Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9108

Datum uitspraak2008-07-01
Datum gepubliceerd2008-08-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK07/0518
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 Sv. Het hof acht, gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagden te bevelen, ter zake van zware mishandeling en vrijheidsberoving. Gelet op de complexiteit van de zaak acht het hof het gewenst dat de officier van justitie tevens de vordering zal doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering. In het kader van bedoeld gerechtelijk vooronderzoek dient naar het oordeel van het hof een onderzoek ten gronde plaats te vinden.


Uitspraak

K07/0518 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2008 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: (klaagster), wonende te Roosendaal, hierna te noemen: klaagster, over de beslissing van de officier van justitie te Breda tot het niet vervolgen van: (beklaagde 1), wonende te Sint Willebrord en/of één of meer tot op heden onbekend gebleven personen, hierna te noemen: beklaagden, wegens zware mishandeling en vrijheidsberoving. De feitelijke gang van zaken. Op 6 juli 2006 heeft klaagster aangifte gedaan van zware mishandeling en vrijheidsberoving, beweerdelijk jegens haar gepleegd door beklaagden. Op 29 november 2007 is namens de officier van justitie van het arrondissementparket te Breda aan klaagster bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd, omdat er onvoldoende wettig bewijs is tegen de bekend geworden verdachte om een vruchtbare vervolging in te kunnen stellen. Hierop heeft klaagster bij schrijven van 21 november 2007 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 7 december 2007, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 4 januari 2008 het hof geraden het beklag af te wijzen. Op 1 april 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klaagster. Bij tussenbeschikking van 29 april heeft het hof besloten (beklaagde 1) op te roepen. Op 3 juni 2008 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. (beklaagde 1), ofschoon behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen. De advocaat-generaal heeft het hof geraden (beklaagde 1) nogmaals op te roepen. De beoordeling. Nabij een zijstraat bij het industrieterrein in Roosendaal parkeerde klaagster haar rode auto om een sigaret in de buitenlucht te roken. Klaagster stelt dat op het moment dat zij instapte, plotseling een witte auto met piepende banden naast haar stopte. In de driedeursauto zaten drie mannen. Door klaagster is een signalement gegeven van zowel de bijrijder als de bestuurder. Klaagster stelt dat de bijrijder en passagier haar sloegen en aan de haren trokken. De bijrijder bleef vragen: “Waar is de Hashish?” Via de bijrijdersstoel werd klaagster in de achterbank van de auto gezet, waarbij hard tegen haar knie is getrapt. Vervolgens reden ze met piepende banden weg. De mannelijke passagier reed in de auto van klaagster achter de witte auto aan. Klaagster geeft aan dat richting de A58 de mannen begrepen dat zij de verkeerde vrouw was. Klaagster stelt dat de bestuurder tegen haar zei: “je moet niet bang zijn, je krijgt je auto terug”. Vervolgens is klaagster met haar auto ergens achtergelaten. Gedurende de vrijheidsberoving vreesde klaagster voor haar leven. Klaagster heeft als letsel een gebroken linkerknie en diverse kneuzingen opgelopen. Getuige (getuige 1) stelt dat klaagster door twee mannen met geweld uit haar auto werd getrokken en wederom met geweld in de witte personenauto werd geduwd. Getuige (getuige 2) heeft ter plaatste het alarmnummer gebeld en het kenteken van de witte Opel doorgegeven. De witte auto, met het kenteken dat is doorgegeven door (getuige 2), staat op naam van (beklaagde 1). (beklaagde 1) stelt dat de auto zijn eigendom was tot maart 2007. Hij heeft de auto een enkele keer uitgeleend aan zijn broer. (beklaagde 1) ontkent ten stelligste betrokken te zijn bij het voorval. Volgens (beklaagde 1) is het mogelijk dat een auto met een vals kenteken rondrijdt, aangezien hij ook verkeersboetes ontvangt ter zake van overtredingen op plaatsen waar hij niet is geweest. Het hof acht, gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van beklaagden te bevelen, ter zake van zware mishandeling en vrijheidsberoving. Gelet op de complexiteit van de zaak acht het hof het gewenst dat de officier van justitie tevens de vordering zal doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering. In het kader van bedoeld gerechtelijk vooronderzoek dient naar het oordeel van het hof een onderzoek ten gronde plaats te vinden. De beslissing. Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van de beklaagde(n) ter zake van de feiten waarop het beklag betrekking heeft. Het hof geeft tevens de officier van justitie de last de vordering te doen ex artikel 181 van het Wetboek van Strafvordering, een en ander zoals hiervoor overwogen. Aldus gegeven door mr. P.A.M. Hendriks, als voorzitter, mr. F.J.M. Walstock en mr. G.D. Noordijk, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier. op 1 juli 2008. Mr. Noordijk is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.