Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8774

Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5599 WAZ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Anticumulatie. Terugvordering WAZ-uitkering. Inkomsten uit eigen onderneming. Jaarcijfers vaak eerst na afloop boekjaar gereed. Redelijkerwijs duidelijk dat van invloed op uitkering.


Uitspraak

06/5599 WAZ Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 augustus 2006, 05/2852 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 8 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.M.H. Clerx. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante, laatstelijk werkzaam als zelfstandige, is op 1 januari 2002 uitgevallen ten gevolge van visusklachten en psychische klachten. Met ingang van 31 december 2002 is aan haar een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toegekend, aanvankelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45% en nadien gecorrigeerd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 1.2. Bij besluit van 19 mei 2005 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat haar WAZ-uitkering vanaf 1 januari 2003 niet langer wordt uitbetaald wegens haar inkomsten uit arbeid. Bij besluit van 11 oktober 2005 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 mei 2005 ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij overwogen dat het Uwv terecht met toepassing van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WAZ heeft besloten de WAZ-uitkering van appellante met ingang van 1 januari 2003 niet tot uitbetaling te laten komen, aangezien appellante in het jaar 2003 geen verlies aan verdiencapaciteit heeft ten opzichte van de jaren 1999 tot en met 2001. Het feit dat appellante jarenlang premies voor de WAZ heeft afgedragen doet daar niets aan af. Voorts merkt de rechtbank op dat het Uwv appellante meerdere malen er op heeft gewezen dat haar inkomsten over het jaar 2003 bepalend zijn voor de vaststelling van de hoogte van haar WAZ-uitkering over dat jaar en haar herhaaldelijk heeft gevraagd de relevante financiële stukken over 2003 over te leggen. 3. De stellingen van appellante in hoger beroep vormen in grote lijnen een herhaling van hetgeen in bezwaar en beroep is betoogd. In hoger beroep benadrukt appellante - kort samengevat - dat het in een eigen zaak het ene jaar goed gaat en in een ander jaar slecht. Naar de mening van appellante dient de verzekering, die haar arbeidsongeschiktheid heeft geaccepteerd, uit te betalen ongeacht of zij als zelfstandige verlies heeft geleden dan wel winst heeft behaald. Appellante acht het zeer onredelijk dat zij de uitkering moet terugbetalen. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Ten aanzien van appellantes stelling dat bij arbeidsongeschiktheid de verzekering, ongeacht winst of verlies, hoort uit te betalen merkt de Raad op dat de WAZ voorziet in een verzekering tegen inkomensverlies als gevolg van ziekte of gebrek. Dat verlies aan inkomen wordt bepaald door de vergelijking tussen de arbeidsinkomsten van een soortgelijke gezonde zelfstandige (het zogenaamde maatmaninkomen) en de resterende, door de ziekte of het gebrek niet aangetaste verdienmogelijkheid. De behaalde winst is derhalve wel degelijk van invloed op het recht op dan wel de uitbetaling van de WAZ-uitkering. 4.2. Ten aanzien van appellantes grief dat het zeer onredelijk is dat zij de uitkering moet terugbetalen merkt de Raad het volgende op. Voor de toepassing van artikel 58 van de WAZ wordt het maatmaninkomen met de feitelijke arbeidsinkomsten vergeleken. Daarbij wijst de Raad erop dat uit de aard van de door een zelfstandige verrichte werkzaamheden volgt dat eerst na afloop van een boekjaar en na het bekend worden van de jaarcijfers kan worden vastgesteld of, en in welke mate, er aanleiding is om een korting op de WAZ-uitkering toe te passen. Voorts had appellante redelijkerwijs kunnen beseffen dat de in 2003 behaalde winst uit onderneming ten bedrage van € 54.865,73 netto gelet op haar maatmaninkomen van € 33.480,- (de gemiddelde winst in de jaren 1999 tot en met 2001) gevolgen zou hebben op (de uitbetaling van) de WAZ-uitkering vanaf 11 januari 2003. De Raad is van oordeel dat appellante reeds bij brief van 13 oktober 2003 er op is gewezen dat de inkomsten van 2003 van invloed kunnen zijn op haar uitkering. In dit geval heeft appellante de jaarcijfers over 2003, na herhaaldelijk verzoek, eerst op 4 maart 2005 het Uwv doen toekomen. 4.3. Uit het overwogene in 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Verrips als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2008. (get.) J.F. Bandringa. (get.) J. Verrips. TM