
Jurisprudentie
BE0505
Datum uitspraak2008-08-14
Datum gepubliceerd2008-08-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.000.708/01 (Rolnummer (oud): 02/1251)
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.000.708/01 (Rolnummer (oud): 02/1251)
Statusgepubliceerd
Indicatie
Arbeidsrecht; arbeidsongeschiktheid; is voldoende gedaan ten behoeve van re-integratie van gedeeltelijk arbeidsongechtkte werkneemster (ruim 50 jr oud en ruim 26 in dienst bij (rechtsvoorgangster van) werkgeefster?
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 105.000.708/01
Rolnummer (oud) : 02/1251
Rolnummer rechtbank : 01-4323
arrest van de negende civiele kamer d.d. 14 augustus 2008
inzake
[Werkneemster],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [Werkneemster],
procureur: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
Initial Hokatex B.V.,
gevestigd te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Hokatex,
procureur: eerst mr. W. Taekema, thans mr. H.J.A. Knijff.
Het geding (vervolg)
Naar aanleiding van het tussenarrest van 10 februari 2006 heeft Hokatex een akte (met producties) genomen, waar [Werkneemster] bij antwoordakte (met producties) op heeft gereageerd.
Vervolgens hebben partijen (opnieuw) de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep (vervolg)
1. Zoals reeds in voormeld tussenarrest is overwogen, vraagt [Werkneemster] een verklaring voor recht dat Hokatex door zich niet en/of onvoldoende in te spannen om voor [Werkneemster] een, gelet op haar gezondheidsproblemen, passende functie te vinden, heeft gehandeld in strijd met de norm van goed werkgeverschap of toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen. Verder vordert zij vergoeding van schade, op te maken bij staat.
2. Het geschil tussen partijen spitst zich (zoals reeds overwogen) in de eerste plaats toe op de vraag of de voorstellen van Hokatex tot het verkopen van schoonloopmatten, gedaan bij brieven van 22 december 1998 en 24 februari 1999, redelijke voorstellen tot re-integratie zijn.
Het hof overweegt hierover als volgt.
3.1. Bij de beoordeling van de wijze waarop Hokatex in het kader van de re-integratie met [Werkneemster] is omgegaan dient "het voortraject" (tot 22 december 1998) mede in aanmerking te worden genomen.
3.2.Zoals reeds overwogen, is [Werkneemster] geboren [in] 1945. Zij is op 1 mei 1972 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van Hokatex. Voordat Hokatex per 1 januari 1998 het bedrijfsonderdeel Healthcare, waarin [Werkneemster] werkzaam was, overnam heeft [Werkneemster] steeds goede beoordelingen gehad.
3.3. Bij de viering van haar 25-jarig jubileum (mei 1997) is [Werkneemster] onweersproken na-mens degene die gedurende 20 jaar haar baas was geweest zeer lovend toegesproken, zoals onder meer:
"Deze felicitatie komt van overzee en getuigt van mijn "grenzenloze" bewondering voor alles wat jij de laatste 25 jaar hebt gedaan en betekend voor de afdeling Dameshygiëne, Sanitact, Healthcare van Rentokil Nederland. Jij was de eerste vertegenwoordigster voor deze afdeling en tot nu toe ben je de enige zilveren jubilaris in de wereld voor de verkoop van Rentokil Healthcare!
(…)
Vijfentwintig jaar steeds aan of bij de top, voorwaar een unieke prestatie, een prestatie die stáát, een prestatie waartegen men U mag en dient te zeggen.
Mei 1972 was het begin van je succesvolle carrière bij Rentokil (…)
[Werkneemster], je kwàm niet alleen, je zag, overwon en je bleef! Gewapend met gedegen documentatie (één foto op briefkaartformaat van een dameshygiëne-container) ging je er vanaf dag één fris op af, want van inwerken, opleiden, trainen enz. werd toen nog niet gesproken. Gewoon doen! En dat deed je ook (…) en dat was nog maar het begin! Je ging door en wist handtekeningen te krijgen op onze abonnementen van ministeries, staatsinstellingen, scholen, warenhuizen en vele vele particulieren bedrijven en bedrijfjes.
Gedurende de bijna 20 jaar (…) heb ik je altijd positief en enthousiast gezien. Je had gedurende die jaren natuurlijk ook je persoonlijke en zakelijke moeilijkheden en problemen, maar zelden was hiervan een terugslag in de prestatie-curve te vinden. Je had en hebt de nodige dosis optimisme en de veerkracht na een tegenslag onmiddellijk de volgende uitdaging aan te gaan.
