Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9683

Datum uitspraak2008-08-08
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/650036-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gewelddadige overval in Well gepleegd op 18 maart 1995; daders veroordeeld tot 6 jaren en 5 jaren en 6 maanden gevangenisstraf. Roermond, 8 augustus 2008 - De rechtbank Roermond heeft twee mannen van 58 jaar en 36 jaar uit Eindhoven veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van 6 jaren en 5 jaren en 6 maanden voor het plegen van de gewelddadige overval in Well op 18 maart 1995. De onderhavige overval ging gepaard met veel geweld, bedreigingen en intimidatie. De verdachten zijn samen met twee medeplegers met bivakmutsen en wapens het huis van één van de slachtoffers binnen gedrongen. De slachtoffers werden met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd en werden vastgebonden met tape. Tegen één van de slachtoffers is dermate grof fysiek geweld gebruikt, namelijk het meermalen slaan met een honkbalknuppel onder andere tegen zijn hoofd, dat hij tijdelijk buiten bewustzijn is geraakt. De verdachten hebben vier slachtoffers in een situatie heeft gebracht die uitermate beangstigend moet zijn geweest, de slachtoffers hebben in onzekerheid verkeerd of zij het er wel levend vanaf zouden brengen. De betrokkenheid van de verdachten bij de onderhavige overval is gebleken doordat tijdens het aftappen van de telefoon van één van de verdachte er een open lijn verbinding is ontstaan tussen het telefoontoestel van één van de verdachte en de tapkamer van de politie, omdat de verbinding niet werd verbroken. Tijdens dit open lijn gesprek heeft er op enig moment een gesprek plaatsgevonden tussen de verdachten en een familielid. Dit gesprek ging over het plegen van de gewelddadige overval in Well op 18 maart 1995. Gelet op de besproken details tijdens dit gesprek hebben de verdachten naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar daderkennis uit eigen - en daarmee uit eerste - hand gehad.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/650036-08 Uitspraak d.d. : 8 augustus 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in [detentieadres] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2008. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: hij op of omstreeks 18 maart 1995 te Well, in elk geval in de gemeente Bergen (L), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen FL. 700.-, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of DM 350, - in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, - bij een arm vastpakken en/of tegen de grond drukken van die [slachtoffer 3] en/of - met een (honkbal)knuppel slaan van die [slachtoffer 3] en/of - (met tape) vastbinden van de handen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of - (met tape) vastbinden van de benen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of - omlaag drukken van het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op een tafel en/of - afplakken of dichtplakken van de mond van die [slachtoffer 2] en/of - naar de keuken duwen en/of trekken en/of (vervolgens) tegen de grond drukken van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of - naar de keuken slepen of trekken van die [slachtoffer 3] en/of - (aan de kant) schoppen en/of met een voet duwen van die [slachtoffer 4] en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, - dreigend richten en/of tonen van een revolver, in elk van een vuurwapen of van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval uit het dreigend in de hand(en) houden van een revolver, in elk van een vuurwapen of van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of - (daarbij) dreigend roepen:"Dit is een overval" en/of "Liggen" en/of "Sleutels" en/of "Sleutel(s) van de kluis" en/of "Kluis" terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge had. (artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 25 juli 2008 gevorderd dat het ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard, met uitzondering van de zinsnede: “terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge had”, aangezien dat gedeelte van de tenlastelegging naar de mening van de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdachte heeft ter terechtzitting - verkort en zakelijk weergegeven - verklaard dat hij de vermeende daderwetenschap zoals deze zou blijken uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 heeft verkregen van een niet nader genoemde derde. Deze persoon zou volgens verdachte betrokken zijn geweest bij de gewelddadige overval in Well gepleegd op 18 maart 1995 en deze zou hem op enig moment over de overval verteld hebben. Vervolgens hebben verdachte en zijn zoon zich tijdens het open lijn gesprek voorgedaan als feitelijke deelnemers aan de bewuste overval. Dit om op te scheppen tegenover het ten tijde van het open lijn gesprek aanwezige familielid. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet blijkt dat de door zijn cliënt ter terechtzitting afgelegde verklaring onaannemelijk is. De daderinformatie met betrekking tot de bewuste overval is immers – gelet op de vele opmerkelijke details en het feit dat er voornamelijk gesproken wordt over de onbekwaamheid van twee overvallers – eenvoudig te onthouden en dientengevolge overdraagbaar, aldus de raadsman. De raadsman is op grond van het vorenoverwogene van mening dat op basis van de bewijsmiddelen niet onaannemelijk is dat cliënt geen feitelijke deelnemer is geweest aan de bewuste overval en er met betrekking tot open lijn gesprek sprake is van een verklaring van horen zeggen. De raadsman is derhalve van mening dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat gelet op het feit dat het bewijs slechts wordt gevormd door één bewijsmiddel, namelijk het open lijn gesprek, de bewijskracht van dit bewijsmiddel niets te wensen mag overlaten. De raadsman is van mening dat de details die in het open lijn gesprek worden besproken net zoveel verschillen als overeenkomsten met de bewuste overval bevatten. De raadsman wijst hierbij onder meer op het feit dat de aangevers hebben verklaard dat de overvallers ten tijde van de overval Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) spraken, terwijl de verdachten allen in een Brabants dialect spreken. Gelet op het feit dat de betrokkenheid van zijn cliënt niet onomstotelijk vast is komen te staan, dient zijn cliënt derhalve van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, aldus de raadsman. De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van de zinsnede: “terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge had”, aangezien het geconstateerde letsel bij [slachtoffer 1] niet van dien aard is dat dit gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank Met betrekking tot de zinsnede: “terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge had”, overweegt de rechtbank dat blijkens de in het dossier aanwezige medische informatie [slachtoffer 1] haar enkel heeft gebroken. De rapporterende arts heeft opgemerkt dat de enkelbreuk binnen acht weken uitzicht laat op volkomen genezing. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het toegebrachte letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel, het letsel niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan [slachtoffer 1]. 7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de navolgende bewijsmiddelen. De rechtbank merkt voorts op dat waar hieronder bij de vindplaatsvermeldingen wordt verwezen naar paginanummers, deze verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de ‘print van scan 19-06-2008 van origineel’, van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, Afdeling Regionale Recherche, opgemaakt proces-verbaal, genummerd 08-000430, gedateerd 12 juni 2008, en de daarbij behorende bijlagen. 7.3.1 (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overval in Well gepleegd op 18 maart 1995 De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verklaringen van aangevers/slachtoffers [slachtoffer 1] (hierna te noemen [slachtoffer 1]), [slachtoffer 2] (hierna te noemen [slachtoffer 2 ]), [slachtoffer 4] (hierna te noemen [slachtoffer 4]) en [slachtoffer 3] (hierna te noemen [slachtoffer 3]), zoals die uit het dossier naar voren komen, zich op 18 maart 1995 in Well het navolgende heeft afgespeeld. [slachtoffer 1] verklaart dat zij op 18 maart 1995 samen met haar zussen [slachtoffer 2 ] en [slachtoffer 4] en haar zwager [slachtoffer 3] in de achterkamer van haar woning, gelegen aan de [adres] te Well, zat te kaarten. Haar woning was geheel vrijstaand en voorzien van rolluiken. Deze rolluiken waren gesloten, met uitzondering van een raam aan de voorzijde en de garagedeur. Op een gegeven moment zijn er vier personen in donkere kleding naar binnen gelopen. Deze personen droegen bivakmutsen. Het viel [slachtoffer 1] op dat de overvallers allemaal vrij klein van stuk waren. [slachtoffer 1] verklaart dat één van deze personen een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op hen had gericht. Volgens [slachtoffer 1] zei deze persoon hierbij: “dit is een overval”, maar dat weet ze niet meer zeker. De persoon met de revolver bleef vervolgens bij de tafel staan. [slachtoffer 1] verklaart dat een tweede overvaller een honkbalknuppel bij zich droeg. [slachtoffer 3] verklaart dat hij hoorde dat één van de overvallers “Overval” riep. Omdat [slachtoffer 3] dacht dat dit een grapje was, heeft hij in het Duits aan de overvaller gevraagd: “Is dies ein Witz?”. Vervolgens riep één van de overvallers “Liggen”. Daarna werd hij bij zijn rechterbovenarm gepakt en tegen de grond gedrukt. Hij zag dat deze overvaller een honkbalknuppel bij zich droeg. Vervolgens hoorde hij dat de overvaller tegen hem zei: “Handen op de rug”. Direct hierna voelde hij een paar klappen tegen zijn rechterbovenarm. Op het moment dat hij heeft geprobeerd deze klappen af te weren, kreeg hij een klap op zijn rechterslaap. [slachtoffer 3] verklaart dat hij drie tot vijf keer werd geslagen met de honkbalknuppel en dat daarna zijn armen en benen bij elkaar zijn getaped. Op het moment dat zijn hoofd werd geraakt, was hij even buiten bewustzijn. Hij heeft wel gemerkt dat hij op een gegeven moment vanuit de kamer naar de keuken werd gesleept. [slachtoffer 1] verklaart dat één van de overvallers vervolgens naar het raam aan de voorzijde is gelopen. Deze overvaller heeft geprobeerd de gordijnen van dit raam te sluiten, hetgeen echter mislukte omdat dit siergordijnen waren. De overvaller heeft de siergordijnen toen kapot getrokken. Vervolgens liep deze overvaller naar de tafel waarachter zij en haar zus [slachtoffer 2 ] zaten. De handen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2 ] werden vervolgens door deze overvaller vastgebonden met tape. Hierna werden zij met hun hoofd tegen de tafel gedrukt, waarna de overvaller [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2 ] met tape heeft vastgebonden. Later werd de mond van [slachtoffer 2 ] ook afgeplakt met tape. [slachtoffer 4] verklaart dat op het moment dat tegen [slachtoffer 3] door één van de overvallers “Liggen” werd geroepen, zij heel erg bang werd. Zij is toen uit angst op de grond gaan liggen en heeft zich verder niet verroerd. [slachtoffer 1] verklaart dat de drie overvallers vervolgens het huis zijn gaan doorzoeken. [slachtoffer 1] had de indruk dat de overvaller met de revolver althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gedurende de tijd dat [slachtoffer 2 ] en [slachtoffer 1] met hun hoofden op de tafel lagen, voortdurend in de kamer is gebleven. [slachtoffer 1] verklaart dat zij hoorde dat de overvallers het hele huis doorzochten, met name de kelder. [slachtoffer 1] wist dat in dit kantoor drie kasten staan, namelijk een brandwerende kast, een ordnerkast en brandvrije kast. [slachtoffer 2 ] verklaart dat er op een gegeven moment een overvaller naar haar toekwam en iets vroeg dat ze in eerste instantie niet verstond. [slachtoffer 2 ] verklaart dat de overvaller vervolgens tegen haar zei: “Sleutel van de kluis”. [slachtoffer 2 ] heeft toen aan de overvaller in het Duits te kennen gegeven dat zij hem niet begreep. [slachtoffer 4] verklaart dat zij hoorde dat een overvaller “sleutels” en “kluis” riep tegen [slachtoffer 2 ]. [slachtoffer 1] verklaart dat zij hoorde dat één van de overvallers “sleutels sleutels” tegen [slachtoffer 2 ] riep. Zij heeft toen de overvaller te kennen gegeven dat in de keuken alle sleutels hingen. [slachtoffer 1] verklaart dat zij en [slachtoffer 2 ] op een gegeven moment naar de keuken zijn gebracht en daar tegen de grond zijn gedrukt. De overvallers hebben vervolgens haar benen en de benen van [slachtoffer 2 ] vastgebonden. [slachtoffer 4] verklaart dat zij gedurende de hele tijd op haar buik op de grond in de kamer, achter tegen de keukenmuur lag. Zij zag dat eerst [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2 ] door één van de overvallers naar de keuken werden meegenomen. Vervolgens zag zij dat [slachtoffer 3] door één van de overvallers naar de keuken werd getrokken. Op een gegeven moment hoorde [slachtoffer 4] dat één van de overvallers in de deur van de keukenopening zei: “Er is er nog één”. Hierna voelde ze dat één van de overvallers haar bij haar linkerarm heeft vastgepakt en dat ze werd meegetrokken naar de keuken. [slachtoffer 4] verklaart dat ze in de keuken werden bewaakt door één van de overvallers. Deze overvaller liep rond vanuit de keuken naar de gang en vanuit de gang naar de kamer en dan weer de keuken in. [slachtoffer 4] verklaart dat deze overvaller bijna niet langs de vastgebonden personen in de keuken kon, waardoor hij diverse keren tegen ze aan is gelopen. Dit zou drie tot vier keer zijn gebeurd. Op het moment dat de overvaller tegen hen aan liep, dan schopte hij deze personen aan de kant. [slachtoffer 4] verklaart dat zij het dichtst bij de gangdeur lag, waardoor zij diverse malen aan de kant is geschopt dan wel geduwd. Dit deed de overvaller met zijn voet. [slachtoffer 1] verklaart dat zij onder de tafel in de keuken de tape van haar handen had losgewrikt. Toen het stiller werd in de keuken en zij geen overvaller heeft gezien, heeft zij ook de tape rondom haar benen losgemaakt. [slachtoffer 1] verklaart dat zij toen is opgestaan en naar de achterdeur is gelopen. Daar heeft zij het rolluik omhoog getrokken en de sleutel van de achterdeur opengemaakt. [slachtoffer 1] is vervolgens naar de buren gerend en heeft gevraagd de politie te bellen. [slachtoffer 1] verklaart dat er door de overvallers uit een portemonnee FL 500, - aan bankbiljetten is ontvreemd. Deze portemonnee lag in de in de slaapkamer gelegen linnenkast. Daarnaast is er FL 200, - aan bankbiljetten ontvreemd uit een zwarte portemonnee die vermoedelijk in een lade zat eveneens in de slaapkamer. Deze spullen waren eigendom van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 2 ] verklaart dat de overvallers DM 350, - van haar hebben ontvreemd, die haar eigendom waren. Op 18 maart 1995 heeft verbalisant O.J. Monsewije een technisch onderzoek ingesteld naar aanleiding van bovengenoemde overval op de [adres] te Well. Blijkens het proces-verbaal van technisch onderzoek werd ter plaatse een loopdeur aangetroffen die dicht was doch niet afgesloten. Op het aanrechtblok werd een rol met grijze tape, met een breedte van ongeveer 5 centimeter aangetroffen. Een deel van deze tape was afgerold, daarop zaten diverse haar en vezelsporen. Ook op de vloer van de eettafel lagen diverse stukken tape met haar en vezelsporen. De verbalisant relateert dat de slaapkamer op ruwe wijze was doorzocht. In het kantoorgedeelte hebben de overvallers getracht om met behulp van een schroevendraaier, welke van de bewoner was een brandvertragende kast open te breken door de schroevendraaier in de sluitnaad te steken. Daarnaast hebben de overvallers met behulp van de gevonden sleutel geprobeerd een Lips kluis te openen, hetgeen niet is gelukt. Voorts was een tussendeur opengebroken. Open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2006 heeft er in 2002 een onderzoek van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost plaatsgevonden met als codenaam “Adder”. Dit onderzoek vond plaats ter zake van de handel in vuurwapens, waarvan onder meer verdachte en zijn zoon, medeverdachte [naam medeverdachte] werden verdacht. Tijdens dat onderzoek werd de vaste telefoonlijn van verdachte afgetapt. Tijdens het aftappen van de telefoon van verdachte ontstond er op 13 september 2002 een 17 uren durende open lijn verbinding tussen het telefoontoestel van verdachte en de tapkamer van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, omdat de verbinding niet werd verbroken. Tijdens dit open lijn gesprek heeft er op enig moment een gesprek plaatsgevonden tussen drie personen. Dit gesprek ging over overvallen. Blijkens het proces-verbaal van het beluisteren van deze open lijn verbinding d.d. 5 september 2006 zijn de navolgende personen betrokken geweest bij dit gesprek: 1. Verdachte, alias [naam], wordt in het uitgewerkte proces-verbaal van het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 aangeduid met “DT”. In het proces-verbaal van stemherkenning d.d. 22 april 2008 wordt door de verbalisanten gerelateerd dat verdachte op 16 en 17 april 2008 is verhoord ter zake van vermoedelijke betrokkenheid bij de overval op de [adres] te Well gepleegd op 18 maart 1995. De verbalisanten relateren dat tijdens de verhoren van verdachte is gebleken dat de stem van verdachte overeenkwam met de persoon die tijdens het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 wordt aangeduid als “DT”. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij aan het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 heeft deelgenomen. 2. Medeverdachte [naam medeverdachte] wordt in het uitwerkte proces-verbaal van het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 aangeduid met “H”. In het proces-verbaal van stemherkenning d.d. 22 april 2008 wordt door verbalisant J.J.W.A. van Soest gerelateerd dat [naam medeverdachte] ter zake van vermoedelijke betrokkenheid bij de overval op de [adres] te Well gepleegd op 18 maart 1995 is aangehouden en verhoord. Verbalisant Van Soest relateert dat hem tijdens de gesprekken met en de verhoren van [naam medeverdachte] is gebleken dat de stem van [naam medeverdachte] overeenkwam met de persoon die tijdens het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 wordt aangeduid als “H”. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn zoon aan het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 heeft deelgenomen. 3. [naam] wordt in het proces- verbaal aangeduid met “T”. Verbalisant A.P.P. Vermazeren relateert dat hij tijdens het beluisteren van het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002, daar waar in het proces-verbaal “T” staat, hij de stem van de hem ambtshalve bekende [naam] herkende. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [naam] aan het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 heeft deelgenomen. Overeenkomsten tussen de gewelddadige overval in Well gepleegd op 18 maart 1995 en het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 Er zijn diverse overeenkomsten tussen details van het open lijn gesprek en de gewelddadige overval in Well gepleegd op 18 maart 1995. De navolgende overeenkomsten acht de rechtbank redengevend voor de bewezenverklaring. Het vastbinden van de slachtoffers en de wijze waarop dit is gebeurd Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 288: DT: We gingen naar binnen. We spreken dat goed af. Ik zeg, die en die. Ik zeg, mee vastbinden allemaal. T: Mmm. Mmm. H: Jaaaa. DT: Nou, hij begint ... een wijf had hij vastgebonden. Dat was 'n wijf wat op een gegeven moment.... ja, blijven ze er bij dan…(wordt door elkaar gesproken) .... helemaal verkeerd vastgebonden. Een wijf had hij vastgebonden. Die lag onder tafel nog…(onverstaanbaar) H: Normaal kon dat wijf niet weg en ik hoorde onder allemaal uh en ik zag niks meer naar boven toe. Ik denk dat er onder iets aan de hand zou zijn. Passage pagina 293: T: Ik zeg al ge bindt ze al vast en zet ze mooi vast in een hoekske neer, eentje blijft er bij, kan er niks gebeuren. DT:….. (onverstaanbaar) materiaal bij (onverstaanbaar) … tape bij. We hebben die wijven werden getaped. Drie man. Die vent hebben we van zen eigen af geslagen met een knuppel. Die hebben we ook vastgebonden aan zijn polsen en armen en mooi in de hoeken bij elkaar gelegd. Een wijf zat onder de tafel. T: Hedde da nie gezien? DT: Die onder de tafel was gevlucht. H: Maar luister [naam]………. (onverstaanbaar)…… H: Ik hoorde allemaal ruzie onder. DT: Dat wijf pist (kon) der niet uit hoor. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passages blijkt dat door verdachte en zijn zoon is gesproken over het vastbinden van personen en het feit dat één van deze personen niet goed was vastgebonden en dientengevolge heeft kunnen ontsnappen. Deze passages komen overeen met verklaringen van de aangevers/slachtoffers. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2 ] verklaren dat zij door één van de overvallers zijn vastgetaped. Deze verklaringen vinden steun in het proces-verbaal van technisch onderzoek d.d. 20 maart 1995. Immers, direct na de overval werd op het aanrechtblok een rol met grijze tape, met een breedte van ongeveer 5 centimeter, aangetroffen. Een deel van deze tape was afgerold en op deze afgerolde tape zaten diverse haar en vezelsporen. Verder lagen in de keuken op diverse plaatsen stukken tape en op de vloer in de gang lag eveneens een klein stuk tape met haar en vezelsporen. Uit die hierboven geciteerde passages kan geconcludeerd worden dat verdachte en zijn zoon ervan uit zijn gegaan dat de vrouw die onder de tafel lag, de persoon is geweest die uiteindelijk is gevlucht. Met deze persoon wordt waarschijnlijk [slachtoffer 4] bedoeld. Zij is volgens haar eigen verklaring immers direct onder de tafel op de grond gaan liggen en is niet vastgetaped in de woonkamer. Blijkens de verklaring van [slachtoffer 1] is zij echter degene geweest die haar handen heeft kunnen loswrikken van de tape en vervolgens is gevlucht. De rechtbank acht dit geen verschil waaraan doorslaggevende betekenis toekomt, aangezien er waarschijnlijk sprake is van een eigen invulling door verdachte en zijn zoon. Immers volgens de verklaring van [slachtoffer 1] waren er geen overvallers in de keuken aanwezig op het moment dat zij zich heeft kunnen ontdoen van de tape en vervolgens is gevlucht. Dit brengt met zich mee dat geen van de overvallers in de keuken aanwezig was ten tijde van de ontsnapping van [slachtoffer 1]. Het vertrek van [echtgenoot slachtoffer 1] net voor de overval met zijn (nieuwe) BMW Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 288: DT: Die vent rijdt weg dus, die rijdt weg. Ik zeg, [naam], we moeten nu gaan, hij rijdt weg, 1 minuut en we hebben die vent. H: We hadden hem kunnen hebben. Passage pagina 291: DT: (onverstaanbaar)…….die mens komt thuis, die is even eten wezen halen. H: Snapte gij dat. T: Die is effe weg geweest. DT: Hij komt thuis met zijn nieuwe Audi had ie hè…, nieuwe BMW. T: Die komt mooi thuis….die komt mooi thuis gereden. H: De eerste keer hadden we pech jonge, anders is het goed. Hebben we een bietje geluk hebben we hem pap de eerste keer al. We staan klaar. Of niet pap? DT: Ja. H: We staan klaar. Hij rijdt die schuur in. Die rolluik gaat open. Hij rijdt er in. Wij wilden er in rijden en de auto stopt. (Er wordt door elkaar gesproken. Onverstaanbaar.) Passage pagina 292: DT: Ik zie hem wegrijden ……(onverstaanbaar) ….. had geen meerwaarde. T: Tsjonge, jonge, jonge, jonge. DT: In de bosjes…..Hij rijdt…De BMW rijdt weg nou. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passages blijkt dat door verdachte en zijn zoon is gesproken over een man die op enig moment weg is gereden in zijn nieuwe BMW. Deze passages komen overeen met de verklaring van [echtgenoot slachtoffer 1], bewoner van de [adres] te Well. [echtgenoot slachtoffer 1] verklaart dat hij vlak voor de overval met zijn auto is weggereden. Naar aanleiding van het beluisteren van het open lijn gesprek wordt op 1 september 2006 aan [echtgenoot slachtoffer 1] gevraagd welke auto hij ten tijde van de overval in zijn bezit had. [echtgenoot slachtoffer 1] verklaart daarop dat hij dit niet meer zeker weet, maar hij meende dat hij destijds in het bezit was van twee BMW's van het type 524 TD (blauw). Eén van deze BMW’s heeft hij nieuw gekocht, de andere was een occasion. De aanwezigheid van een elektrisch rolluik Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 288: H: We hadden hem kunnen hebben. DT: De elektrische poort. Want dat kunde zien hé. […] Passage pagina 291: H: We staan klaar. Hij rijdt die schuur in. Die rolluik gaat open. Hij rijdt er in. Wij wilden er in rijden en de auto stopt. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passages blijkt dat er door verdachte en zijn zoon is gesproken over de aanwezigheid van een elektrische poort dan wel een elektrisch rolluik. Deze passage komt overeen met de verklaring van [echtgenoot slachtoffer 1]. Naar aanleiding van het beluisteren van het open lijn gesprek wordt op 1 september 2006 aan [echtgenoot slachtoffer 1] gevraagd naar de mogelijke aanwezigheid van een elektrische poort dan wel een elektrisch rolluik ten tijde van de overval. [echtgenoot slachtoffer 1] verklaart ten overstaan van de politie dat de garagedeur destijds bestond uit een kantelpoort met daarin een looppoort. Aan de buitenzijde van de kantelpoort was ten tijde van de bewuste overval een elektrisch rolluik gemonteerd. Het kapot trekken van de (sier)gordijnen Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 289: DT: Het begon al mee, die gekke [naam] trok mee voor de gordijnen eraf. Hoe kunde nou zo stom zijn. T: Hij gaat die gordijnen er af trekken, die wous? H: (Voor)zijde. T: Hoe komt die daar nou bij? DT: Gewoon vast pakken… De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte en zijn zoon is gesproken over een overvaller die gordijnen aan de voorzijde kapot heeft getrokken. Deze passage komt overeen met de verklaringen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2 ] . Beide zussen verklaren dat één van de overvallers naar het raam aan de voorzijde is gelopen en daar heeft geprobeerd de gordijnen te sluiten. Deze gordijnen werden echter door de overvaller kapot getrokken, aangezien dit siergordijnen betroffen. Deze verklaringen vinden steun in het feit dat verbalisant J.H.P. Vossen in het proces-verbaal van aangifte relateert dat direct na de overval is gebleken dat de siergordijnen in de woonkamer waren vernield. Er is getracht een brand(werende-)kast open te breken Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 289: T: Die had voor een paar miljoen gulden binnen. DT: In de brandkast. Gaat [naam] die brandkast liggen kraken. H: Wat een lul. DT: Ik zeg, dat krijg jij niet open met een koevoetje, dat ding. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte en zijn zoon gesproken is over één van de overvallers die heeft getracht een brandkast te kraken. Deze passage komt overeen met het proces-verbaal van technisch onderzoek d.d. 20 maart 1995. Uit dat proces-verbaal blijkt dat de overvallers hebben getracht met behulp van een schroevendraaier een brandvertragende kast open te breken door de schroevendraaier in de sluitnaad te steken. Deze schroevendraaier werd na de overval in de sluitnaad van de brandvertragende kast aangetroffen. De toegang via de niet afgesloten loopdeur van de garage Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 290: H: We hebben niet in hoeven breken. Alles stond open. Alles pap. Stond dat niet allemaal open? DT: Ja. T: Ooooooohhhhh. H: We hebben niet in hoeven te breken. Alles stond open. DT: Alles stond open. Die deur stond ook open. T: Alles stond open? De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte en zijn zoon is gesproken over het feit dat er geen noodzaak was om in te breken, omdat zij via een onafgesloten deur de woning konden betreden. Deze passage komt overeen met het proces-verbaal van technisch onderzoek d.d. 20 maart 1995. In dit proces-verbaal wordt gerelateerd dat er ter plaatse een loopdeur werd aangetroffen die dicht was, doch niet afgesloten. Door middel van deze niet afgesloten loopdeur hebben de overvallers zeer waarschijnlijk de woning betreden. De beschrijving van de locatie, de aanwezige kasten en de inhoud van deze kasten Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 289: DT: Dat ding was, dat was H: Dat kon je zo open doen. Hij kon er zo bij. DT: Dat kamertje is net zo groot als hier. T: Ja, ja. H: Dat was heel makkelijk. (Er wordt door elkaar gesproken) DT: (onverstaanbaar). Met die laaitjes. H: Die laaitjes waren open….. (onverstaanbaar)… van die goudhandelaar. DT: Ik zeg laai in. Ja, de goudhandelaar dan. T: Maar jonge toch. DT: En die had uh:… geld binnen. Dat wisten we. Die had een miljoen gulden binnen. Passage pagina 290: DT: die kluisjes hebt…. Bij die kelder… T: Ja. DT: Waar die deur gewoon open kan, weet je wel…Nou mee voor die kelder is een deur. T: Ja. DT: Net zo’n ding als hier. T: Ja. DT: Dat ding zit helemaal vol laaien. T: Ach jonge toch. DT: En daar staat die grote brandkast. En die zit stamp… allemaal goud. […] DT: Allemaal gouden horloges, weet je wel. T: Ja. DT: Van die antieke.. T: Ja, och jee. DT: Die lagen er allemaal. Passage pagina 294: DT: We moeten die brandkast hebben, onder. Je weet wel hoe het werkt. Passage pagina 295: DT: Waar al die horloge lagen, die laaitjes waren allemaal open. (Er wordt door elkaar gesproken, onverstaanbaar) De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passages blijkt dat door verdachte en zijn zoon de kelder van het huis wordt beschreven. Daarnaast is er gesproken over het feit dat er in deze kelder, naast een grote brandkast, ook een kast met lades stond. Deze kast met lades was gevuld met antieke horloges. Deze passages komen overeen met de verklaring van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] verklaart dat achter de deur in de kelder een kantoor was. In dit kantoor stonden drie kasten, respectievelijk een brandwerende kast, een brandvrije en een ordnerkast. Daarnaast komen de hierboven geciteerde passages overeen met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2006. Blijkens dit proces-verbaal heeft [echtgenoot slachtoffer 1] op 1 september 2006 één kistje aan verbalisanten R.W.M. Fassotte en A.P.A. Vermazen laten zien. Dit kistje was onderverdeeld in zeven lades. Elke lade was verdeeld in vakjes voor het opbergen van horloges. [echtgenoot slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij destijds zes à zeven van deze kistjes heeft gehad en dat hij deze kistjes gebruikte voor zijn horlogeverzameling. [echtgenoot slachtoffer 1] heeft daarnaast verklaard dat er ongeveer drie van deze kistjes buiten tegen de kluis hebben gestaan. In deze kistjes bewaarde [echtgenoot slachtoffer 1] de minder exclusieve (antieke) horloges. In de kluis werden de exclusievere horloges bewaard. Het gebruik van een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 291: DT: Als je nou met ze tweeën bij die mens blijft (onverstaanbaar)… met tweeën met een pistool op die mens dat die er niet tussen uit kan. T: Ja. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passages blijkt dat er door verdachte is gesproken over het feit dat één van de slachtoffers niet had kunnen vluchten, indien de overvallers met twee man de slachtoffers onder schot hadden gehouden. Deze passage komt overeen met de verklaring [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] verklaart dat toen de overvallers naar binnen zijn gekomen, één van de overvallers een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de slachtoffers had gericht. [slachtoffer 1] had de indruk dat gedurende de tijd dat zij in de woonkamer gekneveld aan de tafel heeft gezeten, deze overvaller, voortdurend in de kamer is gebleven. Pas nadat [slachtoffer 1] en de andere slachtoffers naar de keuken zijn gebracht, zag [slachtoffer 1] dat er op enig moment geen overvallers meer in de keuken waren en is zij gevlucht. De diefstal uit een portemonnee Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 291: DT: Die konijnenkop, die liep mee naar boven toe. Die liep mee naar boven. T: Ja en dat was niet afgesproken zeker? DT: Hij ging mee naar boven toe. Nee. (onverstaanbaar) met z’n tweeën. T: Ja. DT: Ik zeg …..