Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9843

Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-08-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/4948 WW44
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is het plaatsen van de in geding zijnde stacaravans (ingevolge artikel 40, tweede lid, van de Woningwet ) bouwvergunningsvrij, nu het plaatsen is geschiedt in overeenstemming met het bestemmingsplan en de te plaatsen stacaravans onder de in het bestemmingsplan omschreven ‘kampeermiddelen’ vallen. Dit betekent dat verweerder niet bevoegd was om het bestreden besluit te nemen. Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb komt voor inwilliging in aanmerking. Het bestreden besluit betreffende het stilleggen van de bouwwerkzaamheden zal worden geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.


Uitspraak

Voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage sector bestuursrecht Reg. nr. AWB 08/4948 WW44 UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van [X.] BV, verzoekster, statutair gevestigd te [Y.], ten aanzien van het besluit van 24 juni 2008, verzonden op 25 juni 2008, van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop, verweerder. Derde partij: Ter Aarse IJsclub, gevestigd te Nieuwveen, belanghebbende. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 24 juni 2008, verzonden op 25 juni 2008. heeft verweerder verzoekster krachtens artikel 100 van de Woningwet, gelezen in samenhang met artikel 11.1 van de gemeentelijke bouwverordening gelast de bouwwerkzaamheden, te weten het plaatsen van stacaravans, op het perceel plaatselijk bekend [locatie A.] te staken (de bouwstop). Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 4 juli 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder. Bij brief van dezelfde datum heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Het verzoek is op 17 juli 2008 ter zitting behandeld. Verzoekster heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door [...]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [...]. De Ter Aarse IJsclub was vertegenwoordigd door [...] Motivering Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor een beslissing in beroep. Blijkens de stukken wordt op de locatie [locatie A.] vanaf 1962 door de Ter Aarse IJsclub (hierna te noemen: belanghebbende) een camping geëxploiteerd. Op deze camping staan vanaf die tijd een 50-tal stacaravans alsmede een wisselend aantal tourcaravans en tenten. In de wintermaanden wordt een deel van de camping onder water gezet en, als de weersomstandigheden dit mogelijk maakt, gebruikt als ijsbaan. Rond september/oktober 2007 is verzoekster met belanghebbende overeengekomen dat vanaf begin 2008 de exploitatie van de camping zal worden voortgezet door verzoekster. In de opvatting van verzoekster was en is een grondige renovatie van het kampeerterrein noodzakelijk om te komen tot een gezonde exploitatie. Onderdeel van dat plan is dat alle veelal bouwvallige stacaravans zouden moeten worden vervangen door nieuwe exemplaren. Met een caravanbouwer is een contract afgesloten tot het vervaardigen en leveren van een 50-tal stacaravans. Artikel 100 van de Woningwet, zoals deze luidt sinds de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2006, Stb. 2007, 26, op 1 april 2007, bepaalt het volgende: Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en met IV. Artikel 100d van de Woningwet, zoals deze luidt sinds 1 april 2007, bepaalt: Een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom gericht op naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I, II, III, of IV kan inhouden dat het bouwen, gebruik of slopen wordt gestaakt dan wel dat voorzieningen, met inbegrip van het slopen van een bouwwerk of standplaats, gericht op het tegengaan of beëindigen van gevaar voor de gezondheid of de veiligheid worden getroffen. Bij het bestreden besluit van 24 juni 2008 heeft verweerder aan verzoekster gemeld dat door inspecteurs van de gemeente Nieuwkoop is geconstateerd dat op het perceel [locatie A.] bouwwerkzaamheden worden verricht - het plaatsen van stacaravans - zonder een daartoe vereiste bouwvergunning. Verweerder heeft verzoekster opgedragen om de bouwwerkzaamheden stil te leggen. Verzoekster is niet toegestaan om stacaravans op het perceel te plaatsen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Bij wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen (Staatsblad 2008, 197), die op 13 juni 2008 in werking is getreden, is onder meer aan