Hierin schuilt waarschijnlijk de basis voor jouw enorme succes van de afgelopen 25 jaar. Je bent één van de belangrijkste pijlers geweest, waarop Sanitact Nederland werd gebouwd; zonder jou zou Sanitact Nederland niet die snelle vlucht hebben genomen en niet jaren lang als lichtend voorbeeld geweest zijn voor de andere Rentokil landen van het Europese continent."
3.4. In een onweersproken door Hokatex (vooruitlopend op een niet-geëffectueerde opzegging in 2000) aan [Werkneemster] toegezonden getuigschrift over de periode tot 31 maart 1998 (zijnde de datum waarop de ondertekenende directeur de organisatie heeft verlaten) is onder meer als volgt opgenomen:
"Tijdens haar werkperiode bij Rentokil Healthcare heeft Mevrouw [Werkneemster] altijd haar jaartarget gehaald. Tevens is zij er in geslaagd om meerdere keren de titel Top Sales Award Winnares (beste verkoopster van de divisie Healthcare) te behalen. Zij behandelde vooral de grote accounts zoals de overheid en heeft altijd naar volle tevredenheid gefunctioneerd."
3.5. De beoordeling 1997/1998 d.d. 14 april 1998 door de [Branchemanager] (hierna: [Branchemanager]) bevat onweersproken onder meer de volgende passages:
"De beoordeling over de periode '97/'98 is voor jou tweeledig. Enerzijds is hij opgebouwd uit de werkzaamheden binnen de ex-Rentokil organisatie en anderzijds is hij opgebouwd uit jouw functioneren tot nu toe binnen de nieuwe "RentokilHokatex" organisatie zoals wij die nu kennen.
Voor het eerste gedeelte ben ik volledig afgegaan op de argumenten van [X]. Zij heeft immers met jou gewerkt en kan dus beter inschatten hoe die periode beoordeeld kan worden. Van haar heb ik begrepen dat je een prettige collega bent die "boven budget" heeft gepresteerd
Vanuit de nieuwe situatie wil ik graag het volgende opmerken:
Je hebt absoluut de wil om ook aan de nieuwe organisatie te laten zien dat je tot de Toppers wil gaan behoren. Ondanks de vele informatie die je jezelf "eigen" hebt moeten maken vind ik dat je dit snel hebt gedaan. Daarnaast ben je collegiaal hetgeen prima van pas komt als je zoveel mensen vanuit verschillende culturen bijelkaar zet.
Aandachtspuntjes:
Probeer wat korter en zakelijker te zijn in je beargumentatie / vragen / toelichtingen. Daar waar je sneller to-the-point komt, kom je waarschijnlijk ook sneller tot een beslissing. houdt hoofdlijnen vast en treedt niet teveel in details.
Ga af van het verkopen van "oude" prijzen en conditie's. Pas steeds vaker de huidige toe en probeer te bemiddelen (in het voordeel van de nieuwe organisatie) op het moment dat de stap niet in één keer maar bijvoorbeeld in twee keer genomen dient te worden.
Komen we toe aan de uiteindelijke beoordeling 1997/1998.
Beoordeling:
Over de eerdergenoemde periode beoordeel ik je: Goed.
(…)
[Werkneemster], de nieuwe organisatie "RentokilHokatex" zal strakker en zakelijker worden. Omzetten zullen moeten worden gerealiseerd en zelfstandigheid zal een belangrijke rol gaan spelen. Ik ga er van uit dat je dit kunt. Het is aan jou om dit ook te laten zien."
3.6. Na de overname van Healthcare door Hokatex is aan [Werkneemster] op enig moment - volgens [Werkneemster] was dit in eerste kwartaal 1998 - "haar" rayon […] feitelijk gesplitst in de zin dat vanaf dat moment de (potentiële) klanten met 50 of meer werknemers niet meer tot haar rayon behoorden: zij moest zich toen concentreren op (alleen) de klanten met minder dan 50 werknemers. Hokatex heeft deze beperking van het rayon betwist. Echter, Hokatex heeft daarbij geen verklaring gegeven voor het feit dat in brief van Hokatex van 24 februari 1999 aan [Werkneemster] bij de datum 29 juni 1998 onder meer als volgt is vermeld:
"De heer [Salesmanager] [hof: blijkens die brief is dit de met ingang van 1 mei 1998 aangestelde Salesmanager die per die datum met zijn inwerkperiode aanving; hierna: [Salesmanager]] bezoekt u privé en informeert u omtrent het komende besluit (vanuit de Rentokil Hokatex organisatie) om de commerciële verantwoording voor VT-ers [hof: daarmee wordt vertegenwoordigers bedoeld] te wijzigen in de zgn. 50 - klanten waarbij de nadruk ligt op ca. 90% pionieren (nieuwe klanten aanleveren) en voor de overige 10% sprake kan zijn van "relatiebeheer" (opzegmeldingen etc)."
