit 22 wooneenheden in drie bouwlagen ter grootte van 618 m2 (bebouwde oppervlakte) op het terrein van een voormalig bankgebouw. Tussen partijen is niet in geschil en ook de voorzieningenrechter stelt vast dat het bouwplan in strijd is met de bestemming. In verband daarmee is vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO. 3.3. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten aangegeven categorieën van gevallen. Verder is vereist dat het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Ingevolge het eerste lid wordt daaronder bij voorkeur verstaan een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. 3.4. In de vrijstellingslijst van 15 november 2005 hebben gedeputeerde staten van de provincie Gelderland categorieën van gevallen aangegeven waarvoor burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen zonder dat hiervoor een verklaring van geen bezwaar is vereist. Niet in geschil is dat het project valt binnen categorie 2 van die lijst: “Bouwprojecten voor recreatieve dan wel bijzondere doeleindenfuncties mits niet gesitueerd op een bedrijventerrein”. Als ruimtelijke onderbouwing van het project dient de notitie “SNS-bank Spoortstraat 28” van 16 januari 2008, waarin een relatie wordt gelegd met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan “Kom-Centrum” (inmiddels vastgesteld op 29 mei 2008). Volgens de notitie is het bouwplan in overeenstemming met de rijks- en provinciale beleidskaders. Voor wat betreft het gemeentelijke beleid wordt verwezen naar het structuurplan van Winterswijk dat zich richt op “inbreiden vóór uitbreiden”. Als voornaamste beleidskader wordt de taakstelling zoals deze is neergelegd in het Raadsprogramma 2002-2008 van de gemeente Winterswijk vermeld. Om de woningmarkt goed te bedienen richt het project zich expliciet op gehandicapten om zo een aparte doelgroep aan te boren waarmee de andere projecten in het centrum van Winterswijk tevens minder concurreren. Gebleken was volgens de notitie dat aan kantoren in de omgeving geen behoefte bestond. Het voormalige – in verval geraakte – bankgebouw was niet meer in gebruik. Geconcludeerd wordt dat een pand met woon-/zorgfunctie past in de omgeving. In de notitie is het project voorts beoordeeld op diverse milieu- en omgevingsaspecten. De voorzieningenrechter is – anders dan verzoekers – voorshands van oordeel dat de aan de vrijstelling ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De stelling van verzoekers dat daarvan geen sprake is omdat het bouwplan in strijd is met de bij het nieuwe bestemmingsplan behorende voorschriften wordt niet gevolgd. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat ter zitting is gebleken dat verzoekers hun stelling dat op diverse punten sprake is van strijd met de bouwvoorschriften, hebben gebaseerd op eigen metingen van de feitelijke situatie op de bouwplaats en niet, zoals hier relevant, op een beoordeling van het bouwplan zoals dat is vergund en voorts dat verweerder de gestelde punten van strijdigheid ter zitting gemotiveerd en vooralsnog afdoende heeft weersproken. Verweerder heeft erkend dat er sprake van een overschrijding van de maximaal toegestane hoogte en van de minimaal in acht te nemen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, maar die overschrijdingen zijn beperkt van omvang. De voorzieningenrechter neemt voorts in aanmerking dat uit de stukken, waaronder (een deel van) de plantoelichting, blijkt dat verweerder van meet af aan de intentie heeft gehad om medewerking te verlenen aan een bouwplan als in geding en om dit ook in het nieuwe bestemmingsplan te incorporeren. Er is daarom onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder niet bevoegd was om op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling te verlenen. 3.5. Voorts ziet de voorzieningenrechter voorshands geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid na afweging van alle betrokken belangen tot het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat het huidige bestemmingsplan een kantoor met een vergelijkbare omvang mogelijk maakt en dat voorhands niet is gebleken dat de belangen van verzoekers (waaronder afbreuk aan karakter woonomgeving, verlies aan privacy, schaduwwerking) in vergelijking daarmee door het onderhavige bouwplan wezenlijk verdergaand worden geschaad. 3.6. Voor zover verzoekers hebben betoogd dat niet wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand kunnen zij daarin niet worden gevolgd, gelet op het positieve welstandsadvies van 10 januari 2008, bezien in samenhang met de daarvoor afgegeven welstandsadviezen. Van een deskundig tegenadvies is geen sprake. Niet is gebleken dat het welstandsadvies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. De brief van de Vereniging Monumentenbelangen Winterswijk van 17 juli 2008 leidt niet tot een ander oordeel. 3.7. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 3.8. Er is geen aanleiding voor een ¬veroordeling in proceskosten. 4. Beslissing De voorzieningenrechter: - wijst het verzoek af. Aldus gegeven door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.