
Jurisprudentie
BE0055
Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5331 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5331 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ingangsdatum toekenning volledige WAZ-uitkering.
Uitspraak
06/5331 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 augustus 2006, 06/370 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als zelfstandig acquisiteur/agent. Op 25 april 2005 heeft appellant zich tot het Uwv gewend met het verzoek hem in aanmerking te brengen voor een uitkering involge de Wet arbeidsongeschiktheids-verzekering zelfstandigen (WAZ). Op het daartoe bestemde formulier heeft hij aangegeven sedert 1 januari 2004 volledig arbeidsongeschikt te zijn wegens gehoor-problemen. De aanvraag is op 26 mei 2005 bij het Uwv ingekomen.
1.2. Bij besluit van 24 augustus 2005 heeft het Uwv appellant met ingang van 30 december 2004 een uitkering ingevolge de WAZ toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, stellende dat hij reeds vanaf december 2002 in hevige mate last had van zijn gehoorklachten, op grond waarvan hij het Uwv heeft verzocht de eerste arbeidsongeschiktheidsdag vanaf 1 januari 2003 in te laten gaan en de arbeidsongeschiktheid over 2004 volledig te honoreren.
2.1. Bij besluit van 3 november 2005 heeft het Uwv, onder intrekking van het besluit van 24 augustus 2005, appellant met ingang van 25 mei 2004 een uitkering ingevolge de WAZ toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv heeft daarbij aangegeven van mening te zijn dat appellant op 1 januari 2003 arbeidsongeschikt is geworden en dat appellant op 30 december 2003 gedurende 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. De uitkering kan echter niet eerder dan één jaar voor de datum van de aanvraag ingaan tenzij de uitkering door bijzondere omstandigheden niet eerder kon worden aangevraagd. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is het Uwv niet gebleken.
2.2. Bij besluit van 23 januari 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het tegen voornoemd besluit van 3 november 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Uit de aangevallen uitspraak blijkt dat de rechtbank van oordeel is dat het Uwv de aanvraag-datum van de WAZ-uitkering terecht heeft gesteld op 25 mei 2005, de datum van ontvangst van de aanvraag door het Uwv. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat niet gesteld noch gebleken is dat appellant in de onmogelijkheid verkeerde tijdig een aanvraag in te dienen, zodat niet gezegd kan worden dat appellant op die grond geacht moet worden niet in verzuim te zijn geweest.
4. De Raad begrijpt de stelling van appellant in hoger beroep aldus dat hij niet op de hoogte was van de wettelijke bepalingen van de WAZ, altijd correct zijn WAZ-premies betaald heeft, maar door de terugwerkende kracht van slechts één jaar vijf maanden uitkering ingevolge de WAZ moet missen.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank in de aangevallen uitspraak en de overwegingen waarop dit berust. De Raad voegt daar aan toe dat uit vaste jurisprudentie van de Raad blijkt dat onbekendheid van appellant met de van toepassing zijnde wettelijke regeling niet als een bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt die toekenning van een uitkering met terugwerkende kracht van meer dan een jaar rechtvaardigt.
5.3. Het door appellant ingestelde hoger beroep kan dan ook niet slagen.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Rechtdoende;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordig-heid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008.
(get.) C.P.M. van de Kerkhof.
(get). A.C. Palmboom.
BP