Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE0059

Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900262-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben en het medeplegen van het bewerken (knippen) van hennepplanten- en stekken in een grootschalige kwekerij in een bedrijfshal. De professionele opzet en het grote aantal aangetroffen stekjes duiden erop dat deze kwekerij fungeerde als leverancier van hennepstekken. Verdachte heeft door zijn handelen dan ook bijgedragen aan de productie en verspreiding van softdrugs en aan het in stand houden van criminele activiteiten die gepaard gaan met deze handel. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en telen van hennep in zijn woning en aan diefstal van de elektriciteit ten behoeve van de kwekerij in zijn woning. Hiertoe heeft verdachte de elektriciteitmeter aangepast. Gevangenisstraf van 5 maanden met aftrek. Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) Parketnummer 09/900262-08 's-Gravenhage, 13 augustus 2008 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [plaats] op [datum] 1965 adres: zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden te Zoetermeer De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 juli 2008. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr E. Meijer, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr C. Offers heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. De tenlastelegging. Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting en in overeenstemming met de daaromtrent naar voren gebrachte standpunten van de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 3 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Bewijsoverweging. De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde feit, het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep. Hij voert daartoe, kort gezegd, aan dat zijn cliënt geen enkele heerschappij had over de kwekerij, doch slechts een werknemer was evenals de andere aangetroffen personen. Op grond van die beperkte rol kan volgens de raadsman niet bewezen worden geacht dat verdachte de hennep aanwezig heeft gehad. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit het arrest van de Hoge Raad van 28 mei 1985 (NJ 1985, 822) blijkt dat voor het begrip 'aanwezig hebben' in de zin van de Opiumwet het niet noodzakelijk is dat de verdovende middelen aan de verdachte toebehoren. Verder volgt uit de rechtspraak dat aan dat begrip geen eisen van beschikkings- of beheersbevoegdheid worden gesteld en dat het kan inhouden dat er geen enkele zeggenschap over de hennep bestaat en slechts sprake is van het gedurende enkele uren onder zich hebben van de hennep om die in opdracht van een ander voor verdere bewerking gereed te maken (zie bijv. Hof 's-Hertogenbosch 13 februari 2008, LJN: BC5429). Dit een en ander en gelet op het feit dat verdachte in de aangetroffen kwekerij aanwezig was, dat hij ermee bekend was dat het om hennep ging en dat hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, in de kwekerij hennepplanten heeft geknipt en anderen aanwijzingen heeft gegeven, brengt de rechtbank tot het oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten en- stekken. Voor wat betreft feit 2 gaat de rechtbank, evenals de officier van justitie, uit van een periode van drie weken tot en met 20 april 2008. De rechtbank betrekt daarbij de verklaringen van de de twee Roemeense medeverdachten, die tegelijk met verdachte in de kwekerij werden aangehouden. Zij hebben bij de politie verklaard dat zij drie weken in de kwekerij hebben gewerkt en dat zij in die periode verdachte daar met enige regelmaat hebben gezien. Ten aanzien van feit 4, eerste cumulatief/alternatief, gaat de rechtbank, evenals de officier van justitie, op basis van de verklaring van verdachte uit van een periode van 5 dagen. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2, 4 eerste en tweede cumulatief/alternatief en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben en het medeplegen van het bewerken (knippen) van hennepplanten- en stekken in een grootschalige kwekerij in een bedrijfshal gelegen aan de [adres] te [plaats]. De professionele opzet en het grote aantal aangetroffen stekjes duiden erop dat deze kwekerij fungeerde als leverancier van hennepstekken. Verdachte heeft door zijn handelen dan ook bijgedragen aan de productie en verspreiding van softdrugs en aan het in stand houden van criminele activiteiten die gepaard gaan met deze handel. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en telen van hennep in zijn woning aan de [adres] te [plaats] en aan diefstal van de elektriciteit ten behoeve van de kwekerij in zijn woning. Hiertoe heeft verdachte de elektriciteitmeter aangepast. Door een medewerker van het energiebedrijf Eneco is geconstateerd dat als gevolg van deze aanpassingen een brandgevaarlijke situatie is ontstaan. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank kennis genomen van een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 april 2008 en een rapportage van de reclassering d.d. 2 juli 2008. Verdachte is blijkens zijn documentatie eerder met politie en justitie in aanraking geweest, met name voor het rijden onder invloed. Uit de rapportage blijkt dat verdachte geen vaste huisvesting, financiële problemen en geen diploma's heeft. De reclassering acht de kans op recidive daarom hoog. Desondanks adviseert de reclassering bij een veroordeling geen verplicht reclasseringscontact op te leggen, omdat verdachte in het gesprek met de reclassering weinig gemotiveerd was en aangaf geen hulpverlening in een verplicht kader te willen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om van het advies van de reclassering af te wijken en zij zal dan ook geen voorwaardelijk strafdeel opleggen. De rechtbank zal een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij een rol heeft gespeeld als schakel tussen de eigenaar/exploitant van de kwekerij en de personen die aldaar werkten. De rechtbank is echter, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat deze rol beperkt is gebleven en dat niet is gebleken dat deze rol van verdergaande aard is geweest dan het een enkele maal overhandigen van enveloppen en het rijden van een bus naar de kwekerij, steeds in opdracht van ene [A]. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht; - 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het de bij dagvaarding onder 1, 2, 4 eerste en tweede alternatief/cumulatief en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: feit 1: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod feit 2: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod feit 4 eerste alternatief/cumulatief: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod feit 4 tweede alternatief/cumulatief: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod feit 5: diefstal verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op: 21 april 2008 in voorlopige hechtenis gesteld op: 24 april 2008 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf. Dit vonnis is gewezen door mrs P.A.M. Hoek, voorzitter, V.F. Milders en A Teerds, rechters, in tegenwoordigheid van mr S.L.M. Staals, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 augustus 2008. Mr. Teerds is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.