Ook is Hokatex niet ingegaan op hetgeen onweersproken is vermeld in Hokatex' weergave van het zgn. 1 op 1 gesprek van 27 augustus 1998 tussen [Salesmanager] en [Werkneemster], waarin onder het kopje "Top 50 klanten" is opgenomen:
"Daar er een andere opzet is betreffende de te bezoeken klanten cq. potienteel 50-, 50+ zijn deze klanten niet meer aanwezig op dit moment".
Derhalve gaat het hof aan voormelde betwisting door Hokatex als zijnde onvoldoende onderbouwd voorbij. De ingangsdatum van deze verandering (29 juni 1998 of feitelijk reeds eerder) kan in dit verband in het midden blijven. Immers, onweersproken is gebleven dat [Werkneemster] deze wijziging - die op zich door haar, gelet op haar voorgeschiedenis zoals hierboven is vermeld, naar het oordeel van het hof begrijpelijkerwijs is ervaren als "uitholling" van haar functie; het is een feit van algemene bekendheid dat nu juist de verantwoordelijkheid voor die grotere klanten onder verkoopmedewerkers veelal als meer prestigieus wordt ervaren - heeft geaccepteerd nu zij er de verkoop van bedrijfskleding (een voor haar nieuw product) heeft bij gekregen.
3.7. Voorts is onweersproken dat [Werkneemster] zich - als gevolg van spanningsklachten door moeilijke privéomstandigheden - in april 1998 (volgens de overgelegde brief van Hokatex aan [Werkneemster] van 24 februari 1999 was die ziekmelding op 24 april 1998) op advies van haar huisarts heeft ziek gemeld.
3.8. Vanaf 13 juli 1998 is [Werkneemster] weer voor halve dagen gaan werken.
3.9. Op 27 augustus 1998 volgde het (hierboven sub 3.6. bedoelde) 1 op 1 gesprek met in de weergave daarvan ook een negatieve beoordeling door [Salesmanager]:
"(…)
Conclusie
Ondanks de huidige situatie ben ik ervan overtuigd dat het volgende 1 op 1 gesprek afgesloten wordt met een goed of voldoende. De afgelopen periode is afgesloten met de conclusie: Onvoldoende
(…)"
3.10. Ook het verslag van het 1 op 1 gesprek van 24 september 1998 bevat een negatieve beoordeling door [Salesmanager]:
"Conclusie
Huidige werkzaamheden, ondanks niet correct verlopen 1 op 1 gesprek: Onvoldoende
Let hierbij op dit is immiddels de tweede onvoldoende. Gezien de huidige prestaties en werkzaamheden zal ik, als mag blijken dat wanneer de maand september ook met een onvoldoende wordt afgesloten, het overwegen om jouw werkzaam te laten zijn in een rustiger rayon.
(…)"
3.11. [Werkneemster] heeft zich vervolgens op 29 september 1998 weer (geheel) ziek gemeld in verband met zeer hoge bloeddruk en hartklachten. Volgens haar hielden deze klachten verband met voormelde negatieve beoordelingen.
3.12. In de brief van 2 oktober 1998 van Hokatex, ondertekend door [Salesmanager] en [Branchemanager], aan [Werkneemster] is onder meer als volgt opgenomen:
"Natuurlijk vinden ook wij, naar nu blijkt, het jammer dat je nog niet 100% inzetbaar bent. We kunnen echter het voor ons zeer omvangrijke rayon, waar jij thans in werkzaam bent, niet nog langer onbemand laten, mede gezien jouw (verkoop)resultaten van de afgelopen periode. Gezien de hektiek van het rayon in relatie tot jou persoonlijke omstandigheden (ziekte) menen wij er goed aan te doen jou in een rustiger gebied werkzaam te laten zijn. Dit alles ter bevordering van jouw huidige gemoedstoestand. Daarom heb jij vanaf vanaf maandag 5 oktober a.s. een ander rayon en wel rayon 1 (o.a. Katwijk, Wassenaar, Leidschendam, Leiden en Rijswijk). Dit alles hebben wij grondig besproken met het Centrale Management.
