Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9314

Datum uitspraak2008-07-25
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers07/1364 ZORG BI1 A
Statusgepubliceerd


Indicatie

In geschil is de vraag of de Belastingdienst / Toeslagen (verweerder) terecht de zorgtoeslag van eiser voor 2006 heeft stopgezet, omdat volgens de gegevens van de IND de partner van eiser onrechtmatig verbleef in Nederland. Verstrekkingen aan belanghebbende via het COA in relatie gebracht met nader onderzoek door verweerder naar verblijfstatus partner.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 07 / 1364 ZORG BI1 A uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen: [Eiser], wonende te [Woonplaats], eiser, en Belastingdienst / Toeslagen, locatie Utrecht, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder d.d. 15 oktober 2007. 2. Procesverloop Bij besluit van 30 januari 2007 heeft verweerder de zorgtoeslag die eiser ontving voor 2006 stopgezet. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 9 februari 2007 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij besluit van 15 oktober 2007 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 november 2007 beroep ingesteld. Verweerder heeft op 24 januari 2008 een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 19 juni 2008, waar eiser niet is verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door N. Marienus, werkzaam bij de Belastingdienst / Toeslagen. 3. Overwegingen In geschil is de vraag of verweerder terecht de zorgtoeslag van eiser voor 2006 heeft stopgezet, omdat volgens de gegevens van de IND de partner van eiser onrechtmatig verbleef in Nederland. Eiser stelt dat hij recht heeft op zorgtoeslag voor 2006, omdat zijn echtgenote, [echtgenote], in 2006 rechtmatig verblijf had in Nederland. Zij genoot in 2006 als asielzoeker opvang via het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) te Almelo. Zij ontving weekgeld via het COA en was via hen verzekerd voor zorg. In de periode van afwachting van haar verblijfsvergunning had zij geen recht op zorgtoeslag, maar omdat zij wel rechtmatig verbleef in Nederland stelt eiser wel recht te hebben op zorgtoeslag. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regeling (Awir) heeft de belanghebbende geen aanspraak op een tegemoetkoming ingeval de partner van belanghebbende een vreemdeling is die niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover hier van belang, kan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, geen aanspraak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van een beschikking van een bestuursorgaan. Blijkens de stukken heeft de partner van eiseres pas sinds 15 juni 2007 een tijdelijke verblijfsvergunning in de zin van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000. Vanaf 19 juli 2005 tot 15 juni 2007 was volgens de gegevens van de IND aan de partner van eiser code 98 toegekend: geen rechtmatig verblijf in Nederland. Eiser heeft in bezwaar reeds gesteld dat zijn partner weekgeld ontvangt via het COA en via het COA is verzekerd voor zorg. Zij zou hier verblijven als asielzoeker. In beroep heeft eiser deze stelling onderbouwd met een brief van het COA van 4 december 2007 waaruit blijkt dat de partner van eiser vanaf 19 oktober 2000 opvang genoot via het COA tot 22 oktober 2007. Op die datum is zij uitgeschreven vanwege het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Op grond van de Vreemdelingenwet 2000 kan een vreemdeling alleen aanspraak maken op verstrekkingen van het COA indien er sprake is van een rechtmatig verblijf in Nederland. De stelling van eiser dat zijn partner verstrekkingen genoot via het COA in de vorm van weekgeld en verzekering voor zorg, is naar het oordeel van de rechtbank een mogelijke indicatie dat zijn partner rechtmatig verblijf had in Nederland. Deze stelling is in beroep nader onderbouwd met de brief van het COA. Onder deze omstandigheden had verweerder zijn besluit niet zonder meer kunnen baseren op de uitdraaien van de IND. De rechtbank is van oordeel dat van verweerder had mogen worden verwacht dat hij naar aanleiding van de stelling van eiser in bezwaar nader onderzoek had verricht naar de verblijfsstatus van de partner van eiser. Door dit na te laten heeft verweerder het bestreden besluit niet met de nodige zorgvuldigheid voorbereid en ontbeert dit besluit een deugdelijke motivering. De rechtbank acht het beroep van eiser gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op de gegrondverklaring van het beroep, acht de rechtbank termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb te bepalen dat de Belastingdienst / Toeslagen aan eiseres het griffierecht ad EUR 39,-- vergoedt. Nu van dergelijke kosten aan de zijde van eiser niet is gebleken, bestaat voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb geen aanleiding. Beslist wordt derhalve als volgt. 4. Beslissing De Rechtbank Almelo, Recht doende: - verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; - verstaat dat verweerder een nieuwe beslissing op eisers bezwaarschrift van 9 februari 2007 zal nemen met inachtneming van deze uitspraak; - bepaalt dat de Belastingdienst / Toeslagen aan eiser het griffierecht ad EUR 39,-- vergoedt. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag. Aldus gegeven door mr. E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Lambers als griffier en in het openbaar uitgesproken op Afschrift verzonden op CK