Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8776

Datum uitspraak2008-07-18
Datum gepubliceerd2008-07-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7203 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Zorgvuldigheid? Medisch onderzoek door verzekeringsarts in opleiding. Gebrek hersteld in bezwaarfase. Voldoende arbeidskundige onderbouwing


Uitspraak

06/7203 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 november 2006, 06/1696 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 18 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.F. van Willigen, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv was vertegenwoordigd door B. de Weyer. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit van 10 oktober 2005 heeft het Uwv de aan appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekende uitkering, die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, met ingang van 11 december 2005 (de in geding zijnde datum) herzien en nader vastgesteld op 15 tot 25%. 1.2. Bij besluit van 1 maart 2006 (bestreden besluit), heeft het Uwv het door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. 1.3. Appellante heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 10 november 2006 is het beroep ongegrond verklaard. 2. Appellante heeft zich in hoger beroep - net als in beroep in eerste aanleg - op het standpunt gesteld dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts is aangenomen. Daarnaast is ten onrechte de haar toegekende urenbeperking ingetrokken. Appellante is niet in staat om meer dan 20 uur per week te werken. Appellante heeft voorts aangevoerd dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek onzorgvuldig is geweest. Er is geen aandacht besteed aan het gegeven dat appellante allergisch is voor (onedele) metalen en huisstofmijt. Bovendien is de primaire arts geen verzekeringsarts maar een verzekerings-arts in opleiding en dat gebrek is in de bezwaarfase niet gecorrigeerd. 3.1. Met betrekking tot de grief van appellante dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is omdat het niet verricht is door een verzekeringsarts maar een verzekeringsarts in opleiding overweegt de Raad dat, hoewel de bezwaarverzekeringsarts appellante niet lichamelijk heeft onderzocht, het gebrek in de bezwaarfase is hersteld. Het is niet in alle gevallen noodzakelijk dat er lichamelijk onderzoek plaatsvindt door de bezwaar- verzekeringsarts. Van belang is dat de bezwaarverzekeringsarts aanwezig was bij de hoorzitting en dat appellante hem een toelichting op haar dagverhaal heeft gegeven. De bezwaarverzekeringsarts heeft vervolgens zijn standpunten goed onderbouwd en gemotiveerd. De Raad oordeelt dan ook dat in het onderhavige geval het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is. 3.2.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat er geen grond is om aan te nemen dat de belastbaarheid van appellante onjuist is vastgesteld. Appellante is lichamelijk onder-zocht en er is uitgebreid gerapporteerd. De bezwaarverzekeringsarts heeft zich kunnen verenigen met de Functionele Mogelijkheden Lijst waarin de beperkingen van appellante zijn weergegeven. Appellante heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij meer of anders beperkt is dan is aangenomen. Evenmin is aangetoond dat zij niet meer dan 20 uur per week kan werken. Met betrekking tot de stelling van appellante dat zij allergisch is voor (onedele) metalen en huisstofmijt overweegt de Raad dat ook dit niet met objectieve medische stukken is onderbouwd. 3.2.2. De schatting is gebaseerd op de functies telefonist/receptionist, administratief ondersteunend medewerker en schadecorrespondent. Ter zitting bij de rechtbank is de functie administratief ondersteunend medewerker vervallen omdat appellante niet voldoet aan de voor die functie geldende diploma-eis. Daarvoor in de plaats is de functie textiel-produktenmaker aan de schatting ten grondslag gelegd. Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat de bezwaararbeidsdeskundige genoegzaam uiteen heeft gezet op welke gronden de functies passend zijn bij appellantes belastbaarheid op de datum in geding. Het is de Raad niet gebleken dat appellante niet in staat kon worden geacht de haar voorgehouden functies te vervullen. 4. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2008. (get.) J. Janssen. (get.) D.W.M. Kaldenhoven. CB