Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD8994

Datum uitspraak2008-04-29
Datum gepubliceerd2008-08-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersAR 1905/04-H-275/07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geschil koopovereenkomst zandweggetje.


Uitspraak

UITSPRAAK: 29 april 2008 ZAAKNR.: AR 1905/04-H-275/07 HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Vonnis in de zaak van: [Appellante] wonend op Curaçao, voorheen gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, thans appellante, gemachtigde: mr. W.E. Fortin, tegen de naamloze vennootschap SEROE BOTTELIER REAL ESTATE N.V., gevestigd op Curaçao, voorheen eiseres in conventie, verweerster in reconventie, thans geïntimeerde, gemachtigde: mr. E.A. Knoppel. Partijen worden hierna ook wel [Appellante] en Seroe Bottelier genoemd. 1. Het verloop van de procedure 1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (verder: GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 23 april 2007. De inhoud van dat vonnis geldt als hier ingevoegd. 1.2 [Appellante] is in hoger beroep gekomen van gemeld vonnis door indiening op 16 mei 2007 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij afzonderlijke memorie van grieven, ingekomen op 4 juni 2007, heeft zij vijf grieven aangevoerd en toegelicht. Haar vordering strekt ertoe het vonnis waarvan beroep te vernietigen, de conventionele vordering af te wijzen en de reconventionele vordering toe te wijzen, met veroordeling van Seroe Bottelier in de kosten van beide instanties. 1.3 Seroe Bottelier heeft een memorie van antwoord genomen, waarbij zij de grieven heeft bestreden en heeft geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [Appellante] in de kosten van het hoger beroep. 1.4 Op de daartoe bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd. Van de zijde van [Appellante] waren tevoren producties aan het Hof en de wederpartij gezonden. Vervolgens is vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden. 2. Ontvankelijkheid [Appellante] is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen van het vonnis van 23 april 2007, zodat zij daarin kan worden ontvangen. 3. Grieven Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven. 4. Beoordeling 4.1 De grieven beogen het bestreden vonnis in volle omvang aan het oordeel van het Hof te onderwerpen en lenen zich voor gezamenlijke bespreking. 4.2 Tussen partijen staat het volgende vast. Op 3 juni 1994 zijn Seroe Bottelier (als verkoper) en Berkemijer (als koper) overeengekomen als volgt. “(…) De “verkoper”, verkoopt aan de (…) “koper”, die van verkoper koopt: een perceel grond, gelegen in het Tweede District van Curacao te Bottelier, deel uitmakende van meetbrief nummer [nummer] van 1992, zoals omschreven in nog op te maken metingstuk, aan partijen genoegzaam bekend, zulks voor de koopsom van Tachtig Gulden (NAf 80,-) per vierkante meter. (…) Artikel 8: De baten en lasten van het verkochte zijn voor rekening van de koper m.i.v. de datum van de akte van levering. Artikel 9: 1. de volledige betaling van de koopprijs en de verrekening van de baten en lasten zullen geschieden gelijk met het verlijden van de akte tot levering op uiterlijk (…) Artikel 10: 1. De verkoper is verplicht onmiddellijk na de betaling van de koopsom het verkochte in de feitelijke macht en het bezit van de koper over te dragen, zulks in de staat van heden. 2. Het vorenstaande laat onverlet de bevoegdheid van de koper na de betaling zichzelf in de feitelijke macht en het bezit te stellen. (…)” Het in voormelde koopovereenkomst bedoelde perceel betreft een zandweggetje (de oor-spronkelijke toegangsweg van kavel [nummer] gelegen tussen 2 percelen van [Appellante]. Op 15 oktober 2004 heeft Seroe Bottelier kavel [nummer] aan een derde verkocht. In de akte van levering staat als omschrijving van het verkochte registergoed: “(…) Een perceel grond gelegen in het Tweede District van Curaçao, deeluitmakende van de gronden van “Bottelier”, plaatselijk bekend als kavel [nummer], nader omschreven in meetbrief nummer [nummer] van 29 april 1992, ter grootte van (…) 1.240 m2 (…), verminderd met een nog uit te meten strook grond, de oor-spronkelijke toegangsweg van kavel [nummer], zoals in rood aangegeven op de aan deze akte gehechte situatieschets, welke strook grond, niet in de koopsom is begrepen (…). De koper verplicht zich bij deze, na uitmeting van voormelde strook grond, deze aan de verkoper terug te leveren grond, waarbij de kosten van de terug levering en de meetbrief voor rekening komen van de verkoper.