(onverstaanbaar) (Er wordt door elkaar heen gesproken. Onverstaanbaar) H: (Onverstaanbaar) ….zieken, ze willen (onverstaanbaar) DT: ………portemonnee………. H: Jaaaaa. DT: Daar zat vijf en dertig gulden in. H: jaaaaaa…. zo is het gegaan. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passages blijkt dat er door verdachte en zijn zoon is gesproken over de diefstal van FL 35, - uit een portemonnee in een kamer op de bovenverdieping. Deze passage komt - behoudens de hoogte van het gestolen bedrag - overeen met de verklaring van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] verklaart dat er door de overvallers FL 500, - is ontvreemd uit een portemonnee uit de in de slaapkamer gelegen linnenkast. Daarnaast is er FL 200, - ontvreemd uit een zwarte portemonnee die vermoedelijk in een lade zat eveneens in de slaapkamer. De rechtbank is van oordeel dat aan het feit dat de hoogte van het ontvreemde geldbedrag niet overeenkomt, geen doorslaggevende betekenis toekomt. Immers, uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat ook een andere overvaller dan verdachte en zijn zoon naar boven is gegaan. De rechtbank acht het waarschijnlijk dat deze overvaller ook buit van de bovenverdieping heeft meegenomen, hetgeen kan zijn geschied buiten medeweten van verdachte en/of zijn zoon. De aanwezigheid van een alarm met een groen en een rood licht Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 292: H: Maar die [naam] is zo bang zo bang. Ik heb nog nooit zoiets meegemaakt toen. Ge weet wel als je binnen bent, alarm. T: Ja. H: Ik zie blauw. Maar er was geen alarm. Het was uit. T: Neeee, dat moet eerst rood worden. DT: Groen. Groen was hij. Die was uit. Ik zeg jongen, die is uit. DT: Daar bij die poort …als dat groen is dan is alles open, is het rood, dan is alles op slot. (Onverstaanbaar: er wordt door elkaar gesproken) De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte en zijn zoon is gesproken over een alarm met een rood en een groen lampje. Deze passage komt overeen met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2006. Verbalisanten R.W.M. Fassotte en A.P.A. Vermazen relateren dat er op 1 september 2006 rechts naast de garagedeur van de woning gelegen aan de [adres] te Well de bediening van een alarm gemonteerd was. Deze bediening bestond uit een slot met een rood en een groen lampje. Op 1 september 2006 wordt aan [echtgenoot slachtoffer 1] gevraagd naar dit alarm. [echtgenoot slachtoffer 1] verklaart dat dit alarm in 1995 defect was en daarom niet werd gebruikt. Doordat dit alarm defect was, bleven toentertijd het groene en het rode lampje licht uitstralen. Het aantal slachtoffers en het feit dat de slachtoffers aan het kaarten waren voorafgaand aan de overval Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 293: H: Zes zeven wijven zaten te kaarten jonge en ene vent. T: Ja. H: Da maakt niet uit al zijn ze met twintig man. DT: Er waren drie wijven, drie wijven en een vent. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte en zijn zoon is gesproken over het aantal personen dat bij binnenkomst in de woning zat te kaarten. Verdachte corrigeert zijn zoon en zegt dat er drie vrouwen en één man zaten te kaarten. Dit komt overeen met de verklaringen van de aangevers/slachtoffers. De slachtoffers, drie vrouwen en één man, verklaren elk op hun beurt dat zij gezamenlijk voorafgaand aan de overval aan een tafel zaten te kaarten. [slachtoffer 4] raakte bewusteloos Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 293: DT: Er waren drie wijven, drie wijven en een vent. H: Een wijf viel van der eigen af. Een wijf was al van d’r eigen af gevallen. Dat had ik nog gezien. T: Ik zeg al ge bindt ze al vast en zet ze mooi vast in een hoekske neer, eentje blijft er bij, kan er niks gebeuren. DT:….. (onverstaanbaar) materiaal bij (onverstaanbaar) … tape bij. We hebben die wijven werden getaped. Drie man. Die vent hebben we van zijn eigen af geslagen met een knuppel. Die hebben we ook vastgebonden aan zijn polsen en armen en mooi in de hoeken bij elkaar gelegd. Een wijf zat onder de tafel. T: Hedde da nie gezien? DT: Die onder de tafel was gevlucht H: Maar luister [naam]………. (onverstaanbaar)…… H: Ik hoorde allemaal ruzie onder. DT: Dat wijf pist (kon) der niet uit hoor. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte en zijn zoon is gesproken over een vrouw die uit zichzelf is flauwgevallen. [slachtoffer 4] verklaart dat zij heeft gezien dat één van de overvallers tegen [slachtoffer 3] heeft geroepen: “Liggen”. Zij verklaart dat zij toen bang was dat ze dood gemaakt zou worden. Zij heeft zich toen van haar stoel laten glijden en is op de grond gaan liggen. Zij heeft een van de overvallers horen zeggen "er moet er nog een zijn" en vervolgens is zij al kruipend met een van die overvallers mee naar de keuken gegaan waar haar zussen en ook haar zwager zich bevonden. [slachtoffer 4] werd naar eigen zeggen niet vastgebonden of getaped. Op grond van bovenstaande verklaring, in samenhang gezien met de hierboven geciteerde passage, is de rechtbank van oordeel dat de overvallers steeds gedacht hebben dat [slachtoffer 4], degene die was flauwgevallen en onder de tafel terecht is gekomen, is gevlucht. Daar de overvallers dachten dat zij was flauwgevallen, hebben ze haar waarschijnlijk niet -net als de overige slachtoffers- vastgebonden en getaped. Dat de verdachte en zijn zoon het vervolgens ervoor hebben gehouden dat deze flauwgevallen niet vastgebonden vrouw ([slachtoffer 4]) degene is geweest die is gevlucht, is op basis van het vorenstaande een alleszins waarschijnlijke gevolgtrekking. [slachtoffer 3] werd geslagen met een honkbalknuppel en raakte bewusteloos Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 293: T: Ik zeg al ge bindt ze al vast en zet ze mooi vast in een hoekske neer, eentje blijft er bij, kan er niks gebeuren. DT:….. (onverstaanbaar) materiaal bij (onverstaanbaar) … tape bij. We hebben die wijven werden getaped. Drie man. Die vent hebben we van zijn eigen af geslagen met een knuppel. Die hebben we ook vastgebonden aan zijn polsen en armen en mooi in de hoeken bij elkaar gelegd. Een wijf zat onder de tafel. