Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8881

Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707079/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 18 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Harenkarspel (hierna: het college) het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Repla b.v. (hierna: Repla) tegen de afwijzing van 24 juni 2004 van haar verzoek om vrijstelling en bouwvergunning voor het gedeeltelijk veranderen van de bestaande opslagruimte aan de Kerkstraat 79a te Waarland (hierna: het perceel) gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.


Uitspraak

200707079/1. Datum uitspraak: 30 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harenkarspel; 2. de raad van die gemeente Harenkarspel; appellanten, tegen de uitspraak in zaken nrs. 06/2526 en 07/2261 van de rechtbank Alkmaar van 27 augustus 2007 in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Repla b.v. gevestigd te Alkmaar, en appellant sub 1. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 juli 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Harenkarspel (hierna: het college) het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Repla b.v. (hierna: Repla) tegen de afwijzing van 24 juni 2004 van haar verzoek om vrijstelling en bouwvergunning voor het gedeeltelijk veranderen van de bestaande opslagruimte aan de Kerkstraat 79a te Waarland (hierna: het perceel) gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 augustus 2007, verzonden op 7 september 2007, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door Repla daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van de raad van de gemeente Harenkarspel (hierna: de gemeenteraad) van 20 juni 2006, waarbij hij het verzoek van Repla om vrijstelling voor het bouwplan heeft afgewezen, vernietigd en bepaald dat het college en de gemeenteraad nieuwe besluiten op de gemaakte bezwaren nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben het college en de gemeenteraad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 oktober 2007, hoger beroep ingesteld. Zij hebben de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 31 oktober 2007. Repla heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 april 2008, waar het college en de gemeenteraad, beide vertegenwoordigd door mr. J. C. Been, ambtenaar in dienst van de gemeente, en Repla, vertegenwoordigd door haar [directeur], bijgestaan door mr. J.S. Pols, advocaat te Vogelenzang, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het besluit van 20 juni 2006 is niet genomen op bezwaar. Daartegen staat dientengevolge ingevolge artikel 7:1, gelezen in verbinding met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), noch anderszins beroep bij de bestuursrechter open. De rechtbank heeft het beroep van Repla, voor zover ingesteld tegen dat besluit, dan ook ten onrechte ontvangen. Met toepassing van artikel 6:15 van de Awb zal de Afdeling het beroepschrift aan de gemeenteraad doorzenden ter behandeling in zoverre als bezwaarschrift. 2.2. De hoger beroepen zijn in zoverre gegrond. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden vernietigd. De Afdeling zal het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. 2.3. Het bouwplan voorziet in gedeeltelijke verandering van een bestaande opslagruimte door het aanbrengen van nieuwe kanteldeuren en het vernieuwen van één van de gevels. In deze opslagruimte werden, voordat Repla er over beschikte, champignons, onderscheidenlijk witlof, gekweekt. Repla heeft bij de aanvraag als toekomstig gebruik vermeld "inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst". 2.4. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Harenkarspel" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden". Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de bij het plan behorende voorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor, samengevat, de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Het bouwplan is hiermee in strijd. Ingevolge het vijfde lid, kunnen burgemeester en wethouders met inachtneming van artikel 3 van het bepaalde in het vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 25, eerste lid, vrijstelling verlenen voor het gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen voor inpandige stalling van voertuigen, vaartuigen of kampeermiddelen en het opslaan van goederen en/of materialen van niet-agrarische herkomst; Ingevolge artikel 25, eerste lid, is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken of laten te gebruiken of in gebruik te geven in strijd met de ingevolge het plan aan de grond gegeven bestemming; Ingevolge het tweede lid verlenen burgemeester en wethouders vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 2.5. Het college en de gemeenteraad betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college aan zijn weigering vrijstelling te verlenen krachtens artikel 4, vijfde lid, van de planvoorschriften, ten grondslag heeft mogen leggen dat Repla de opslagruimte, in weerwil van hetgeen zij in de aanvraag om bouwvergunning heeft gesteld, in strijd met het bestemmingsplan zal gebruiken en het college geen gebruik kon maken van de in voormeld artikel neergelegde vrijstellingsbevoegdheid, nu Repla geen agrarisch bedrijf uitoefent. 2.5.1. De rechtbank heeft met juistheid door het college niet aannemelijk gemaakt geacht dat het door Repla in de aanvraag gestelde gebruik niet met het daadwerkelijk beoogde gebruik overeenkomt. De door het college aangehaalde advertentie op een internetsite, waarin de te realiseren opslagruimte voor Repla door Tielen Vastgoed b.v. te koop wordt aangeboden als 9 units/loodsen, omschreven als agrarische loodsen met diverse mogelijkheden, is onvoldoende voor de conclusie dat op voorhand valt aan te nemen dat Repla het perceel niet zal gebruiken overeenkomstig het in de aanvraag gestelde. Bovendien is de stelling van het college dat Repla tijdens gesprekken te kennen heeft gegeven dat zij de te realiseren opslagruimte anders zal gebruiken, dan in de bouwaanvraag is gesteld, zijnde niet-agrarische bedrijvigheid, niet met stukken belegd. Dat het college, zoals het stelt, wel heeft voldaan aan de op hem rustende onderzoeksplicht, leidt, gelet op het hiervoor overwogene, niet tot een ander oordeel. 2.5.2. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit de planvoorschriften niet volgt dat vrijstelling krachtens artikel 4, vijfde lid, van de planvoorschriften uitsluitend kan worden verleend aan degene die zijn agrarische bedrijf geheel of gedeeltelijk beëindigt of heeft beëindigd. Dat kan evenmin worden afgeleid uit het bepaalde in artikel 3 dat bij artikel 4, vijfde lid in acht genomen moet worden. 2.6. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5.1. en 2.5.2. is overwogen, behoeft het betoog van het college en de gemeenteraad dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet krachtens artikel 25, tweede lid, van de planvoorschriften vrijstelling voor het bouwplan kon verlenen geen bespreking, nu het niet kan leiden tot het daarmee beoogde doel. 2.7. Het hoger beroep is in zoverre ongegrond. De aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden bevestigd. 2.8. Het college dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart de hoger beroepen gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 27 augustus 2007 in zaken nrs. 06/2526 en 07/2261, voor zover het door Repla tegen het besluit van 20 juni 2006 van de gemeenteraad met kenmerk VROM/2006/9603 ingestelde beroep daarbij is ontvangen; III. verklaart het door Repla bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroep in zoverre niet-ontvankelijk; IV. bevestigt de uitspraak voor het overige; V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij Repla in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Harenkarspel aan Repla b.v. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Van Roessel voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2008 328-543.