
Jurisprudentie
BE0047
Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/57 ZW + 07/76 WIA
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/57 ZW + 07/76 WIA
Statusgepubliceerd
Indicatie
De medische gegevens geven geen aanleiding voor twijfel aan de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsarts. Geen aanleiding voor een onderzoek door deskundige. Terecht weigering ziekengeld. Wachttijd niet vervuld: terecht weigering WIA-uitkering.
Uitspraak
07/57 ZW en 07/76 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraken van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 16 november 2006, 05/4260 ZW (hierna: aangevallen uitspraak 1) en 06/2531 WIA (hierna: aangevallen uitspraak 2)
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A.W. Ketelaars, advocaat te Helmond, in beide zaken hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2008. Appellant, is met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was via een uitzendbureau werkzaam als inpakker in een vleesfabriek voor 40 uur per week toen hij op 4 februari 2004 uitviel met psychische klachten en heup-klachten. Na onderzoek door een verzekeringsarts op 23 september 2005 heeft deze hem per 26 september 2005 hersteld verklaard. In overeenstemming hiermee heeft het Uwv bij besluit van 27 september 2005 appellant per 26 september 2005 ziekengeld geweigerd. Bij besluit van 26 oktober 2005 (bestreden besluit 1) is het bezwaar tegen het besluit van 27 september 2005 ongegrond verklaard.
1.2. Op 26 september 2005 heeft appellant een aanvraag voor een uitkering ingevolgde de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ingediend. Bij besluit van 21 december 2005 heeft het Uwv geweigerd appellant een WIA-uitkering toe te kennen op de grond dat hij de wachttijd niet had volbracht omdat hij niet 104 weken arbeidsongeschikt was geweest. Bij besluit van 11 april 2006 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 21 december 2005 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraken de beroepen tegen respectievelijk bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
3. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat de bestreden besluiten berusten op een onzorgvuldig medisch onderzoek omdat de behandelende sector niet is geraadpleegd en zijn klachten niet serieus zijn genomen. Appellant was op 26 september 2005 ziek door klachten van uitputting en moeheid. ’s Nachts kon hij niet slapen. Er is sprake van psychosociale problematiek. Sedert 2002 is hij in verband met zijn depressieve klachten onder behandeling van de GGZ Oost Brabant. Hij kreeg een antidepressivum voorgeschreven. Appellant heeft de Raad verzocht hem door een psychiater te laten onderzoeken.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad stelt vast dat alleen bestreden besluit 1 berust op een medisch onderzoek. Appellant is onderzocht door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts. Dezen beschikten over schriftelijke informatie van de GGZ Oost Brabant van 1 december 2004. Appellant heeft in bezwaar geen aanvullende medische informatie ingebracht. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest.
4.2. Uit de informatie van de GGZ blijkt dat aan appellant in 2004 een antidepressivum is voorgeschreven. Na het eerste recept is appellant hiermee gestopt. De depressieve klachten waren verdwenen en appellant zou toen volgens eigen zeggen weer redelijk functioneren. Appellant had nog wel ondersteunend contact met de GGZ voor het vergroten van zijn copingvaardigheden. Blijkens de medische kaart heeft de verzeke-ringsarts mede op basis van de informatie van de GGZ geconcludeerd dat bij appellant sprake is van psychosociale problematiek, dat hij ten tijde in geding geen psychofarmaca en slaapmiddelen meer gebruikte en dat hij zijn arbeid weer kon verrichten. De bezwaar-verzekeringsarts heeft op basis van dossieronderzoek en zijn bevindingen op de hoorzitting het oordeel van de verzekeringsarts bevestigd.
4.3. De Raad is van oordeel dat de medische gegevens geen aanleiding geven voor twijfel aan de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsarts. Gelet daarop is er geen aanleiding appellant door een deskundige te laten onderzoeken. De Raad is van oordeel dat het Uwv terecht appellant per 26 september 2005 ziekengeld heeft geweigerd. Dit betekent dat aangevallen uitspraak 1 dient te worden bevestigd.
4.4. Nu appellant, gelet op hetgeen in 4.3 is overwogen, per 26 september 2005 geen aanspraak op ziekengeld meer kon maken, heeft appellant de wachttijd van 104 weken als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de WIA niet vervuld. Het Uwv heeft derhalve terecht geweigerd appellant voor een WIA-uitkering in aanmerking te brengen. Aangevallen uitspraak 2 dient dan ook te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk. De beslissing is, in tegen-woordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008.
(get.) M.S.E. Wulffraat-van Dijk.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
BP