Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8912

Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200803200/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij uitspraak van 27 juni 2007, in zaaknrs. 200701516/1 en 200701516/2, heeft de voorzitter van de Afdeling het door [verzoeker] en anderen ingediende beroep tegen het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan "Hoofdstraat 133 I te Midwolde" van het college van gedeputeerde staten van Groningen (hierna: het college) van 30 januari 2007 ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is aangehecht.


Uitspraak

200803200/1. Datum uitspraak: 30 juli 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het verzoek van: [verzoeker], wonend te [woonplaats], om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, van 27 juni 2007, in zaaknrs. 200701516/1 en 200701516/2. 1. Procesverloop Bij uitspraak van 27 juni 2007, in zaaknrs. 200701516/1 en 200701516/2, heeft de voorzitter van de Afdeling het door [verzoeker] en anderen ingediende beroep tegen het besluit omtrent goedkeuring van het bestemmingsplan "Hoofdstraat 133 I te Midwolde" van het college van gedeputeerde staten van Groningen (hierna: het college) van 30 januari 2007 ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is aangehecht. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2008, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Er zijn nadere stukken ingediend door de raad van de gemeente Leek en [verzoeker]. Deze stukken zijn aan de partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 juli 2008, waar [verzoeker] is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 2.2. [verzoeker] voert aan dat voormelde uitspraak van de voorzitter van de Afdeling van 27 juni 2007 dient te worden herzien, aangezien de raad op de hoogte zou zijn geweest van het feit dat het bedrijf Forest Fruits (hierna: Forest Fruits) uitsluitend niet-agrarische activiteiten in het landelijk gebied zou gaan verrichten, hetgeen in strijd is met het Provinciaal Omgevingsplan Groningen II. Als gevolg hiervan zou het college bij het nemen van het besluit omtrent goedkeuring ten onrechte niet hebben getoetst aan de op 17 juli 2006 door de raad vastgestelde Kadernota, waarin staat dat Forest Fruits niet planologisch kan worden ingepast in een integrale herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied". 2.3. De Afdeling stelt voorop dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe strekt de juistheid van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, anders dan naar aanleiding van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb aan de orde te stellen. Ten aanzien van de aard van de bedrijfsactiviteiten van Forest Fruits en de aannemelijkheid hiervan ten tijde van het besluit omtrent goedkeuring overweegt de Afdeling dat [verzoeker] en anderen hierover in beroep hun bezwaren hebben geuit en de voorzitter in dit verband heeft geoordeeld dat voldoende aannemelijk was dat Forest Fruits paddenstoelen zou gaan telen. Het college mocht er naar het oordeel van de voorzitter bij het nemen van het besluit omtrent goedkeuring vanuit gaan dat deze agrarische activiteiten zouden worden ontplooid en dat derhalve sprake zou zijn van de vestiging van een agrarisch bedrijf ter plaatse. Voor zover [verzoeker] betoogt dat nadien is gebleken dat Forest Fruits in strijd met de bestemming ter plaatse niet-agrarische activiteiten heeft ontplooid, wordt overwogen dat dit geen feit of omstandigheid is dat heeft plaatsgevonden voor de uitspraak, zodat dit niet met zich kan brengen dat het college bij het nemen van het besluit omtrent goedkeuring er niet in redelijkheid vanuit kon gaan dat Forest Fruits ter plaatse agrarische activiteiten zou gaan ontplooien. [verzoeker] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de raad en het college ten tijde van het besluit omtrent goedkeuring en derhalve voor de uitspraak op de hoogte zouden zijn geweest van een mogelijk voornemen van Forest Fruits om ter plaatse niet-agrarische activiteiten te gaan ontplooien. Voorts merkt de Afdeling op dat het feitencomplex inzake de aan Forest Fruits verleende bouwvergunning voor een teelhal en een stookruimte dateert van na de uitspraak van 27 juni 2007. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat [verzoeker] geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. 2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel w.g. Kegge lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2008 459.