Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8937

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4985 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.


Uitspraak

06/4985 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 13 juli 2006, 05-6352 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 29 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A.J. de Boer, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Nadien heeft het Uwv nog een rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige ingezonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2008. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde mr. De Boer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 31 januari 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 29 maart 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% bedroeg. 1.2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 13 oktober 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat de rechtbank zich – kort weergegeven – kon verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. 3. In hoger beroep is door appellante aangevoerd dat in april 2004 is geoordeeld dat appellante geen duurzaam benutbare mogelijkheden had en er zich sedertdien in de gezondheidstoestand van appellante geen wijzigingen hebben voorgedaan. Het had – aldus de gemachtigde van appellante – in de rede gelegen dat er in het kader van een oordeelsvorming recente informatie zou zijn ingewonnen bij de behandelend sector. Het Uwv heeft hiervan ten onrechte afgezien. Appellante kan zich evenmin verenigen met de geduide functies. 4. Ter beoordeling staat thans of de Raad de rechtbank kan volgen in haar oordeel over het bestreden besluit. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en hij overweegt daartoe het volgende. 4.1. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit, wat betreft de medische grondslag daarvan, op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en op een deugdelijke onderbouwing is gebaseerd. De verzekeringsarts, die appellante op 15 november 2004 heeft onderzocht, constateerde dat er in algemene zin een zekere belastbaarheid is te formuleren aangezien niet gesproken kan worden van een ernstige psychiatrische pathologie, maar sprake is van klachten passend binnen het beeld en het syndroom van een aanpassingsstoornis. Voorts was hij van mening dat geen sprake is van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren, aangezien appellante in staat is om een normaal dag/nacht ritme aan te houden om voor haar kinderen en haar huis-houden te zorgen, sociale contacten heeft en geen depressieve indruk maakt. Op grond hiervan heeft de verzekeringsarts een Functionele Mogelijkheden Lijst opgesteld. De bezwaarverzekeringsarts heeft zich achter de opvattingen van de verzekeringsarts gesteld. De Raad ziet in hetgeen namens appellante ter zake van de medische grondslag van het bestreden besluit is aangevoerd, geen grond om tot een andersluidend oordeel te komen dan hierboven is aangegeven. In het bijzonder is van de zijde van appellante geen medische informatie in het geding gebracht die aanknopingspunten biedt voor haar standpunt dat haar psychische gesteldheid veel ernstiger is dan door de verzekerings-artsen is aangenomen. Met betrekking tot het gestelde omtrent het opvragen van recente medische informatie verenigt de Raad zich met de overwegingen van de rechtbank hieromtrent. 4.2. Met betrekking tot het standpunt van appellante dat zij zich niet kan verenigen met de haar voorgehouden functies, is de Raad van oordeel dat deze functies in medisch opzicht geacht kunnen worden binnen het bereik van appellante te liggen, nu het gaat om licht productiewerk in een lawaaiarme omgeving met de mogelijkheid om te vertreden. De Raad ziet derhalve niet in dat die functies niet aan de schatting ten grondslag hadden mogen worden gelegd. 5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd. 6. Tot een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2008. (get.) C.P.M. van de Kerkhof. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. BP