Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8979

Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-004416-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hoewel de appelakte niet uitdrukkelijk een instemming als bedoeld in artikel 450, derde lid Sv behelst, kan deze daarin wel besloten geacht worden, zodat terecht gevolg is gegeven aan de volmacht. Verdachte is derhalve ontvankelijk in het hoger beroep.


Uitspraak

Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 2 april 2007 in de strafzaak met parketnummer 04-857241-06 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1982], Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van twee jaar, alsmede tot het verrichten van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uur, subsidiair 25 dagen hechtenis. Ontvankelijkheid hoger beroep De akte hoger beroep houdt in dat het rechtsmiddel is ingesteld door een daartoe schriftelijk gemachtigde medewerker van de strafsector van de rechtbank. Aan de appélakte is gehecht een brief van mr. Hillen, advocaat, van 28 november 2007 waarbij de raadsman de betreffende griffiemedewerkster machtigt tot het instellen van hoger beroep in de onderhavige zaak. Aan een volmacht als bedoeld in art. 450, derde lid Sv, van welke regeling ook advocaten gebruik kunnen maken, wordt, ingevolge diezelfde bepaling – kort samengevat – slechts gevolg gegeven indien de verdachte ermee instemt dat de medewerker van de griffie aanstonds de dagvaarding in ontvangst neemt. Hoewel de bovengenoemde brief niet uitdrukkelijk een dergelijke instemming behelst, kan deze daarin wel besloten geacht worden, zodat terecht gevolg is gegeven aan de volmacht. Verdachte is derhalve ontvankelijk in het hoger beroep. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 22 oktober 2006 in de gemeente Venlo, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal Litouws paspoort, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit: - dat dit paspoort was voorzien van een pasfoto van een man en op naam was gesteld van [naam], geboren te [geboorteplaats] op [1979] en/of - dat het onderste gedeelte van de personaliabladzijde machine leesbaar was ingevuld en/of - dat bij controle van de Machine Leesbare Zone, de berekende waarden van de in de onderste regel vermelde controlegetallen, niet overeenkwamen met de waarden zoals die behoren te zijn na een gestandariseerde berekening, die is vastgelegd in Document 9303 van de International Civil Aviation Organisation; 2. hij op of omstreeks 22 oktober 2006 in de gemeente Venlo opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 61a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door [verbalisant], opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee tevens hulpofficier van justitie, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan het nemen van vingerafdrukken, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 22 oktober 2006 in de gemeente Venlo, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal Litouws paspoort, waarvan hij wist dat het reisdocument vervalst was, bestaande de vervalsing hieruit: - dat het onderste gedeelte van de personaliabladzijde machine leesbaar was ingevuld en - dat bij controle van de Machine Leesbare Zone, de berekende waarden van de in de onderste regel vermelde controlegetallen, niet overeenkwamen met de waarden zoals die behoren te zijn na een gestandaardiseerde berekening, die is vastgelegd in Document 9303 van de International Civil Aviation Organisation; 2. hij op 22 oktober 2006 in de gemeente Venlo opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 61a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door [verbalisant], opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee tevens hulpofficier van justitie, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en die was belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar van hem had gevorderd medewerking te verlenen aan het nemen van vingerafdrukken, geen gevolg gegeven aan die vordering. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 231, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De raadsman heeft bepleit om een straf op te leggen die lager is dan één maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf en heeft het hof verzocht om de op te leggen straf te splitsen in een straf die wordt opgelegd voor feit en 1 en een straf voor feit 2. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat zijn verzoek wordt ingegeven door de belangen van zijn cliënt in een vreemdelingenrechtelijke procedure, meer in het bijzonder de regeling met betrekking tot het generaal pardon. In dat verband zou de hoogte van de straf die ten aanzien van het onder twee tenlastegelegde feit – indien bewezen – minder dan een maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf dienen te zijn, aldus de raadsman. Onder verwijzing naar het bepaalde in art. 57 wetboek van strafrecht wijst het hof het verzoek tot het opleggen twee aparte straffen,af. Het hof zal evenwel de overwegingen per feit weergegeven die tot hierna te melden straf hebben geleid. Volgens de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, zou voor het onder 1 ten laste gelegde delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden als passend kunnen worden beschouwd. In hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen ziet het hof geen aanleiding substantieel af te wijken van dit oriëntatiepunt en acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in zoverre voor de duur van 8 weken passend en geboden. Voor het onder 2 ten laste gelegde delict acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 184 en 231 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: 1. In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is. 2. Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken. Aldus gewezen door mr. A. de Lange, voorzitter, mr. J.J. van der Kaaden en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx- van Roosmalen, griffier, en op 8 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.