Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8878

Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804312/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 30 maart 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Multicriteria Bedrijfshuisvesting B.V.", rechtsvoorgangster van Slavenburg Developments B.V. (hierna: vergunninghoudster), vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een winkelcentrum met 14 bovengelegen woningen op het perceel dat omsloten wordt door de Dabbestraat, Oostdijk, Oost-Achterweg en de Heerendijk te Oude-Tonge (hierna: het project).


Uitspraak

200804312/2. Datum uitspraak: 24 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoeker], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/3574 van de rechtbank Rotterdam van 15 mei 2008 in het geding tussen: [verzoeker] en het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee. 1. Procesverloop Bij besluit van 30 maart 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Multicriteria Bedrijfshuisvesting B.V.", rechtsvoorgangster van Slavenburg Developments B.V. (hierna: vergunninghoudster), vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een winkelcentrum met 14 bovengelegen woningen op het perceel dat omsloten wordt door de Dabbestraat, Oostdijk, Oost-Achterweg en de Heerendijk te Oude-Tonge (hierna: het project). Bij besluit van 23 augustus 2007 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 15 mei 2008, verzonden op 20 mei 2008, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2008, hoger beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juli 2008, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, vergezeld door ing. C.M.C. Kranse-Bogaard, ambtenaar in dienst van de gemeente, en M. van Lieshout, werkzaam bij Adviesbureau Goudappel Coffeng, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. M. Gideonse, advocaat te Veenendaal, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het verzoek strekt ertoe de door het college genomen besluiten van 30 maart 2004 en 23 augustus 2007 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist. 2.3. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en de bouwvergunning niet mochten worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat naar voorlopig oordeel geen grond wordt gevonden voor de conclusie dat de verwisseling van de waarden, gemeten in 2006 op telpunt 3 en telpunt 4, van betekenende invloed is op de prognose van de toename van de verkeersintensiteit op de Oudelandsedijk. In aanmerking genomen dat de uitkomst van de in november 2006 verrichte verkeerstelling op de Oudelandsedijk (telpunt 1) door [verzoeker] niet is betwist en dat, gelet op de in november en december 2007 aldaar verrichte verkeerstellingen, sindsdien slechts een lichte groei van het aantal motorvoertuigen heeft plaatsgevonden, heeft het college zich in zijn ruimtelijke onderbouwing van het project naar voorlopig oordeel kunnen baseren op de door Adviesbureau Goudappel Coffeng gemaakte prognoses van de toename van het verkeer op de Oudelandsedijk. Ter zitting is bovendien gebleken dat de feitelijke ingebruikneming van fase 1 van het project op zijn vroegst in oktober 2008 plaatsvindt met de verhuizing van de bestaande Albert Heijn-vestiging naar de nieuwbouw. Fase 2 van het project, die onder meer de bouw van een Lidl-supermarkt en de voltooiing van het parkeerdek omvat, neemt eerst dan een aanvang. Een toeneming van het verkeer als gevolg van het project wordt eerst verwacht wanneer de tweede fase, naar verwachting medio 2009, gereed is. Aangezien de behandeling van de bodemprocedure naar verwachting aan het begin van het vierde kwartaal van 2008 zal plaatsvinden, is dan ook thans met het verzoek geen zodanig spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening, als is verzocht, gerechtvaardigd moet worden geacht. 2.4. Het verzoek dient te worden afgewezen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hanrath voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2008 392.