artikel 40 van de Woningwet, wederom een tweede lid (alsmede een derde lid) toegevoegd dat betrekking heeft op kampeermiddelen. Deze aanpassing was nodig, omdat sedert de intrekking van de Wet op de openluchtrecreatie en de daarmee verbandhoudende wijziging van de Woningwet op 1 januari 2008, ongeveer alle kampeermiddelen bouwvergunningplichtig waren geworden, maar voor dergelijke bouwwerken geen bouwvergunning kon worden verleend wegens strijd met het Bouwbesluit. Ingevolge artikel 40, aanhef en onder a, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning. Op grond van het (nieuwe) tweede lid van artikel 40 van de Woningwet is voor het bouwen van een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of stacaravan ten behoeve van recreatief nachtverblijf geen bouwvergunning vereist, indien het bouwen geschiedt in overeenstemming met een bestemmingsplan en de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld. Ingevolge het vigerende bestemmingsplan ‘Glastuinbouwgebieden’, vastgesteld door de raad van de toenmalige gemeente Ter Aar op 2 juli 1992 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 16 februari 1993, heeft het hier relevante plandeel de bestemming “Recreatieve doeleinden” met de subbestemming “kampeerterrein (Rk)”. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de planvoorschriften, dat deze bestemming regelt, zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor een kampeerterrein, een en ander met dien verstande dat binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 101 kampeermiddelen zijn toegestaan. Ingevolge artikel 1, lid 18, van de planvoorschriften wordt onder een kampeermiddel verstaan: ( a ). een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan; ( b ). enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. De voorzieningenrechter stelt op basis van de stukken en het ter zitting verhandelde vast dat zich, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwgebieden’ in 1993, een aanzienlijk aantal stacaravans op het kampeerterrein bevonden. Desgevraagd heeft verweerder dit ter zitting ook bevestigd. De voorzieningenrechter is, gelet op voorgaande, van oordeel dat ingevolge het geldende bestemmingsplan onder het begrip caravans ook stacaravans dienen te worden gerekend. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de reeds geplaatste en nog te plaatsen caravans onder het begrip stacaravan vallen en derhalve in overeenstemming zijn met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat het hier gaat om stacaravans die voldoen aan de in de jurisprudentie ontwikkelde randvoorwaarden voor het plaatsen van bouwvergunningsvrije stacaravans op campings, te weten de stacaravans zijn voorzien van een as/wielenstelsel en zijn in die toestand verrijdbaar, de stacaravans bestaan uit één geheel, de bruto oppervlakte van de stacaravans bedraagt minder dan 40 m2 en de maximale hoogte bedraagt 3,40 meter. Mitsdien is, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, het plaatsen van de in geding zijnde stacaravans ingevolge artikel 40, tweede lid, van de Woningwet (zoals gewijzigd en in werking getreden op 13 juni 2008) bouwvergunningsvrij, nu het plaatsen is geschiedt in overeenstemming met het bestemmingsplan en de te plaatsen stacaravans onder de in het bestemmingsplan omschreven ‘kampeermiddelen’ vallen. Dit betekent dat verweerder niet bevoegd was om het besluit van 24 juni 2008 te nemen. Het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb komt in verband hiermee voor inwilliging in aanmerking. Het bestreden besluit betreffende het stilleggen van de bouwwerkzaamheden op het perceel [locatie A.] zal worden geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Verweerder wordt in de door verzoekster gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een verzoekschrift, het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend. Beslissing De voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage, RECHT DOENDE: wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat het bestreden besluit van 24 juni 2008 wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar; bepaalt dat de gemeente Nieuwkoop aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht, te weten € 288,-, vergoedt; veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,-, welk bedrag de gemeente Nieuwkoop aan verzoekster moet vergoeden. Aldus gegeven door mr. J.M. Ghrib, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2008, in tegenwoordigheid van de griffier G.J. Buitendijk.