Zodra je weer aan de slag kan, zal [Salesmanager] met jou de overdracht van het werkgebied bespreken. We menen dat dit alles een goede bijdrage zal zijn naar volledig herstel."
3.13. In de brief van [Werkneemster] van 12 oktober 1998 aan Hokatex t.a.v. [Salesmanager] en [Branchemanager], reageert zij op brieven van Hokatex aan haar van 20 augustus, 27 augustus, 24 september en 2 oktober 1998 en weerspreekt zij - naar het oordeel van het hof: zakelijk en concreet - een aantal volgens haar onterechte verwijten aan haar adres. Ook vermeldt zij daarin onder meer:
"In plaats van het door [Salesmanager] aangehaalde liedje van Paul de Leeuw[hof: in het hierboven bedoelde verslag van 27 augustus 1998 verwijst [Salesmanager] naar het door diverse Account Managers in het begin van het jaar in het bijzijn [Werkneemster] zingen van een liedje van Paul de Leeuw - met daarin onweersproken de passage "alle vrouwen boven de vijftig zijn incontinent" - en merkt daarbij op dat dit niet op haar persoonlijk sloeg en dat hij daarvoor de excuses heeft aangeboden die [Werkneemster] heeft aangenomen] heeft [Salesmanager] wel degelijk persoonlijk in april de opmerking naar mij gemaakt "boven de 50 zijn alle vrouwen incontinent", op dat moment waren wij in de belruimte. Ook noemde hij mij met grote regelmaat "moeders". Na de benoeming van [Salesmanager] als sales-manager nam hij telefonisch kontakt met mij op (ik was op dat moment ziek) om mij dit mee te delen en kwam hij terug op bovengenoemde uitspraken en zei dat wij deze maar moesten vergeten.
(…)
Tijdens de 3maandelijkse kontrole voor mijn hoge bloeddruk bij mijn huisarts konstateerde deze de noodzaak van het maken van een hartfilm door de klachten over konstante pijn in mijn linkerarm en zware hoofdpijn. Na 1 week moest ik bij de huisarts terugkomen en moest ik direkt stoppen met werken, daar hij geen enkel risico wilde nemen omdat de klachten nog niet waren verminderd.
Gezien mijn lichamelijke toestand op dit moment kan ik het alleen maar waarderen dat jullie mij een rustiger gebied willen geven, echter als de reden zoals eerder is aangegeven, zie het 1 op1 gesprek van 24 september jl., kan ik mij daar niet in vinden gezien de korte periode na mijn ziekte ik wel degelijk meer omzet heb behaald dan door jullie is aangegeven.
Zie bijlage: mijn verkoopoverzicht van september"
3.14. Hokatex heeft op voormelde brief gereageerd per brief van 14 oktober 1998. Behalve de bevestiging van de ontvangst van de brief is daarin uitsluitend vermeld "Wij hebben de inhoud van uw brief voor kennisgeving aangenomen."
3.15. In de brief van Hokatex (ondertekend door [Salesmanager] en [Branchemanager]) aan [Werkneemster] van 30 oktober 1998 wordt meegedeeld dat Hokatex - naar aanleiding van de afspraak dat [Werkneemster] op initiatief van de Arbo-dienst gebruik zal maken van het bedrijfsmaatschappelijk werk, hetgeen naar inschatting van Hokatex en de Arbo-dienst minimaal 8 weken in beslag zal nemen - het haar op 2 oktober 1998 toebedeelde rayon aan een ander ter bewerking heeft gegeven, alsmede:
"Voor u betekent dit dat er bij uw terugkomst binnen de Branche Delft er gekeken zal worden naar een nieuwe invulling van uw werkzaamheden als vertegenwoordigster.
Door deze noodzakelijke invulling van het rayon (…) zijn wij genoodzaakt om uw bedrijfswagen hiervoor in te zetten. Vandaar dat wij op dinsdag 3 november 1998 om 11.30 uur uw bedrijfswagen(…) komen ophalen. Gaarne verzoeken wij u om ervoor te zorgen dat er iemand aanwezig is.