(…)” Eerst hangende de procedure in eerste aanleg is een meetbrief ter zake van het zandweggetje opgemaakt en heeft levering (op 28 februari 2006) en betaling plaatsgevonden. Reeds voordien, voorafgaand aan de procedure, heeft [Appellante] het zandweggetje in gebruik genomen door erop te bouwen. Na de levering en betaling heeft Seroe Bottelier haar vordering bij repliek verminderd tot de gevorderde proceskostenveroordeling en buitengerechtelijke incassokosten. 4.3 Het GEA heeft in conventie [Appellante] in de proceskosten veroordeeld. De gevorderde beslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toegewezen. Nu Seroe Bottelier daar niet tegen geappelleerd heeft, vormen die kosten in appel geen onderwerp van het geding meer. Voor wat betreft de conventionele vordering is in appel dus slechts de proceskostenveroordeling aan de orde. 4.4 [Appellante] heeft aangevoerd dat het GEA ten onrechte geen rekening gehouden heeft met het feit dat Seroe Bottelier haar rauwelijks heeft gedagvaard en dat er ten tijde van de dagvaarding geen sprake was van een opeisbare schuld. Zij onderbouwt dat met de stelling dat de tussen partijen bestaande afspraak inhield dat zij het stuk grond pas zou hoeven te betalen na levering, en dat het Seroe Bottelier was die verantwoordelijk was voor het doen opmaken van een meetbrief, waarna de levering pas kon plaatsvinden. Voorts stelt zij dat was overeengekomen dat zij alvast over het stuk grond mocht beschikken. Dat zou volgens [Appellante] blijken uit de onder 4.2 aangehaalde overeenkomst van 3 juni 1994. 4.5 Voor levering van het stuk grond en voor de bepaling van de prijs van die grond was het nodig dat een meetbrief werd opgemaakt. Uit de onder 4.2 aangehaalde akte van levering van 15 oktober 2004, in samenhang bezien met de uiteindelijke akte van levering van de strook grond d.d. 28 februari 2006 (waarbij de eigenaar van kavel 14 de strook grond heeft geleverd aan [Appellante]), valt af te leiden dat het inderdaad op de weg van Seroe Bottelier lag om een meetbrief te laten opmaken. 4.6 Nu zij dat eerst hangende de procedure heeft gedaan, en haar vordering kennelijk zag op nakoming van de in de overeenkomst van 3 juni 1994, kon [Appellante] zich op goede gronden op het standpunt stellen dat zij pas zou betalen nadat een meetbrief zou zijn opgemaakt. Uit de hangende de procedure opgemaakte meetbrief is ook gebleken dat het perceel, gezien de overeengekomen prijs, geen NAF. 15.000,- (als gevorderd) waard was, doch slechts NAF. 13.840,-. Dat [Appellante] onwillig was te betalen ook nadat een meetbrief zou zijn opgemaakt, is niet gesteld of gebleken. Integendeel, het opmaken van de meetbrief heeft tot levering en betaling geleid. Terecht heeft [Appellante] dus aangevoerd dat de schuld waarvan Seroe Bottelier in haar inleidend verzoekschrift betaling vorderde, nog niet opeisbaar was. Het Hof acht daarbij niet van belang dat [Appellante] de strook grond in gebruik heeft genomen voordat zij daar recht op had (anders dan [Appellante] meent blijkt uit die overeenkomst niet dat zij reeds over de grond mocht beschikken). De onderhavige vordering was immers niet gericht op ontbinding van die overeenkomst en/of stopzetting van het onrechtmatige gebruik. 4.7 Gelet op het voorgaande slaagt de tegen de proceskostenveroordeling in conventie gerichte grief. Het bestreden vonnis in conventie zal dan ook vernietigd worden. 4.8 De grieven die gericht zijn tegen de afwijzing van de reconventionele vordering falen. Op goede gronden heeft het GEA overwogen dat [Appellante] de gestelde schade onvoldoende heeft onderbouwd. Ook in hoger beroep is zulks niet gebeurd. Reeds om die reden dient de reconventionele vordering te worden afgewezen. Bij gebreke van een voldoende onderbouwing van de vordering, komt het Hof niet toe aan het bewijsaanbod van [Appellante]. 4.9 In de omstandigheid dat beide partijen, de conventie en reconventie samengenomen, deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet het Hof aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, ieder de eigen kosten dient te dragen. BESLISSING: Het Hof: vernietigt het vonnis waarvan beroep in conventie, en in zoverre opnieuw rechtdoende: compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt; wijst af het meer of anders gevorderde; bevestigt het vonnis waarvan beroep in reconventie; compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.E.M. Polkamp en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 29 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.