Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE0080

Datum uitspraak2008-08-07
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607161-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs strafmaatmotivering promis


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.607161-08 Uitspraak: 7 augustus 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [ve[verdachte], [geboortedatum], [woonplaats]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft laatstelijk plaatsgevonden op 24 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.S. Boedhoe, advocaat te Almere. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 26 maart 2008 in de Almere - met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 175,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Vrijmark), in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachto[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of - met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachto[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 175,- euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Vrijmark), in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte: - een bandana/sjaal voor zijn gezicht droeg en/of - een mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, op korte afstand van het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft vastgehouden, in ieder geval voor die [slachtoffer] zichtbaar heeft vastgehouden en/of - die [slachtoffer] heeft toegevoegd:"Geef me je geld" en/of "Nee, geef het papier", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking; Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de eerste regel "Almere" in plaats van "gemeente Almere". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad. Standpunten officier van justitie en verdediging. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en wel de diefstal-variant. Hij heeft daarbij gewezen op de aangifte en de gedetailleerde bekennende verklaring van verdachte, die beide grotendeels met elkaar overeenstemmen, en op de beelden van de beveiligingscamera ter plaatse. De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit, omdat voor een bewezenverklaring onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. BEWIJSOVERWEGINGEN Verdachte wordt verweten – kort gezegd - dat hij op 26 maart 2008 in Almere, met gebruikmaking van een mes, een AH-filiaal heeft overvallen, waarbij een bedrag van € 175,- is buitgemaakt. Bewijsmiddelen 1. Het proces-verbaal van aangifte met nummer 2008022589-1, opgemaakt door [verbalisant], hoofdagent van politie Flevoland, dossierpaginanummers 3 tot en met 7; 2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] met nummer 2008022589, dossierpaginanummers 70 tot en met 74 (vierde verhoor). 3. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] met nummer 2008022589, dossierpaginanummers 82 tot en met 86 (vijfde verhoor). Uit deze bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid Op 26 maart 2008 heeft [slachto[slachtoffer], kassamedewerker bij Albert Heijn, filiaal Vrijmark, aangifte gedaan van een overval, waarbij hij onder meer het volgende heeft verklaard: “Op 26 maart 2008 omstreeks 14.45 uur was ik werkzaam in deze Albert Heijn en zat ik achter kassa 2. Ik was net klaar met een mannelijke klant. Achter deze man kwam een vrouwelijke klant. Ik zag dat er een man aankwam met versnelde pas. Ik zag dat deze man de vrouw welke reeds bij de kassa stond opzij drukte. Nog voordat de vrouw er wat van wilde zeggen zag ik dat de man een mes pakte. Ik zag dat de man het mes in zijn rechterhand had. Dat mes was ongeveer 20 cm van mijn neus vandaan. Ik hoorde de man zeggen: geef me je geld. Ik opende de kassa en begon met het wisselgeld uit de kassa te nemen. Ik hoorde de man toen zeggen: Nee, geef het papier. Hierop heb ik 15 briefjes van 5 euro en 15 briefjes van 10 euro, dat is totaal 175 euro, op de kassa gelegd. Direct daarna zag ik dat de man zijn mes van hand veranderde en daarna met zijn rechterhand het geld wegpakte. Hij had een lapje voor zijn mond, een bandana noemen ze dat.” Op 28 mei 2008 is verdachte voor de vierde maal gehoord. Nadat de verhorende verbalisanten hem een aantal foto`s van de beveiligingscamera`s uit het desbetreffende Albert Heijn filiaal hebben getoond, verklaart verdachte op vragen van de verhorende verbalisanten als volgt: “Wat is er met hem gebeurd eigenlijk? Met die jongen die achter de kassa zit. Toen ik zeventien was toen was het een meisje die toen achter de kassa zat. Nu was het een jongen. Dat mes heb ik in de bus gevonden. Dat mes ken ik wel. Ik heb gewoon gezegd van: Geef me het geld. Die jongen wilde mij munt geven. Ik wilde natuurlijk dat papiergeld. Ik zei tegen hem: Geef me gewoon dat papiergeld. Deze overval heeft 180, 200 euro opgeleverd. Bij de ingang heb ik de bandana voor mijn gezicht gedaan.” BEWEZENVERKLARING De rechtbank is van oordeel, dat de inhoud van de hierboven onder 1 en 2 genoemde bewijsmiddelen voldoende steun bieden aan de stelling dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde overval. Verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar ontkend iets met de overval te maken te hebben, maar de rechtbank houdt verdachte aan diens hierboven weergegeven bekennende verklaring, die immers tot in detail overeenstemt met de verklaring van aangever [slachtoffer] en informatie inhoudt die slechts de dader kon weten. Te noemen valt in dat verband: - verdachte erkent dat hij een bandana voor zijn gezicht had; - verdachte geeft aan dat achter de kassa zich een jongen bevond; - verdachte verklaart dat hij een mes gebruikte voor de bedreiging; - verdachte nam geen genoegen met muntgeld, maar eiste papiergeld; - verdachte herkent het mes dat bij de overval gebruikt is, en - verdachte geeft aan dat de buit 180 à 200 euro was. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat: hij op 26 maart 2008 in de gemeente Almere, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachto[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 175,- euro, toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Vrijmark), welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte: - een bandana voor zijn gezicht droeg en - een mes, op korte afstand van het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en - die [slachtoffer] heeft toegevoegd:"Geef me je geld" en "Nee, geef het papier". De rechtbank heeft hier, in tegenstelling tot de officier van justitie, gekozen voor de afpersingsvariant, nu het slachtoffer werd gedwongen tot afgifte van het geld en het oogmerk van verdachte ook daarop was gericht. Daar doet niet aan af dat het slachtoffer het geld niet in handen van verdachte gaf, maar vóór verdachte op de kassa heeft gelegd, waardoor verdachte dat geld kon wegnemen. Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis d.d. 11 april 2008 van de politierechter in deze rechtbank ter zake van (winkel)diefstal en belediging van een ambtenaar is opgelegd. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de rechtbank overwogen dat verdachte op klaarlichte dag, met een doek voor zijn gezicht, een supermarkt heeft overvallen, waarbij hij een mes op korte afstand van de kassamedewerker heeft gehouden en deze zodoende heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. Dit is niet alleen voor die kassamedewerker een angstige ervaring geweest, maar moet dat ook zijn geweest voor diens collega`s en het winkelende publiek. Voorts heeft de rechtbank mee laten wegen dat verdachte in het recente verleden meermalen wegens winkeldiefstallen is veroordeeld. De rechtbank kan zich verenigen met de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, maar zal daarvan, nu verdachte niet eerder tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld, thans nog een deel daarvan voorwaardelijk opleggen. Toepasselijke wettelijke voorschriften. De uitspraak is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot zes maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. M.C.P. de Ridder en E.W. Akkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2008. Mr. de Ridder was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.