Tevens bevestigen wij hierbij dat de onkosten- en telefoonkostenvergoeding tot nader order zal worden stopgezet."
3.16. Nadat [Werkneemster] had geprotesteerd tegen (onder meer) de inname van de auto, onder verwijzing naar de toezegging van de directeur van Hokatex van juli 1998, inhoudende dat zij de auto tijdens haar ziekte niet behoefde in te leveren, heeft [Salesmanager] op 3 november 1998 telefonisch contact met haar gezocht dat de bedrijfswagen vooralsnog niet zal worden opgehaald, en ontving zij van de heer [directeur van Hokatex] (directeur van Hokatex) een brief van 6 november 1998, met daarin onder meer:
"(…) Ik heb toen inderdaad tegen je gezegd dat wij niet bij iemand met een goede staat van dienst (in jouw geval ruim 26 jaar), zomaar overgaan tot de beslissing om de bedrijfswagen terug te nemen. Voor de goede orde: in de bedrijfsautoregeling staat dat Rentokil Hokatex kan beslissen om de bedrijfsauto bij langdurige afwezigheid van de medewerker in te nemen. Deze beslissing wordt in de praktijk niet snel genomen. We gaan slechts over tot zo'n beslissing als de medewerker onvoldoende krediet heeft.
De opmerking welke ik in juli heb geplaatst moet je zien in de situatie zoals die was. Ik was er toen ook van overtuigd dat je, met je ruime ervaring en datgene wat ik van je gehoord had over de periode bij Rentokil Healthcare, ruim voldoende krediet had om de opmerking tegen jou te kunnen maken.
Sinds die tijd is er echter veel veranderd. Van alle kanten zijn er intern vanuit de organisatie en extern vanuit de Arbo-dienst zeer grote inspanningen geleverd om je weer 'op de rails' te krijgen, wat tot op heden niet is gelukt. Deze inspanningen zijn niet te veel, want óók dit krediet heb je verdiend. Ondanks alles blijft het gewenste resultaat, dat je weer volledig arbeidsongeschikt bent, uit. Wat ik begrijp is dat als laatste poging, op advies van de Arbo-dienst, Bedrijfsmaatschappelijkwerk wordt ingezet.
Door deze inspanningen en het uitblijven van het gewenste resultaat heb je echter dusdanig veel krediet verspeeld, dat de tijd aangebroken is, dat het gerechtvaardigd is om de bedrijfsauto (tijdelijk) terug te nemen en in te zetten voor iemand anders.
Bovenstaande heeft ertoe geleid dat de beslissing om jouw auto terug te nemen een feit is. Ik sta volledig achter deze beslissing, maar kan mij voorstellen dat, door mijn eerder gemaakte opmerking hierover in juli, het abrupt bij je is overgekomen., Daarom zal de auto niet direct worden gehaald, maar pas na afloop van je 5 sessies met Bedrijfsmaatschappelijkwerk en indien het resultaat er niet toe heeft geleid dat je weer volledig arbeidsgeschikt bent."
3.17. In de brief van 9 november 1998 aan [Werkneemster] van Hokatex (ondertekend door [Branchemanager] en [Salesmanager] en daaronder "C.c. Personeelsdossier") is onder meer als volgt opgenomen:
Beste [Werkneemster],
Hedenmorgen zijn wederom verrast door de onduidelijkheid betreffende de noodzaak van het werkoverleg en inlevering van de correct ingevulde werkplanning.
Je wordt geacht om aanwezig te zijn tijdens een werkoverleg. Tevens verwachten wij dan een positieve houding, antwoorden op vragen vanuit het management en inlevering van de weekplanning.
Vragen betreffende "de zin" van het werkoverleg zijn niet meer aan de orde.
(…)
Dit bovenstaand werkoverleg is een onderdeel van je werkzaamheden. Idem is het correct invullen en inleveren van de planning een onderdeel van je werkzaamheden.
(…)
We hopen hiermee nogmaals duidelijk te zijn geweest en vertrouwen erop dat discussies omtrent het werkoverleg en de planning tot het verleden behoren."
Toen [Werkneemster] vervolgens liet weten dat zij niet bij die vergadering was geweest als gevolg van haar (bij Hokatex bekende, zie hierboven sub 3.15. en 3.16) arbeidsongeschiktheid liet Hokatex mondeling weten dat de brief op een vergissing berustte en niet voor haar bestemd was. In de overgelegde brief van Hokatex aan [Werkneemster] van 24 februari 1999 is hierover vermeld:
"Een, voor de gehele buitendienst van Delft bedoeld schrijven, gezien het ziektebeeld is dit een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Hiervoor zijn mondeling door de heer [Salesmanager] en ondergetekende [hof: [Branchemanager]]mondeling excuses gemaakt."
