Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8951

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-07-31
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4740 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medisch en arbeidskundige grondslag. Eerst in hoger beroep toereikende toelichting op de geschiktheid van aan de schatting ten grondslag gelegde functies gegeven.


Uitspraak

06/4740 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 4 juli 2006, 05/1840 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 29 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. J. Heek, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Nadien heeft het Uwv een rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige ingezonden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2008. Appellante en haar gemachtigde zijn, na voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J. Lagerwey. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 19 april 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, met ingang van 20 juni 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van haar arbeidongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% is. 2. Het namens appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 11 oktober 2005 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard. 3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat de rechtbank zich – kort weergegeven – kon verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. 4. In hoger beroep is door appellante aangevoerd dat het Uwv met het aangepaste Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) de door de Raad in zijn jurisprudentie gesignaleerde onvolkomenheden in onvoldoende mate heeft opgeheven en dit systeem nog steeds onvoldoende inzichtelijk, onvoldoende verifieerbaar en onvoldoende toetsbaar is. De arbeidskundige aspecten in onderhavige casus van appellante zijn dan ook onvoldoende onderzocht. Appellante is tevens van oordeel dat het bestreden besluit een juiste medische grondslag ontbeert. 5.1. De Raad overweegt het volgende. 5.2. De Raad kan zich verenigen met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen over de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad heeft mede in de overweging betrokken dat appellante haar stelling dat zij verdergaand beperkt is dan door het Uwv is aangenomen niet heeft onderbouwd met nadere medische stukken. 5.3. Wat betreft de toepassing van de gewijzigde schattingsmethodiek met behulp van het zogenoemde CBBS verwijst de Raad allereerst naar zijn uitspraken van 9 november 2004 (onder meer LJN: AR4716) en 12 oktober 2006 (onder meer LJN: AY9971). 5.4. De Raad is van oordeel dat, mede gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten terecht door het Uwv is aangenomen dat de drie functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, te weten productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), boekhouder/beginnend loonadministrateur (Sbc-code 315040) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100) in medisch opzicht geacht kunnen worden binnen het bereik van appellante te liggen. In het licht van de arbeidskundige rapportages van 6 oktober 2005 en 5 september 2007, is naar het oordeel van de Raad de geschiktheid van de functies op alle relevante aspecten op een voldoende inzichtelijke en toetsbare wijze gemotiveerd. De Raad ziet geen aan-knopingspunten op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de belasting in de geduide functies de mogelijkheden van appellante zou overschrijden. 5.5. De Raad is evenwel van oordeel dat uiteindelijk eerst met de in hoger beroep overgelegde rapportage van 5 september 2007 een toelichting op de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies is gegeven, die voldoet aan de daaraan te stellen eisen van inzichtelijkheid, toetsbaarheid en verifieerbaarheid. Onder verwijzing naar zijn hiervoor genoemde uitspraken van 9 november 2004 en 12 oktober 2006, is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit moet worden vernietigd, maar dat de rechts-gevolgen ervan in stand kunnen worden gelaten. 6. Gelet op het voorgaande komt de Raad tot de slotsom dat ook de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven en dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond moet worden verklaard. 7. Met betrekking tot de proceskosten overweegt de Raad het volgende. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 644,-. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit; Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht ad € 142,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2008. (get.) C.P.M. van de Kerkhof. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. BP