Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8989

Datum uitspraak2008-06-03
Datum gepubliceerd2008-07-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersOV 000232-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beschikking ex artikel 89 SV. Verzoekster vraagt hogere dagvergoeding i.v.m. inflatie. Hof: geen correctie in verband met geldontwaarding en toekenning van de gebruikelijke dagvergoedingen.


Uitspraak

OV-nummer : 232-08 parketnummer : 20-002948-07 uitspraakdatum : 3 juni 2008 GERECHTSHOF 'S-HERTOGENBOSCH raadkamer BESCHIKKING OP VERZOEK SCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 89 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING. Beschikking op het op 8 februari 2008 ter griffie van dit hof ingediende verzoekschrift van: [verzoekster], geboren te [geboorteplaats] op [1957], te dezer zake woonplaats kiezende ten kantore van haar advocaat mr. R.E. Drenth, [adres], [woonplaats]. Het verzoek strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat voor de schade, welke verzoekster stelt te hebben geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Onderzoek van de zaak Het verzoek is door de raadkamer van dit hof op 20 mei 2008 in het openbaar behandeld. Het hof heeft kennis genomen van de conclusie van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verzoekster naar voren is gebracht. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek, namelijk tot toewijzing van de standaardbedragen voor de ondergane voorlopige hechtenis in de periode van 7 april 2007 tot en met 21 juni 2007. Beoordeling Het verzoek is tijdig ingediend. Uit de gedingstukken, waaronder begrepen de stukken van de strafzaak, volgt dat de verzoeker preventief gedetineerd is geweest van 7 april 2007 tot en met 21 juni 2007 en van 9 juli 2007 tot en met 7 september 2007. Met ingang van 22 juni 2007 is de voorlopige hechtenis geschorst, welke schorsing is opgeheven met ingang van 9 juli 2007 vanwege overtreding door verzoekster van de schorsingsvoorwaarden. Voorts blijkt dat de desbetreffende strafzaak, welke het laatst voor dit hof werd vervolgd, is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Toekenning van schadevergoeding heeft plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Het verzoek strekt tot vergoeding van: 1. EUR 96,81 per dag dat verzoekster ten onrechte in verzekering, en 2. EUR 71,33 per dag dat verzoekster ten onrechte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verzoekster heeft een hogere dagvergoeding verzocht dan gebruikelijk en heeft daartoe aangevoerd dat de forfaitaire bedragen zoals die zijn vastgesteld ter compensatie van onterecht ondergane voorlopige hechtenis al geruime tijd zijn gefixeerd en daardoor los staan van het economische principe van inflatie. De ontvanger van de schadevergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering zou als gevolg hiervan niet op gelijke wijze gecompenseerd worden voor de geleden schade als een aantal jaren geleden. Een indexering van het forfaitaire bedrag per jaar dat gelijk is aan het inflatiecijfer van dat jaar is volgens verzoekster vereist om de waarde van de schadevergoeding op gelijk niveau te houden. Verzoekster acht het derhalve billijk dat de mogelijk aan haar toe te kennen vergoedingen, worden geïndexeerd met het meest recente inflatiecijfer, zijnde 1,9% voor het jaar 2007. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Blijkens het bepaalde van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering komt zowel materiële als immateriële schade voor vergoeding in aanmerking. In de praktijk wordt doorgaans voor vergoeding van immateriële schade een forfaitair bedrag gehanteerd, zijnde EUR 95,- per dag voor verblijf in een politiecel, dan wel onder beperkingen in een Huis van Bewaring, en EUR 70,- per dag in overige gevallen. Het hof is van oordeel dat de billijkheid kan meebrengen dat de in het verleden vastgestelde gebruikelijke dagvergoedingen op enig moment worden verhoogd in verband met de geldontwaarding, maar dat thans zulk een verhoging nog niet aan de orde is. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de forfaitaire bedragen laatstelijk zijn vastgesteld in 2002 (bij de overgang van de gulden naar de euro) en dat het thans gaat om in 2007 ondergane voorlopige hechtenis. Het nominale bedrag dat in 2002 billijk werd geacht, is in 2007 niet zodanig in waarde gedaald dat het dan niet meer billijk is. Het hof zal daarom geen correctie in verband met geldontwaarding toepassen en de gebruikelijke dagvergoedingen toekennen. Het hof is voorts van oordeel dat een vergoeding van immateriële schade voor de periode ná de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis niet billijk is, aangezien verzoekster de hervatting van de voorlopige hechtenis per 9 juli 2007 volledig aan zichzelf te wijten heeft gehad door de schorsingsvoorwaarden te overtreden. Gelet hierop komt voor vergoeding in aanmerking: 3 dagen in een politiecel (van 7 tot 9 april 2007) ad EUR 95,- = EUR 285,- 73 dagen in een Huis van Bewaring (van 10 april 2007 tot en met 21 juni 2007) ad EUR 70,- = EUR 5.110,- Totaal EUR 5.395,- Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen. B E S L I S S I N G : Het hof: Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van EUR 5.395,-(zegge: vijfduizend driehonderd vijfennegentig euro). Wijst het meer of anders verzochte af. Aldus beslist door mrs. J.C.A.M. Claassens, als voorzitter, J. Huurman-van Asten en A.H. Klip, als raadsheren, in tegenwoordigheid van H. van Zandbeek, als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juni 2008. Mr. A.H. Klip is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.