Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE0056

Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/7206 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen recht meer had op ziekengeld. Het onderzoek door de verzekeringsarts is voldoende zorgvuldig geweest, er is geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de (bezwaar) verzekeringsarts dat betrokkene niet ongeschikt was voor haar arbeid.


Uitspraak

06/7206 ZW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 14 november 2006, 05/1461 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 13 augustus 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.J.E. Spauwen, advocaat te Kerkrade, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Spauwen. Tevens was als getuige aanwezig [naam moeder], moeder van appellante. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.M. van Haaften. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als caissière in een supermarkt. Zij heeft zich op 4 januari 2005 ziek gemeld in verband met klachten van onder meer hoofd, rug, nek en schouders, ontstaan na een verkeersongeval op 29 november 2004. 1.2. Terzake van dit ziektegeval heeft appellante op 12 april 2005 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts, die haar per 13 april 2005 hersteld verklaarde voor haar werk. 2. Bij besluit van 14 april 2005 is aan appellante meegedeeld dat zij met ingang van 13 april 2005 geen recht meer had op ziekengeld. 3. Bij besluit van 16 juni 2005 (het bestreden besluit) is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 14 april 2005 ongegrond verklaard. 4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het aan het bestreden besluit ten grondslag liggend verzekeringsgeneeskundig onderzoek, in aanmerking genomen de van de behandelend sector afkomstige informatie, op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De rechtbank heeft daarbij nog in aanmerking genomen dat de namens appellante in beroep ingediende informatie uit de behandelend sector aangeeft dat appellante klachten heeft, maar dat deze klachten niet zijn geobjectiveerd. 5.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en heeft in hetgeen van de zijde van appelante bij beroepschrift en ter zitting is aangevoerd geen reden gezien voor een ander oordeel. 5.2. De Raad wijst op de in een rapport van 12 april 2005 neergelegde bevindingen van de primaire verzekeringsarts. Deze heeft bij onderzoek van appellante geen relevante beperkingen kunnen vaststellen. Er was volgens de verzekeringsarts sprake van aspecifieke lage rugklachten zonder medisch te objectiveren oorzaak. 5.3. De bezwaarverzekeringsarts heeft kennis genomen van de in de bezwaarfase in het geding gebrachte informatie van de huisarts van appellante en de haar behandelend neuroloog en naar aanleiding hiervan terecht opgemerkt dat bij specialistisch onderzoek van appellante op 8 maart 2005 in het geheel geen afwijkingen zijn vastgesteld. 5.4. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het onderzoek door de betrokken verzekeringsarts voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusie van de (bezwaar) verzekeringsarts dat appellante op de datum in geding niet ongeschikt was voor haar arbeid, zoals omschreven in een in de beroepsfase uitgebracht arbeidskundig rapport van 22 augustus 2005. 6. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd 7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008. (get.) Ch. van Voorst. (get.) E.M. de Bree. CB