Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8942

Datum uitspraak2008-04-22
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersAR 1232/05 – H. 214/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Door openbare aanbesteding vervalt overeenkomst tussen Una en Limpiesa. Limpiesa verrichtte haar werkzaamheden gedurende vijf jaren voor de UNA. De eerdere rechter rechtvaardigde een langere opzegtermijn dan zes maanden. Het Hof acht een opzegtermijn van zes maanden in een geval als het onderhavige een genoegzame opzegtermijn. Dat wordt niet anders, nu Limpiesa in de gelegenheid is gesteld aan de openbare aanbesteding deel te nemen. Immers met UNA moet worden geoordeeld dat zulks een omstandigheid is die in de risicosfeer van Limpiesa ligt en dat UNA daarmee in redelijkheid geen rekening heeft behoeven te houden.


Uitspraak

UITSPRAAK: 22 april 2008 ZAAKNR. AR 1232/05 – H. 214/07 HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Vonnis in de zaak van: de openbare rechtspersoon UNIVERSIDAD NASHIONAL DI ANTIA (UNA) gevestigd op Curacao, appellante in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel, voorheen gedaagde, gemachtigde: mr. L.M.M. Stuger, - tegen - de naamloze vennootschap LIMPIESA MARTINA N.V., gevestigd en kantoorhoudend op Curacao, geïntimeerde in het principaal appel, appellante in het incidenteel appel, voorheen eiseres, gemachtigde: mr. S.M. Saleh. Partijen worden hierna aangeduid met onderscheidenlijk UNA en Limpiesa. Het verloop van de procedure Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg (hierna: “de eerste rechter”), wordt verwezen naar het tussen partijen onder AR 1323/2005 gewezen vonnis, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt. UNA is in hoger beroep gekomen van dat vonnis door indiening op 8 juni 2007 van een daartoe strekkende akte ter griffie van de eerste rechter. In een afzonderlijke memorie heeft zij drie grieven aangevoerd en toegelicht, en geconcludeerd het bestreden vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van Limpiesa alsnog af te wijzen, met veroordeling van Limpiesa in de kosten van het geding in eerste en tweede instantie. Limpiesa heeft bij memorie van antwoord in het principaal appel twee van de drie grieven bestreden en geconcludeerd dat het Hof alle vorderingen van UNA zal afwijzen, kosten in beide in beide instanties rechtens. Limpiesa heeft een memorie van grieven in het incidenteel appel ingediend kennelijk met de strekking dat de termijn van de schadevergoeding met zes maanden wordt verruimd. UNA heeft bij memorie van antwoord in incidenteel appel geconcludeerd de door Limpiesa voorgedragen grieven ongegrond te verklaren en haar beroep te verwerpen met veroordeling van Limpiesa in de kosten van het geding in beide instanties. Ontvankelijkheid Principaal en incidenteel appel UNA en Limpiesa zijn tijdig en op juiste wijze in beroep gekomen van het bestreden vonnis, zodat zij in zoverre daarin kunnen worden ontvangen. Grieven Principaal en incidenteel appel Voor de grieven zowel in het principaal als incidenteel appel wordt verwezen naar de onderscheidene memories van grieven in het principaal en incidenteel appel. Beoordeling Principaal appel en incidenteel appel De eerste rechter heeft onder 1 van het bestreden vonnis de tussen partijen vaststaande feiten weergegeven. Nu geen van beide partijen daartegen is opgekomen, zal ook in hoger beroep van die feiten als vaststaand worden uitgegaan. Daaraan kan als in hoger beroep eveneens onbestreden worden toegevoegd dat de litigieuze overeenkomst die aanvankelijk voor een jaar was aangegaan stilzwijgend is verlengd en geacht moet worden voor onbepaalde tijd te zijn voortgezet. Principaal appel 1. De eerste rechter heeft geoordeeld kort samengevat en zakelijk weergegeven dat onder de gegeven omstandigheden, meer in het bijzonder de omstandigheid dat het voor de hand lag dat Limpiesa aan de aanbesteding zou deelnemen, van haar bezwaarlijk verwacht kon worden, dat zij direkt na de opzegging zou overgaan tot herplaatsing of afvloeiing van personeel en de materialen die bij de UNA werden ingezet, en mede in aanmerking genomen dat Limpiesa haar werkzaamheden inmiddels gedurende vijf jaren naar tevredenheid voor de UNA had verricht, het redelijk was geweest om haar zes maanden langer de tijd te gunnen om zich aan de gewijzigde situatie aan te passen. Tegen dat oordeel richten zich de grieven 1 en 2 in het principaal appel die gelet op hun onderlinge samenhang gezamenlijk zullen worden beoordeeld. 2. De grieven strekken in essentie ten betoge dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat UNA na reeds een opzegtermijn van zes maanden in acht te hebben genomen Limpiesa nogmaals zes maanden de tijd had moeten gunnen haar bedrijfsvoering aan het wegvallen van de opdracht aan te passen en dat dit niet anders is, nu Limpiesa in de gelegenheid is gesteld aan de openbare aanbesteding deel te nemen, daar deze laatste omstandigheid naar het oordeel van UNA tot het ondernemersrisico van Limpiesa behoort. 