Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8983

Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-003666-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak poging diefstal in vereniging. Verweren ter zake rechtmatigheid van het vooronderzoek deels gehonoreerd, echter niet resulterend in niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.


Uitspraak

Parketnummer: 20-003666-07 Uitspraak : 8 juli 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 24 september 2007 in de strafzaak met parketnummer 04-860831-07 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1960], wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen tot het verrichten van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van 12 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te waarderen als 24 uur werkstraf. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd in verband met hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 13 september 2007 te Arcen, in elk geval in de gemeente Arcen en Velden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een personenauto (merk [naam], kenteken [kenteken], althans, uit voornoemde personenauto weg te nemen (enig) goed(eren) wat van zijn, verdachtes of zijn mededader(s) gading was, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot genoemde personenauto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen personenauto en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen met dat oogmerk een voorwerp in een portierslot van deze personenauto heeft/hebben gestoken, in elk geval aan het portierslot heeft/hebben gerommeld, in elk geval door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie A. Van de zijde van verdachte is het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, omdat er een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde heeft plaatsgevonden, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen is tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak, zo althans wordt het door de raadsman gevoerde verweer verstaan. Van de zijde van de verdachte is - zakelijk weergegeven – ter onderbouwing het volgende aangevoerd. 1. De aanhouding van verdachte is onrechtmatig geweest nu er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Zonder redelijk vermoeden van schuld wordt vervolgens door de politie toestemming gevraagd om in de auto te mogen kijken. Het staat de politie, aldus de raadsman, niet vrij een dergelijk verzoek te doen aan een iemand ten aanzien van wie geen redelijk vermoeden van schuld bestaat zoals bedoeld in art. 27 Sv. 2. Op grond van artikel 22 van de Ambtsinstructie mogen handboeien alleen gebruikt worden in geval van vluchtgevaar of bescherming van de veiligheid. In het proces-verbaal is niet gerelateerd welke feiten en omstandigheden hebben genoopt tot het aanleggen van handboeien. 3. In strijd met artikel 40 van het Wetboek van Strafvordering is het bevel tot inverzekeringstelling niet onverwijld verzonden naar de raadsman met als gevolg dat de inverzekeringstelling onrechtmatig is geweest. Het hof overweegt hiertoe het volgende. B1. Bij de beoordeling van het verweer moet het volgende worden vooropgesteld. Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Bewijsuitsluiting als in art. 359a Sv voorzien rechtsgevolg kan uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en voorts door de onrechtmatige bewijsgaring een (belangrijk) strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Het hof overweegt hiertoe het volgende. B.2 Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. a. Op donderdag 13 september 2007 krijgen agenten van de politie Limburg-Noord, district Venlo, de opdracht te gaan naar het parkeerterrein van de [adres] in verband met een “vermoedelijke heterdaad poging autodiefstal/auto-inbraak”. b. De verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] arriveren om 13.20 uur op genoemde datum ter plaatse en treffen een viertal getuigen alsmede verdachte aan. c. De getuigen relateren aan de politie dat zij verdachte bij de rode bestelbus, welke in eigendom was van twee van deze vier getuigen, hebben gezien, dat verdachte in deze bus keek en iets in het slot stak. d. De betreffende verbalisanten spreken verdachte daarop aan, zeggen hem dat hij niet tot antwoorden verplicht is en dat hij verdacht wordt van poging autodiefstal cq poging diefstal uit een auto. e. Met toestemming van verdachte stelt één van de verbalisanten vervolgens een onderzoek in aan de auto van verdachte (blauwe Peugot). f. In verband met het aantreffen van enkele messen en schroevendraaiers en het feit dat aan de verbalisanten is meegedeeld door een medewerker van de regionale meldkamer dat verdachte “veelvuldig antecedenten had bij politie en justitie” is verdachte daarop aangehouden en overgebracht naar het cellencomplex aan het regiobureau te Venlo. g. Verdachte is met handboeien geboeid. h. Het proces-verbaal van aanhouding houdt in onder het opschrift ‘reden van de handboeien’ als opgaaf van reden voor het gebruik van de handboeien: “De omstandigheden waarop verdachte werd aangehouden, gaven aanleiding tot het gebruik van handboeien. De handboeien werden, aldus het proces-verbaal van aanhouding, gebruikt om reden van ontvluchting en veiligheid.” i. Verdachte is op diezelfde dag, 13 september 2007, om 18.45 uur in verzekering gesteld. j. De raadsman is op 14 september 2007 te 9.40 uur per fax op de hoogte gesteld van de inverzekeringstelling van verdachte. C1. Aanhouding Het hof is van oordeel dat de feiten en omstandigheden als hiervoor weergegeven onder a tot en met c voor de verbalisanten voldoende grond vormden voor een redelijke vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte. Geen rechtsregel verzet zich tegen het doen van een verzoek aan verdachte door de politie om te kijken in de auto van verdachte. Verdachte geeft hiervoor ook toestemming zodat de doorzoeking in de auto van verdachte eveneens niet onrechtmatig is geweest. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest, verwerpt het hof het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie voor zover het op deze grond was gestoeld. C2. Gebruik handboeien C.2.1. Bij de beoordeling van dit facet van het verweer neemt het hof onder meer het volgende in ogenschouw: - Art. 22 Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: de Ambtsinstructie) geeft een regeling voor het gebruik van handboeien en luidt: 1. De ambtenaar kan een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, ten behoeve van het vervoer handboeien aanleggen. 2. De maatregel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden getroffen, indien de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden. 3. De in het tweede lid bedoelde feiten of omstandigheden kunnen slechts gelegen zijn in: a. de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, of b. de aard van het strafbare feit op grond waarvan de vrijheidsbeneming heeft plaatsgevonden, één en ander in samenhang met de wijze waarop en de situatie waarin het vervoer plaatsvindt. - Art. 23 Ambtsinstructie luidt: De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van handboeien als bedoeld in artikel 22, eerste lid, meldt dit onverwijld schriftelijk aan de meerdere, onder vermelding van de redenen die tot het gebruik van handboeien hebben geleid. C.2.2. Door de raadsman is ten aanzien van het aanleggen van de handboeien niet meer gesteld dan dat de feiten en omstandigheden die hebben genoopt tot dat aanleggen niet zijn gerelateerd en dat op die grond het gebruik van de handboeien onrechtmatig is te achten, hetgeen vervolgens, al dan niet in samenhang met de overige gronden die naar voren zijn gebracht ter onderbouwing van het verweer dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging moet leiden. C.2.3. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat de melding aan de meerdere als bedoeld in art. 23 Ambtsinstructie aan het dossier dient te zijn toegevoegd, overweegt het hof dat die stelling in zijn algemeenheid geen steun vindt in het recht. Opmerking verdient voorts dat de raadsman niet heeft verzocht om toevoeging van zo’n melding aan het dossier. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de weergave in het proces-verbaal van aanhouding, zoals hiervoor onder B.2 onder h weergegeven, niet een opgaaf van redenen bevat die tot het gebruik van handboeien hebben geleid als bedoeld in art. 23 Ambtsinstructie, wordt het volgende overwogen. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van aanhouding houdt naast de opgaaf van redenen zoals hiervoor weergegeven onder B2. onder h voorts in als feitelijke waarneming van verbalisanten dat verdachte diverse messen onder zich had. Dit wordt ook niet betwist door verdachte en zijn raadsman. Het hof begrijpt de – overigens summiere – beschrijving van de redenen waarom de handboeien zijn aangelegd, te weten het gevaar op ontvluchting en de veiligheid, tegen de achtergrond van deze omstandigheden ten tijde van de aanhouding. Gelet op die omstandigheden konden de verbalisanten – reeds voor hun eigen veiligheid - in redelijkheid overgaan tot het aanleggen van de handboeien. Het hof verwerpt het verweer voor zover het op deze grond was gestoeld. C3. Het verwittigen van een raadsman over de inverzekeringstelling Gelet op het feit dat verdachte op 13 september 2007 te 18.45 uur in verzekering is gesteld en de raadsman van verdachte pas op 14 september 2007 om 9.40 uur daarvan in kennis is gesteld, is de raadsman niet onverwijld in kennis gesteld van de inverzekeringstelling. Echter gelet op het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt, zal het hof niet overgaan tot de door de raadsman bepleitte sanctie. De omstandigheid dat verdachte te laat van rechtsbijstand is voorzien levert naar het oordeel van het hof onder de onderhavige omstandigheden niet een zodanig ernstig vormverzuim op dat dit moet leiden tot de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Niet is gebleken dat door de verbalisanten is gehandeld op de wijze zoals hiervoor onder B1 bedoeld. Opgemerkt wordt dat gesteld noch gebleken is dat verdachte ná het moment waarop hij in verzekering is gesteld en vóór het moment waarop zijn raadsman van de inverzekeringstelling in kennis was gesteld, door de politie is verhoord. Voorts merkt het hof op dat verdachte – aan wie voorafgaand aan zijn verhoren ook steeds de cautie is gegeven - steeds ontkent betrokken te zijn geweest bij het tenlastegelegde. D. Het hof verwerpt het verweer in al zijn facetten. E. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging. Vrijspraak Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe dat zich in het dossier weliswaar een viertal verklaringen bevinden van verschillende getuigen die verklaren over verdachtes aanwezigheid in de buurt van de betreffende rode [naam], doch slechts één van deze getuigen verklaart gezien te hebben dat verdachte iets in het slot van deze auto heeft gestoken. Het hof heeft hieruit niet de overtuiging bekomen dat verdachte heeft gepoogd in te breken in de betreffende auto zoals ten laste gelegd. Beslag Van hetgeen in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: - Knipmes, kleur zwart, merk Kershaw - Knipmes, kleur zwart - Slotentrekker, kleur zwart/zilver - Schaar, kleur zilver - Schroevendraaier, kleur zwart . Aldus gewezen door mr. A. de Lange, voorzitter, mr. J.J. van der Kaaden en mr. E.S.G.N.A.I. van de Griend, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx- van Roosmalen, griffier, en op 8 juli 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. A. de Lange is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.