[Werkneemster] heeft betwist dat aan haar excuses zijn gemaakt.
3.18. Het contact met bedrijfsmaatschappelijk werkster heeft geen positieve bijdrage opgeleverd. Onweersproken heeft deze onder meer [Werkneemster] geadviseerd een psychiater in de arm te nemen en ook aangestuurd op ontslagname door [Werkneemster], hetgeen voor [Werkneemster] niet heeft bijgedragen aan het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Dat zij "geen hulpvraag aan de zijde van [Werkneemster] heeft geconstateerd" is op zich niet in discussie.
3.19. In de brief van 3 december 1998 van Hokatex (ondertekend door [Personnel Officer], Personnel Officer; c.c. aan o.a. de bedrijfsarts E. Teuben) aan [Werkneemster] inzake "Afspraken reïntegratieprogramma" is onder meer als volgt opgenomen:
"(…) De inzet van bedrijfsmaatschappelijkwerk is een uiterste poging om u weer aan de slag te krijgen. Na de inzet van bedrijfsmaatschappelijkwerk met als uitkomst onderstaand reïntegratieprogramma, zijn vanuit onze kant alle mogelijkheden uitgeput.
Ondanks dat het doel van het gesprek duidelijk gericht is op werkhervatting, zijn er vanuit uw kant toch regelmatig andere discussiepunten ingebracht, die niets met dat doel te maken hebben. Wel heb ik -voor zover nog niet bekend- getracht duidelijk te maken dat die discussiepunten op andere plekken en tijden aan de orde gesteld (hadden) kunnen worden. Daarbij heb ik u gewezen op bijvoorbeeld de Vertrouwenscommissie, Bezwarencommissie en de Integratie-commissie arbeidsvoorwaarden.
(…) Zeker gezien het feit dat vorige reïntgegratiepogingen niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd, hebben we afgesproken voorzichtig te starten met aangepaste werkzaamheden.
Dit heeft geleid tot het volgende:
- U gaat per half december weer voor 50% beginnen.U gaat dan werken op de maandag, woensdagochtend en de vrijdag. Uw werkzaamheden zijn dan het in kaart brengen van marktontwikkeling van de Branche Delft (marktonderzoek). (…)
- Wanneer we in de situatie komen waarbij u ± 75% hersteld bent, zult u er werkzaamheden bij krijgen. Vanaf dat moment gaat u ondersteunende verkoop doen van Schoonloopmatten.
- Wanneer u na bepaalde tijd volledig belast te zijn geweest weer goed functioneert en uw draai weer heeft gevonden, is volledige verantwoordelijkheid voor een rayon weer bespreekbaar.
Ik wil u er nogmaals op wijzen dat alles zoals gebruikelijk in nauw overleg met onze Arbo-dienst gaat plaatsvinden. Bovendien zal er voor uw terugkomst een gesprek zijn tussen u, het management van de Branche Delft en ondergetekende, om alles goed op elkaar af te stemmen. Ik zal u daar op korte termijn voor uitnodigen. Bij iedere volgende stap in het reïntegratie-programma zal er een gesprek tussen deze betrokkenen zijn.
Rest mij nog u de komende tijd veel sterkte en gezondheid toe te wensen en de wens uit te spreken dat alle inspanningen er uiteindelijk toe leiden dat u weer volledig inzetbaar bent."
3.20. Aan dit voorstel tot in kaart brengen van marktontwikkeling van de Branche Delft is geen uitvoering gegeven. In de onderhavige procedure in hoger beroep heeft Hokatex aangevoerd dat dit in kaart brengen van de marktontwikkeling tijdgebonden was. In voormelde brief is dit laatste echter niet vermeld. Gesteld noch gebleken is dat dit in het kader van het overleg over deze brief aan [Werkneemster] - waarin [Werkneemster] onweersproken er mee akkoord is gegaan om op deze basis te beginnen - is meegedeeld, zodat het hof het er voor houdt dat dit is niet is gebeurd. Voorts heeft Hokatex op geen enkele wijze een verklaring gegeven voor het uitblijven van de in voormelde brief expliciet aangekondigde uitnodiging op korte termijn voor een "afstemmingsgesprek", hetgeen gelet op de door haar gestelde tijdelijkheid van het betreffende werk wel op haar weg had gelegen.
