Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8936

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3660 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.


Uitspraak

06/3660 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 mei 2006, 05/2963 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 29 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2008, waar appellante in persoon is verschenen. Als tolk is meegebracht H. Surum. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.B. Knollema. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 8 april 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, met ingang van 7 juni 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was. 1.2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 31 augustus 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat de rechtbank zich – kort weergegeven – kon verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. 3. In hoger beroep is namens appellante aangevoerd – kort weergegeven – dat er nog immer aanleiding bestaat bij de beoordeling van de geschiktheid van appellante tot het verrichten van passende werkzaamheden rekening te houden met een urenbeperking en dat onvoldoende rekening is gehouden met de informatie van de appellante behandelende psychiater S. Gülsaçan van 27 oktober 2004. 4. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank in de aangevallen uitspraak. De Raad merkt hierbij op dat de behandelend psychiater ten tijde van de door hem gegeven informatie niet bekend was met de thans aangenomen beperkingen, zoals deze in de Funtionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 februari 2005 zijn neergelegd en waarbij rekening is gehouden met de psychische klachten van appellante mede op basis van de brief van de psychiater van 27 oktober 2004. De Raad is tevens van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts in de rapportages van 29 augustus 2005 en 27 maart 2006 op voldoende wijze gemotiveerd heeft dat geen indicatie aanwezig is voor het stellen van een urenbeperking voor appellante aangezien geen sprake is van een dusdanig energie-verlies als gevolg van de klachten dat een urenbeperking noodzakelijk is, er voorts geen sprake is van een behandeling waardoor appellante niet beschikbaar is en er evenmin sprake is van een preventief aspect waarbij appellante tegen zichzelf in bescherming moet worden genomen. 4.1. Met de bij het bestreden besluit ten aanzien van appellante aangenomen belast-baarheid moet appellante dan ook in staat worden geacht de aan haar voorgehouden functies te verrichten, nu de belasting in die functies, naar de Raad met de rechtbank aanneemt en op de door de rechtbank daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. 4.2. Het hoger beroep treft derhalve geen doel, zodat wordt beslist als hieronder is vermeld. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2008. (get.) C.P.M. van de Kerkhof. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. BP