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte is gesproken over een man die bewusteloos is geslagen met een knuppel. Deze passage komt overeen met de verklaring van [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] verklaart dat een overvaller met een honkbalknuppel tegen hem heeft gezegd: “Handen op de rug”. Direct hierna voelde [slachtoffer 3] dat hij een paar klappen tegen zijn rechterbovenarm kreeg. Op het moment dat hij heeft geprobeerd deze klappen af te weren, kreeg hij een klap op zijn rechterslaap. [slachtoffer 3] verklaart dat hij drie tot vijf keer werd geslagen met de honkbalknuppel en dat daarna zijn armen en benen bij elkaar zijn getaped. Op het moment dat zijn hoofd werd geraakt, was hij even buiten bewustzijn. Het aantal overvallers en de signalementen van de overvallers Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 294: DT: Kijk dat werkt niet …..(onverstaanbaar)… Kijk, je stapt met vier binnen, bindt ze vast en dan motte gij maar naar boven vliegen en ene daar naar toe. Dat werkt niet he. T: Dat kan niet hè. Dat kan toch niet. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte is gesproken over de aanwezigheid vier overvallers. Dit komt overeen met de verklaringen van de aangevers/slachtoffers. De slachtoffers verklaren dat er vier overvallers aanwezig waren, met uitzondering van [slachtoffer 4], zij spreekt van drie overvallers. Daarnaast hebben alle vier de aangevers/slachtoffers verklaard dat de overvallers een opvallend klein postuur hadden. De rechtbank is van oordeel dat dit signalement van de daders overeen komt met het door de rechtbank ter terechtzitting waargenomen als "klein" aan te merken postuur van verdachte. [naam] zat gedetineerd ten tijde van de overval Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina’s 295 en 296: H: …(onverstaanbaar)….. [naam]… (onverstaanbaar). Gij zat toen nog vast. T: Ja, ik zat toen nog vast. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat door de zoon van verdachte en [naam] is gesproken over het feit dat [naam] ten tijde van de bewuste overval gedetineerd was. Dit komt overeen met het penitentiair dossier van [naam], geboren [geboortedatum] Het verplaatsen van de slachtoffers naar de keuken Passage uit het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 , pagina 298: DT: (onverstaanbaar)…wou ze in de keuken leggen. In de keuken gedouwd. Allemaal in de keuken. H: Allemaal in de keuken. Ja… mooi niet uit (onverstaanbaar)… mooi bij (onverstaanbaar) Kom op, wennen he. DT: In de keuken dan kennen ze der ook nooit uit. H: Maar ze verroerde der eigen ook helemaal niet (onverstaanbaar). De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven geciteerde passage blijkt dat er door verdachte en zijn zoon is gesproken over het in de keuken leggen van de slachtoffers. Deze passage komt overeen met de verklaring van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] verklaart dat zij en [slachtoffer 2 ] op een gegeven moment naar de keuken zijn gebracht en daar tegen de grond zijn gedrukt. De overvallers hebben vervolgens haar benen en de benen van [slachtoffer 2 ] vastgebonden. Later zijn ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] naar de keuken gesleept, hetgeen tevens overeenkomt met de verklaringen van de 2 laatstgenoemde slachtoffers/aangevers. Overwegingen van de rechtbank Ten aanzien van het verweer van de raadsman - dat op grond van de bewijsmiddelen niet onaannemelijk is dat verdachte en zijn zoon geen feitelijke deelnemers zijn geweest aan de gewelddadige overval, maar dat er sprake is van een verklaring van horen zeggen - overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is naar aanleiding van het beluisteren van het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 en de ter zake relevante inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, gebleken dat gelet op de wijze waarop het gesprek tussen verdachte, zijn zoon en [naam] heeft plaatsgevonden, het onaannemelijk is dat er sprake is van een verklaring van horen zeggen. De rechtbank overweegt hieromtrent dat verdachte en zijn zoon elkaar tijdens het open lijn gesprek voortdurend bevestigen, aanvullen en corrigeren. Voorts worden er tijdens het gesprek details genoemd die verdachte en zijn zoon alleen uit eigen waarneming en mitsdien uit eigen wetenschap kunnen weten. De rechtbank wijst hierbij in het bijzonder als voorbeeld op een hierboven geciteerde passage , waarbij verdachte de afmeting van de kamer van zijn woonwagen vergelijkt met het kantoor in de kelder alwaar de brand(werende-)kasten ten tijde van de bewuste overval hebben gestaan en waarbij wordt opgemerkt dat ze zonder dat ze gehoord zouden zijn, als ze gewoon alles in de kelder hadden ingeladen, namelijk de horloges die in de laatjes lagen die open waren, voor een ton of 8 hadden kunnen meenemen. Uit het geheel van de hierboven geciteerde passages blijkt voorts dat verdachte en zijn zoon nog steeds gefrustreerd zijn over het mislukken van die bewuste overval in Well, waar klaarblijkelijk een fikse buit voor het oprapen lag, zowel in de kluis als daarbuiten, doch waar zij vroegtijdig - door enerzijds de onbekwaamheid van de medeverdachten en anderzijds de niet geplande ontsnapping van een van de aangevers/slachtoffers - met een magere buit de woning hebben moeten verlaten. Op basis van deze details als voormeld, die onomstotelijk duiden op eigen waarnemingen en mitsdien eigen wetenschap, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een overtuigend en authentiek open lijn gespek, waarin verdachte en zijn zoon met betrekking tot vele details, onmiskenbaar daderkennis hebben gehad. Op grond van het vorenoverwogene verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging. Ten aanzien van het verweer van de raadsman - dat gelet op de verschillen tussen het open lijn gesprek d.d. 13 september 2002 en de aangiften de betrokkenheid van verdachte niet onomstotelijk op basis van dit bewijsmiddel is vast komen te staan - overweegt de rechtbank als volgt. Het open lijn gesprek heeft zeven jaar na de overval plaatsgevonden. Dientengevolge zijn herinneringen bij verdachte en zijn zoon mogelijk vervaagd en door elkaar gaan lopen. Deze verschillen doen naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het overtuigende en authentieke karakter van het open lijn gespek, waaruit blijkt dat verdachte en zijn zoon met betrekking tot vele details, onmiskenbaar daderkennis uit eigen en daarmee eerste hand hebben gehad. Op grond van het vorenoverwogene verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman. Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat alle aangevers expliciet verklaren dat de overvallers ten tijde van de overval Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) spraken zonder dialect, terwijl de verdachten met een Brabants dialect spreken, overweegt de rechtbank allereerst dat blijkens de aangiften de overvallers slechts enkele woorden tegen de slachtoffers hebben gesproken. Daarnaast heeft de rechtbank ter terechtzitting geconstateerd dat de verdachte duidelijk en verstaanbaar Nederlands praat. De enkele omstandigheid dat verdachte met een Brabantse tongval spreekt, doet mitsdien aan de overtuiging aan diens betrokkenheid bij de gewelddadige overval, in Well gepleegd op 18 maart 1995, waarbij de overvallers op algemeen beschaafde wijze - enkele woorden - in de Nederlandse taal zouden hebben gesproken, niets af. Bovendien merkt de rechtbank op dat de aangevers/slachtoffers hebben verklaard dat de overvallers onderling met elkaar fluisterden, hetgeen voor hen onverstaanbaar was en niet kan worden uitgesloten dat de overvallers onderling in het voor hen vertrouwde Brabants dialect hebben gecommuniceerd. Gelet op het bovenstaande verwerpt de rechtbank ook dit verweer. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 18 maart 1995 te Well, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen FL. 700, -toebehorende aan [slachtoffer 1] en DM 350, - toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het tezamen en in vereniging met zijn mededaders, - bij een arm vastpakken en tegen de grond drukken van die [slachtoffer 3] en - met een honkbalknuppel slaan van die [slachtoffer 3] en - met tape vastbinden van de handen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en - met tape vastbinden van de benen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en - omlaag drukken van het hoofd van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op een tafel en - afplakken of dichtplakken van de mond van die [slachtoffer 2] en - naar de keuken duwen en/of trekken en vervolgens tegen de grond drukken van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en - naar de keuken slepen of trekken van die [slachtoffer 3] en - aan de kant schoppen en met een voet duwen van die [slachtoffer 4] en welke bedreiging met geweld bestond uit het tezamen en in vereniging met zijn mededaders, - dreigend richten en/of tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op en/of aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en - daarbij dreigend roepen: "Dit is een overval" en "Liggen" en "Sleutels" en "Sleutel(s) van de kluis" en "Kluis". Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om deze diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 25 juli 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft, gelet op het feit dat hij niet tot een bewezenverklaring komt, zich op het standpunt gesteld zijn cliënt dient te worden vrijgesproken. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Verdachte heeft op 18 maart 1995 samen met drie anderen een gewelddadige, gewapende overval gepleegd. Verdachte is samen met zijn medeverdachten met bivakmutsen en wapens het huis van één van de slachtoffers binnen gedrongen. Ze waren ervan op de hoogte dat er in het huis waardevolle goederen en mogelijk een groot bedrag aan geld zou liggen. De overval ging gepaard met veel geweld, bedreigingen en intimidatie. Aldus handelende heeft verdachte samen met zijn medeverdachten op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, alsmede op hun gevoel van veiligheid, nu dezen immers in hun eigen woning, althans in die van hun (schoon)zus - alwaar zij zich veilig zouden moeten voelen - werden overvallen en onder meer met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werden bedreigd en werden vastgebonden met tape. Tegen een ander slachtoffer is dermate grof fysiek geweld gebruikt, namelijk het meermalen slaan met een honkbalknuppel onder andere tegen zijn hoofd, dat hij tijdelijk buiten bewustzijn is geraakt. De verdachten hebben zich kennelijk alleen laten leiden door hun zucht naar financieel gewin zonder ook maar één moment stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. Verdachte heeft vier slachtoffers in een situatie heeft gebracht die uitermate beangstigend moet zijn geweest, de slachtoffers hebben in onzekerheid verkeerd of zij het er wel levend vanaf zouden brengen, zoals ook uit hun verklaringen blijkt. Uit de verklaring van de bewoonster van het huis blijkt dat zij tijdens haar ontsnapping aan de gewelddadige overval, haar enkel heeft gebroken. De slachtoffers hebben dan ook nog geruime tijd geleden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededaders hen hebben aangedaan. Een feit als het onderhavige schokt bovendien de rechtsorde en draagt - met name door het gewelddadige karakter daarvan - bij aan het ontstaan en in stand houden van gevoelens van onveiligheid, ook bij anderen dan degenen die daarvan rechtstreeks het slachtoffer zijn. Op een dergelijk feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur. Bij de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 27 juni 2008, eerder en meermalen tot gevangenisstraf is veroordeeld voor het plegen van vermogens- en geweldsdelicten. De grove minachting voor het gevoel van veiligheid van de slachtoffers heeft verdachte in het verleden, blijkens zijn strafblad, geen parten gespeeld en ook bij deze overval niet, hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. De rechtbank overweegt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, maar ziet daarin geen aanleiding ten faveure van verdachte rekening te houden met het bepaalde in dit artikel, aangezien verdachte na de onderhavige overval wederom is veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal. De omstandigheid dat deze overval zoveel jaren na dato is opgelost werkt dan ook in verdachtes nadeel bij de straftoemeting. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht artikel 10, 27, 63, 310, 312 BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Vonnis gewezen door mrs. A.J.M. Huisman, E.A.M. van Oorschot en N.I.B.M. Buljevic, rechters, van wie mr. A.J.M. Huisman voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 augustus 2008. typ: PIJL