Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9757

Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
ZaaknummersH-95/2008
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hof acht poging tot doodslag bewezen en acht onvoorwaardelijke straf passend. Betreft recidivist, (28 jaar geleden) en heeft andere vergrijpen op zijn naam.


Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA S T R A F V O N N I S gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 15 februari 2008, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [datum] 1962 op Curaçao, wonende op Curaçao, thans alhier gedetineerd. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 25 januari 2008, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 17 juli 2008 op Curaçao. Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.F. Smeulders, naar voren is gebracht. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. In eerste aanleg is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd: primair dat hij, op of omstreeks 9 oktober 2007 op het eiland Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, de man [naam slachtoffer], van het leven te beroven, opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, eenmaal of meermalen met een mes: • in de rug, althans lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken; zijnde de verdere uitvoering van de door hem, verdachte voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen ten gevolge van de van zijn, verdachte’s wil onafhankelijke omstandigheid/omstandigheden dat: • het door hem, verdachte, aan die [naam slachtoffer] toegebrachte letsel, te weten een steekwond in de rug en/of een perforatie van een van de longen, althans lichaam, van die [naam slachtoffer], niet dodelijk was; in elk geval alleen van de van zijn, verdachte’s wil onafhankelijke omstandigheid/omstandigheden; subsidiair dat hij, op of omstreeks 9 oktober 2007 op het eiland Curaçao, opzettelijk gewelddadig en al dan niet met gebruikmaking van een wapen als bedoeld in artikel 1 lid 2 sub a van de Wapenverordening, de man [naam slachtoffer] eenmaal of meermalen met een mes in de rug, althans lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken, tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] een steekwond in de rug en/of een perforatie van een van de longen, althans lichaam, in elk geval zwaar lichamelijk letsel, heeft bekomen. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof zich daarmee niet verenigt. De bewezenverklaring Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd, met dien verstande dat: primair dat hij, op 9 oktober 2007 op het eiland Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, de man [naam slachtoffer], van het leven te beroven, opzettelijk, eenmaal met een mes: in de rug, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken; zijnde de verdere uitvoering van de door hem, verdachtes voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen ten gevolge van de van zijn, verdachtes wil onafhankelijke omstandigheid dat het door hem, verdachte, aan die [naam slachtoffer] toegebrachte letsel, te weten een steekwond in de rug, van die [naam slachtoffer], niet dodelijk was. Hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is naar het oordeel van het Hof niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd (cursief). Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsoverwegingen Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte geen opzet had op het doden van het slachtoffer. Aangevoerd is dat de wil van de verdachte niet was gericht op de dood van het slachtoffer, dat het slachtoffer verdachte met een mes bedreigde tijdens een ruzie, dat verdachte het mes heeft afgepakt en er een zwaaiende beweging mee maakte om het slachtoffer van zich af te houden. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Voor zover de verdediging heeft bedoeld om een beroep op noodweer te doen, wijst het Hof dat beroep af. De verdachte stelt dat de steekpartij ontstond naar aanleiding van een ruzie over de betaling van het latere slachtoffer voor diens hulp bij het vullen van emmers met water om auto’s te wassen. De verdachte zegt dat hij het slachtoffer had willen betalen zodra hij geld had verdiend met auto’s wassen. Het slachtoffer heeft verklaard dat deze ruzie een week voor het voorval had plaatsgevonden. Dat deze ruzie direct voorafging aan de steekpartij, acht het Hof niet geloofwaardig, te meer nu de steekpartij blijkens het proces-verbaal van de politie in de nachtelijke uren -aldus een tijdstip waarop waarschijnlijk weinig geld met auto’s wassen te verdienen valt- heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft de verdachte het slachtoffer in zijn rug gestoken. Dit wijst er niet op dat het slachtoffer op de verdachte afkwam, maar juist dat de verdachte achter het slachtoffer stond. Het voorgaande in onderling verband bezien maakt dat het Hof het niet aannemelijk acht dat er sprake was van een aanval van het slachtoffer op de verdachte waartegen laatstgenoemde zich diende te verweren. Het verweer wordt derhalve verworpen. Het hof acht evenmin aannemelijk geworden de stelling van de verdediging dat de verdachte niet doelbewust met het mes in de rug van het slachtoffer heeft gestoken. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het slachtoffer voorover gebukt stond en dat hij het slachtoffer per ongeluk in zijn rug stak toen deze ineens overeind kwam. De verdachte heeft meerdere malen bekend dat hij het slachtoffer met een mes in zijn rug stak. Daarnaast moet het steken van een dergelijk mes (niet een scherp geslepen mes, maar een gekarteld mes) in een menselijk lichaam met de nodige kracht gepaard zijn gegaan. De stelling dat de wil van de verdachte niet op de dood van het slachtoffer gericht was, wordt verworpen daar het gezien de aard van verdachtes gedragingen niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, zodat de verdachte heeft gehandeld met het voor poging doodslag -zij het voorwaardelijk- vereiste opzet. De bewijsmiddelen Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van beroep in cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. De kwalificatie en strafbaarheid van de feiten Het bewezene levert op: primair poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 300 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen. Het bewezene is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die deze strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. De strafbaarheid van de verdachte De verdachte is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die deze strafbaarheid opheffen of uitsluiten. De op te leggen straf Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder overweegt het Hof het volgende. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zijn slachtoffer -een collega van de straat met wie hij bevriend was, maar met wie hij ruzie had gekregen- van het leven te beroven door hem met een mes in de rug te steken. De gevolgen hadden dodelijk kunnen zijn en de omstandigheid dat het slachtoffer het leven niet heeft verloren is een gelukkige, die geenszins aan de verdiensten van de verdachte is te danken. Verdachte heeft door aldus te handel geen enkel respect voor andermans leven getoond. Het Hof heeft voorts rekening gehouden met het feit dat de verdachte reeds eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld, zij het 28 jaar geleden. De verdachte is daarna nog een enkele keer veroordeeld voor kleinere vergrijpen. In dit geval wordt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk geacht, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Op grond van het vorenstaande acht het Hof anders dan het GEA een deels voorwaardelijke straf niet passen. Het voorgaande in onderling verband bezien maakt dat het Hof na te melden strafoplegging juist acht. De toepasselijke wettelijke voorschriften De oplegging van de straf is, behalve op de reeds aangehaalde artikelen gegrond op artikel 31 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen. RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN IN HOGER BEROEP Het Hof: vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 15 februari 2008, en doet opnieuw recht; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan; verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij; kwalificeert het bewezenverklaarde als vorenomschreven; verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar; veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) jaren; bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht; Dit vonnis is gewezen door mrs. H.A.C. Smid, G.E.M. Polkamp en H. de Doelder, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 31 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier. mr. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.