Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8955

Datum uitspraak2008-04-29
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersAR 1462/06 - H 392/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nu niet is komen vast te staan dat [appellant] (schriftelijk) akkoord is gegaan met de in het memorandum opgenomen mogelijkheid tot het omzetten van de betaalde premies in een premievrije polis, is daarmee de grondslag aan de vordering van [appellant] komen te ontvallen en heeft Rabobank zich terecht op het standpunt gesteld dat zijn pensioenaanspraken op grond van het pensioenreglement zijn vervallen. De grieven kunnen gelet daarop voor het overige onbesproken blijven. Het GEA heeft de vordering terecht afgewezen zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.


Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2008 Registratienummer: AR 1462/06 - H 392/07 Uitspraak: 29 april 2008 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Vonnis in de zaak van: [appellant], wonende op Curaçao, oorspronkelijk eiser, thans appellant, gemachtigde: mr. ing. D. d’Ancona, - tegen - de naamloze vennootschap RABOBANK CURACAO N.V., gevestigd op Curaçao, oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde, gemachtigde: mr. drs. D.D. Zahavi. Partijen worden hierna [appellant] en Rabobank genoemd. 1. Het verloop van de procedure 1.1 Op 16 juli 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis. 1.2 [appellant] is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 27 augustus 2007 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij afzonderlijke memorie van grieven heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de primaire vordering van [appellant] alsnog zal toewijzen, kosten rechtens. 1.3 Rabobank heeft bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. 1.4 Op de voor pleidooi bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden. 2. De beoordeling 2.1 De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het Hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. 2.2 Tussen partijen staat vast dat op grond van het toepasselijke pensioenreglement alle toegekende pensioenaanspraken vervallen indien het deelnemerschap aan de pensioenregeling minder dan vijf jaar heeft geduurd. De tekstuele verschillen tussen de bij inleidend verzoekschrift enerzijds en conclusie van antwoord anderzijds overgelegde versies van de pensioenregeling zijn in dit opzicht niet relevant. De arbeidsovereenkomst tussen partijen en daarmee het deelnemerschap van [appellant] aan de pensioenregeling is binnen vijf jaar beëindigd zodat [appellant] in beginsel geen aanspraak kan maken op de pensioenrechten die gedurende het dienstverband met Rabobank zijn opgebouwd. 2.3 [appellant] heeft gesteld op grond van het intern memorandum d.d. 5 januari 1999 (hierna: het memorandum) desalniettemin aanspraak te hebben op uitgesteld ouderdomspensioen dat hij gedurende het dienstverband met Rabobank heeft opgebouwd. In het memorandum is aan de medewerkers van Rabobank in verband met de (gedwongen) beëindiging van de dienstbetrekking een overzicht van de aangeboden afvloeiingsregeling gegeven. Daarbij is onder meer aan medewerkers met een dienstverband korter dan vijf jaar de mogelijkheid geboden om de reeds betaalde pensioenpremie uit te laten keren of om de betaalde premie om te laten zetten in een premievrije polis. In het memorandum is uitdrukkelijk bepaald dat de regeling uitsluitend geldt indien en voor zover de werknemer daarmee schriftelijk akkoord is gegaan. 2.4 Partijen hebben op 24 september 1999 tegen finale kwijting een overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [appellant] gesloten. In deze overeenkomst (die ook blijkens de considerans een volledige regeling beoogt te zijn) wordt alleen ter zake van de beëindigingsvergoeding gerefereerd aan het memorandum. Over de pensioenpremies wordt daarin niet gerept. Feiten waaruit volgt dat [appellant] anderszins (schriftelijk) akkoord is gegaan met een van de in het memorandum genoemde mogelijkheden tot uitkering dan wel omzetting van de pensioenpremies, zijn gesteld noch gebleken. Nog los van het uitdrukkelijk in het memorandum opgenomen schriftelijkheidsvereiste, kan uit het enkele feit dat [appellant] niet heeft verzocht om toestemming om de premie uit te keren, niet worden geconcludeerd dat Rabobank dus had moeten begrijpen dat [appellant] heeft ingestemd met de mogelijkheid om de premie om te zetten in een premievrije polis. 2.5 Nu niet is komen vast te staan dat [appellant] (schriftelijk) akkoord is gegaan met de in het memorandum opgenomen mogelijkheid tot het omzetten van de betaalde premies in een premievrije polis, is daarmee de grondslag aan de vordering van [appellant] komen te ontvallen en heeft Rabobank zich terecht op het standpunt gesteld dat zijn pensioenaanspraken op grond van het pensioenreglement zijn vervallen. De grieven kunnen gelet daarop voor het overige onbesproken blijven. Het GEA heeft de vordering terecht afgewezen zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. 2.6 [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. BESLISSING: Het Hof: bevestigt het vonnis waarvan beroep; veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Rabobank gevallen en tot op heden begroot op NAF. 307,13 aan verschotten en NAF. 5.100,00 aan gemachtigdensalaris. Dit vonnis is gewezen door mrs. Polkamp, Lewin en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 29 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.