3. Limpiesa heeft daartegen kort gezegd aangevoerd dat een overeenkomst die voor onbepaalde tijd heeft te gelden zoals de onderhavige slechts opzegbaar is indien er een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat . De omstandigheid dat UNA gekozen heeft voor een openbare aanbesteding acht Limpiesa weliswaar niet zulk een zwaarwegende grond doch het oordeel van de eerste rechter dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een (extra) opzegtermijn had moeten worden opgelegd gerekend vanaf 1 januari 2004 acht Limpiesa binnen het kader van het principaal appel op zichzelf juist. 4. Vastgesteld moet worden op grond van het debat tussen partijen in hoger beroep dat thans nog slechts aan de orde is de vraag of de eerste rechter op goede gronden geoordeeld heeft dat UNA vanaf 1 januari 2004 een (extra) opzegtermijn in acht had dienen te nemen. Die vraag wordt door het Hof , anders dan de eerste rechter, ontkennend beantwoord en terzake daarvan wordt het volgende overwogen. 5. Voor zover de eerste rechter impliciet geoordeeld heeft dat het enkele feit dat Limpiesa haar werkzaamheden reeds gedurende vijf jaren naar tevredenheid voor de UNA had verricht op zichzelf reeds een langere opzegtermijn dan zes maanden rechtvaardigde wordt dat oordeel met UNA door het Hof niet gedeeld. Het Hof acht een opzegtermijn van zes maanden in een geval als het onderhavige, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, een genoegzame opzegtermijn. Dat wordt niet anders, nu Limpiesa in de gelegenheid is gesteld aan de openbare aanbesteding deel te nemen. Immers met UNA moet worden geoordeeld dat zulks een omstandigheid is die in de risicosfeer van Limpiesa ligt en dat UNA daarmee in redelijkheid geen rekening heeft behoeven te houden. 6. Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de grieven 1 en 2 in het principaal appel doel treffen. Grief 3, waarin geklaagd wordt dat de eerste rechter zonder goede grond geoordeeld heeft dat ieder van partijen de eigen kosten draagt, zal in het kader van het incidenteel appel worden behandeld, nu ook Limpiesa een daartoe strekkende grief tegen het vonnis waarvan hoger beroep heeft gericht. Incidenteel appel 1. Uit het gestelde onder 20 van de memorie van grieven in het incidenteel appel begrijpt het Hof dat het standpunt van Limpiesa aldus moet worden verstaan dat zij meent dat de opzegtermijn twaalf maanden dient te zijn gerekend vanaf het moment (november 2004) dat zij van UNA vernam dat de aanbesteding niet aan haar zou worden gegund. 2. De eerste grief in het incidenteel appel klaagt dat de eerste rechter, althans zo begrijpt het Hof de grief, in de omstandigheden van het geval slechts een extra opzegtermijn met zes maanden redelijk heeft geoordeeld en UNA heeft veroordeeld tot vergoeding van schade over een periode van zes maanden gerekend vanaf 1 januari 2005 op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. In het oordeel van het Hof zoals besloten in het principaal appel ligt reeds besloten dat het Hof geen termen aanwezig acht voor een langere opzegtermijn dan de zes maanden die door UNA reeds in acht is genomen. Reeds daarom kan de grief niet slagen. 3. Voor zover Limpiesa haar pijlen ook nog richt tegen het oordeel van de eerste rechter dat niet gezegd kan worden dat UNA jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door de opdracht niet aan Limpiesa te gunnen, kan ook dat betoog haar niet baten en faalt de desbetreffende grief deswege. Immers met de eerste rechter moet worden geoordeeld dat in een geval als het onderhavige de aanbesteder een zekere discretionaire bevoegdheid heeft indien aan alle daarvoor geldende voorwaarden is voldaan en de rechter slechts marginaal kan toetsen. Het Hof neemt over de overwegingen van de eerste rechter dienaangaande, te weten dat UNA in redelijkheid, gelet op de haar toekomende beoordelingsvrijheid en alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, tot de beslissing kon komen de opdracht niet aan Limpiesa te gunnen. 4. De tweede grief in het incidenteel appel en de derde grief in het principaal appel, beide klagende dat de eerste rechter de kosten gecompenseerd heeft, slagen. Limpiesa zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties. Beslissing Principaal appel Het Hof : vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: wijst de vordering van Limpiesa af, Incidenteel appel Het Hof: verwerpt het incidenteel appel behoudens ten aanzien van de kostencompensatie. Principaal en incidenteel appel Het Hof: veroordeelt Limpiesa, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in eerste aanleg gevallen aan de zijde van UNA en tot op heden begroot NAF. 3.400,= aan gemachtigdensalaris, veroordeelt Limpiesa, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten zowel van het principaal als het incidenteel appel gevallen aan de zijde van UNA en tot op heden begroot op NAF. 1.566,23 aan verschotten en op NAF. 5.100,= aan gemachtigdensalaris. Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, F.J.P Lock en G.B. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 22 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.