
Jurisprudentie
BE0011
Datum uitspraak2008-04-17
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1252 AW-VV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/1252 AW-VV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ontheffing uit functie. Andere functie opgedragen met behoud van salaris. Toewijzing voorlopige voorziening aan gemeente.
Uitspraak
08/1252 AW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om voorlopige voorziening van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis (hierna: verzoeker),
in verband met het hoger beroep van:
verzoeker
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 februari 2008, 06/2417 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
[Naam betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
verzoeker
Datum uitspraak: 17 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Verzoeker heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2008. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.R.M. Berends-Schellens, advocaat te ’s-Gravenhage, en J.C. Simons en E. Forsch, beiden werkzaam bij de gemeente Hellevoetsluis. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. P.A.R. Dijkers, advocaat te Hellevoetsluis.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene is in dienst bij verzoeker, met ingang van 1 januari 2002 als [naam functie] Sociale Zaken, salarisschaal 11. Verzoeker heeft haar bij besluit van 21 december 2005 in het belang van de dienst een andere functie opgedragen, en wel de functie van beleidsmedewerker, salarisschaal 9, binnen de afdeling [afdeling 1], met behoud van haar salaris. Dit besluit is door verzoeker gehandhaafd bij besluit van 28 april 2005 (hierna: bestreden besluit).
1.2. Betrokkene heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat bij de aangevallen uitspraak gegrond is verklaard. Bij deze uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en het besluit van 21 december 2005 herroepen, voor zover bij deze besluiten aan de betrokkene de functie van beleidsmedewerker is opgedragen. De rechtbank heeft tevens overwogen en beslist dat verzoeker, gelet op de ontstane vertrouwensbreuk tussen betrokkene en de directeur [naam dienst], redelijkerwijs heeft kunnen oordelen dat het dienstbelang ontheffing van betrokkene uit haar functie van [naam functie] vorderde. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de motivering van het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig is nu het weliswaar een definitieve overplaatsing betreft maar actief zal worden bezien of er in de toekomst andere functies voor betrokkene aanwezig zullen zijn, die meer bij haar kennis, kunde, persoonlijkheid en vooruitzichten passen. Bovendien acht de rechtbank de opgedragen functie niet passend voor betrokkene. Daartoe is overwogen dat het verschil in salarisniveau twee schalen bedraagt en dat de opgedragen functie in tegenstelling tot de vorige functie geen leidinggevende functie is en aan betrokkene weinig of geen carrièreperspectief biedt.
2. Betrokkene heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak en zich neergelegd bij de ontheffing uit haar functie van [naam functie].
3.1. Verzoeker heeft aangevoerd dat als gevolg van de aangevallen uitspraak de situatie resteert van een ontheffing ‘sec’. Hiervoor is zijns inziens geen juridische grondslag aanwezig. Binnen zijn gezagsbereik (waren en) zijn geen andere passende functies voor betrokkene beschikbaar. Het opdragen van tijdelijke andere werkzaamheden zonder dat aan die tijdelijkheid een einddatum is verbonden, behoort evenmin tot de (juridische) mogelijkheden van verzoeker. Dit impliceert een patstelling omdat het onmogelijk is om de uitspraak uit te voeren door middel van het nemen van een nieuw besluit tot plaatsing. Aan de aangevallen uitspraak kan dan slechts gevolg worden gegeven door ontslag aan betrokkene te verlenen, hetgeen verzoeker zo mogelijk wenst te vermijden. Verder heeft verzoeker aangevoerd dat de functie van beleidsmedewerker bij de afdeling [afdeling 1] passend is voor betrokkene.
Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter de aangevallen uitspraak te schorsen.
3.2. Ter zitting heeft verzoeker een e-mailbericht van 4 april 2008 overgelegd waarin het hoofd van de afdeling [afdeling 1] zich positief uitlaat over het functioneren van betrokkene als beleidsmedewerker: zij komt haar afspraken geheel correct na, zij ontwikkelt voldoende initiatieven, zij is collegiaal en zij levert aan de afdeling een goede en prettige bijdrage.
Betrokkene heeft beaamd dat zij de haar als beleidsmedewerker opgedragen werkzaamheden, waarvoor zij met ingang van 7 april 2008 volledig arbeidsgeschikt is verklaard, loyaal uitvoert en dat zij niet uit is op conflicten met het afdelingshoofd.
4. De voorzieningenrechter overweegt naar aanleiding hiervan als volgt.
4.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij komt in een geval als hier aan de orde mede de vraag in beeld of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. Voor zover in deze procedure een oordeel met betrekking tot het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, draagt dit oordeel een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in de hoofdzaak.
4.2. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd een voldoende spoedeisend belang. Hij moet dus antwoord geven op de vraag of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. Dat hoger beroep zal toegespitst zijn op de vraag of de functie van beleidsmedewerker aan betrokkene redelijkerwijs in verband met haar persoonlijkheid, haar omstandigheden en de voor haar bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.
4.3. Omdat de ontheffing uit de functie van [naam functie] in rechte vaststaat en omdat, zoals de voorzieningenrechter aannemelijk is geworden, er ten tijde in geding (en ook thans) binnen het gezagsbereik van verzoeker voor betrokkene geen andere functie beschikbaar was (en is) dan de haar opgedragen functie van beleidsmedewerker, zal niet snel gezegd kunnen worden dat verzoeker de bestaande vooruitzichten van betrokkene heeft veronachtzaamd.
De opgedragen functie verschilt niet meer dan twee schalen met de salarisschaal in de vorige functie en blijft daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter binnen een aanvaardbare bandbreedte. Verder is deze functie gelegen op een betrokkene vertrouwd werkterrein en is er sprake van een goede werksfeer. Dat de opgedragen functie, anders dan de vorige functie, geen leidinggevende taken bevat, leidt niet tot de conclusie dat die functie daarom niet redelijkerwijs zou kunnen worden opgedragen aan betrokkene.
5. Op grond van het voorgaande beantwoordt de voorzieningenrechter de aan het slot van 4.2. geformuleerde vraag bevestigend. Aldus is er voldoende grond aanwezig om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
6. Voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb toe;
Schorst de werking van de aangevallen uitspraak;
Bepaalt dat de griffier het door verzoeker betaalde griffierecht van € 433,- terugbetaalt aan de gemeente Hellevoetsluis.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 april 2008.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) K. Moaddine.
JvS