Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8819

Datum uitspraak2008-07-25
Datum gepubliceerd2008-07-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7192 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Verborgen beperkingen? Voldoende toegelicht?


Uitspraak

06/7192 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 november 2006, 06/2581 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 25 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, werkzaam bij ARAG rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 23 april 2008 is namens appellante een brief van 30 maart 2007 van de Afdeling Psychiatrie van het Zaans Medisch Centrum (hierna: ZMC) overgelegd. Bij brief van 8 mei 2008 heeft het Uwv hierop een commentaar van de bezwaar-verzekeringsarts van 5 mei 2008 ingezonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2008. Appellante en haar gemachtigde zijn met bericht van afwezigheid niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.C. van der Meer. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante is in juli 2001 vanwege zwangerschapsgerelateerde klachten en psychische klachten uitgevallen voor haar werkzaamheden als secretariaatsmedewerker. 1.2. Bij besluit van 10 augustus 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, met ingang van 11 oktober 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. 1.3. Namens appellante is tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarbij is verwezen naar een brief van drs. D.M. Beuvens, psycholoog van SPEL (Samenwerking Psychologen Eerste Lijn) te Purmerend, van 29 november 2005, in welke brief melding wordt gemaakt van gestagneerde rouwproblematiek en minimale vooruitgang. Om die reden heeft in oktober 2005 een consult met psychiater, M. Hakvoort, plaatsgevonden die als diagnose dysthymie heeft gesteld en de GAF-score op 70 heeft bepaald. Hij heeft appellante geadviseerd zich te melden voor psychotherapeutische groeps-dagbehandeling in de dagkliniek van het ZMC, aldus psycholoog Beuvens. 1.4. Bij besluit van 16 januari 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is ten aanzien van het advies van dagbehandeling overwogen dat er geen sprake is van een andere diagnose dan voorheen en dat er geen aanwijzingen zijn voor verslechtering van het klachtenpatroon. Er is volgens het Uwv slechts sprake van een andere behandelstrategie vanwege een stagnerend herstelproces. 2. De rechtbank heeft het beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard waarbij is overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn voor de onjuistheid, onzorgvuldigheid of onvolledigheid van de rapportages van het Uwv. Daarbij is in aanmerking genomen dat de inmiddels op 27 februari 2006 aangevangen dagbehandeling dateert van na datum in geding. 3.1. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het gegeven dat zij in februari 2006 onder behandeling is gesteld niet wil zeggen dat zij de klachten, waarvoor zij vanaf die datum is behandeld, niet reeds langere tijd ondervond. Daarnaast is volgens appellante sprake van verborgen beperkingen bij de aspecten 1.1., 4.18. en 5.2. van de Functionele Mogelijkhedenlijst (hierna: FML). 3.2. In de brief van 30 maart 2007 van psycholoog-psychotherapeut F.A. Bree en psychiater U.M. Ziegler van de Afdeling Psychiatrie van het ZMC wordt vermeld dat appellante van 27 februari 2006 tot 19 september 2006 heeft deelgenomen aan groepstherapie (deeltijdbehandeling) en dat haar GAF-score 40 is. Bezwaarverzekeringsarts Hoogeboom-Copier heeft in reactie hierop gesteld dat er onvoldoende reden is om mee te gaan met de lage GAF-score van de behandelaars van het ZMC. De informatie van de SPEL-psycholoog betreft de consultatiedatum 19 oktober 2005, welke datum dicht bij de datum in geding ligt, terwijl de dagbehande-ling pas in februari 2006 is aangevangen. Daarnaast ziet de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de GAF-score van 70, een score van 40 is volgens haar niet in lijn met de bevindingen van het spreekuur van de bezwaarverzeke-ringsarts Coehoorn van 21 december 2005, appellantes dagverhaal en de informatie van de SPEL-psycholoog. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. In zijn uitspraken van 12 oktober 2006, LJN AY9971 en 23 februari 2007, LJN AZ9153 heeft de Raad overwogen dat de verzekeringsarts de (k)FML op de juiste wijze dient in te vullen en daarbij in het bijzonder erop moet toezien dat een beperking ook daadwerkelijk als een beperking wordt opgenomen en niet wordt verstopt in een toelichting bij een overigens als normaalwaarde aangegeven score, omdat het systeem die beperking bij de geautomatiseerde vergelijking anders niet als zodanig herkent. De Raad heeft daarbij niet op voorhand uitgesloten dat in voorkomende gevallen waarin gebruik is gemaakt van een (k)FML met in toelichtingen verborgen beperkingen, (toch) aan de eisen van inzichtelijkheid en toetsbaarheid kan zijn voldaan, indien er sprake is van een afzonderlijk overzicht van alle zich voordoende in toelichtingen opgenomen beperkingen, voorzien van een toereikende toelichting per belastingonderdeel waarom de betreffende functies toch als passend kunnen worden aangemerkt. 4.2. Op de FML wordt bij item 1.1. 'Concentreren van de aandacht' de normaalwaarde aangegeven met als toelichting van de verzekeringsarts: 'moet alleen niet te veel lawaai zijn op de achtergrond, liefst een rustige omgeving'. Bij item 4.18. 'Lopen' is de normaalwaarde aangegeven met als toelichting 'evt afwisseling met zitten' en bij item 5.2. 'Zitten tijdens werk' is de normaalwaarde aangegeven met als toelichting 'eventueel afwisseling met lopen en staan'. 4.3. De Raad stelt vast dat, ondanks het gebruik van een beperkende toelichting bij de normaalwaarde bij item 1.1., er wel signaleringen zijn verschenen in de zogenoemde Resultaat Functiebeoordeling, waarin de belastingen van de door het Uwv geselecteerde functies wordt aangegeven. De bezwaararbeidsdeskundige Havermans heeft in zijn rapportage van 12 januari 2006, derhalve voordat het bestreden besluit is genomen, gemotiveerd waarom de voor de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid gebruikte functies ondanks signaleringen ten aanzien van dit item 1.1. toch passend zijn. Daarbij is vermeld dat de bezwaarverzekeringsarts heeft aangegeven dat appellante niet beperkt is ten aanzien van concentreren, maar dat bij voorkeur gewerkt dient te worden in een rustige niet al te hectische omgeving. Volgens de bezwaararbeidsdeskundige is er in de geselecteerde functies sprake van een voldoende rustige omgeving. Met betrekking tot de items 4.18. en 5.2. is in hoger beroep door de bezwaararbeids-deskundige Havermans een rapportage van 14 maart 2007 opgesteld waarin is aangegeven dat bij nadere beschouwing geen sprake is van beperkende toelichtingen. In het kader van zorgvuldigheid is nog een aanvullende motivering gegegeven. De Raad kan zich vinden in het standpunt van het Uwv dat de toelichting bij deze laatste items geen beperkende toelichting betreft. Gelet op het hier overwogene is, ondanks het gebruik van (beperkende) toelichtingen bij de als normaalwaarde aangegeven scores in deze zaak, toch voldaan aan de eisen van inzichtelijkheid en toetsbaarheid. 4.4. Met betrekking tot de informatie van het ZMC kan de Raad zich vinden in de reactie van de bezwaarverzekeringsarts Hogenboom-Copier van 5 mei 2008. De door psychiater M. Hakvoort in oktober 2005 bepaalde GAF-score van 70 houdt in dat er toen sprake was van lichte symptomen of enige problemen in sociaal functioneren. De Raad heeft derhalve geen aanwijzingen dat appellante ten tijde van de datum hier in geding meer beperkingen had dan die door de betrokken (bezwaar)verzekeringsartsen zijn aanvaard. 4.5. In hetgeen overigens door en namens appellant is aangevoerd ziet de Raad geen grond om tot een ander oordeel te komen. 4.6. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2008. (get.) D.J. van der Vos. (get.) M.W.A. Schimmel.