4. Tot zover het voortraject. Bij het gesprek van 22 december 1998 werd [Werkneemster] vervolgens een re-integratietraject voorgehouden zoals vermeld in de brief van voormelde datum van Hokatex (dit keer ondertekend door [Branchemanager] en zonder de vermelding "c.c. aan de bedrijfsarts"):
"Na een lange periode van afwezigheid, gaan we opnieuw proberen werkzaamheden van vertegenwoordiger binnen de Branche Delft te starten.
Dat deze start anders zal zijn dan de vorige keren moge duidelijk zijn. We hebben er alle belang bij dat het deze keer wel lukt.
In jouw aanwezigheid zijn er een aantal aanpassingen geweest v.w.b. jouw werkgebied. Hiervan ben je door ons op de hoogte gesteld. Deze aanpassingen hebben ook voor de Branche Delft de nodige veranderingen met zich mee gebracht in een voor ons zeer moeilijke situatie. Teneinde de rust te bewaren én zekerheid te krijgen v.w.b. jouw integratie en functioneren als vertegenwoordiger, willen wij het volgende met jou afspreken:
*Her-start per 28 december a.s. (50%).
*per 18 januari '99 75% hersteld en per 29 januari 100% [het hof leest:] hersteld
*Dagelijks Rapporterend aan de Branchemanager (van 08:00-08:30).
*Startend met het verkopen van de Schoonloop en merknaammatten.
*Verkooptarget: Minimaal 3 schoonloopmatten per dag bij 50%
Minimaal 4 schoonloopmatten per dag bij 75%
Minimaal 6 schoonloopmatten per dag bij 100%.
*Werkgebied door Branchemanager te bepalen (zal steeds wisselend zijn omdat jouw inzet daar benodigd zal zijn daar waar behoefte is).
*Verkoopbonus zal aan de commercieel verantwoordelijke worden toegekend van het werkgebied. Verkoopresultaat is natuurlijk voor jou.
*Deelname aan verkoopvergadering en werkoverleg verplicht, alsmede aan onderdelen uit deze overlegvormen.
*Eerste evaluatie einde januari, tweede evaluatie einde februari.
*Op basis van resultaten overweging in maart welke producten erbij gaan komen en kunnen we gaan denken aan een vaste rayonindeling.
Wij zijn ons er van bewust dat bovenstaande een strak voorstel is, maar de situatie is er dan ook naar dat wij er bijzonder veel waarde aan hechten dat deze nieuwe herstart een succes gaat worden.(…)"
5. Naar het oordeel van het hof wijkt voormeld traject wezenlijk af van het sub 3.19. vermelde traject. Het "voorzichtig (…) starten met aangepaste werkzaamheden" te beginnen met gedurende de 50% van de oorspronkelijke werktijd waarvoor zij arbeidsgeschikt is verklaard het in kaart brengen de marktontwikkeling (zijnde onweersproken in beginsel kantoorwerk), naar mate het percentage arbeidsgeschiktheid toeneemt aan te vullen met verkoop van schoonloopmatten, is nu veranderd in "een strak voorstel" met vanaf dag één uitsluitend de verkoop van schoonloopmatten met ook direct verkooptargets.
6. Voor deze ommezwaai heeft het hof in hetgeen van de zijde van Hokatex naar voren is gebracht, gelet op al hetgeen hierboven sub 3.2. t/m 3.20 is overwogen, onvoldoende rechtvaardiging kunnen vinden. [Werkneemster] was immers voor het door Hokatex voorafgaand aan haar arbeidsongeschiktheid met haar overeengekomen (zie hierboven sub 3.6.) eigen werk - verkoop van healthcare producten en bedrijfskleding aan (potentiële) 50- klanten in een eigen rayon - arbeidsgeschikt verklaard. Hokatex heeft niet duidelijk kunnen maken - ook niet op uitdrukkelijke vragen van het hof ter gelegenheid van het pleidooi - waarom niet een herstart mogelijk was op een wijze die duidelijk meer overeenstemt met dit eigen werk. Immers, onweersproken waren er bij Hokatex in die periode vacatures voor vertegenwoordigers, dus een (tijdelijke) herschikking van taken en rayongrenzen zou toch voor de hand hebben gelegen.
7. Voorts staat tussen partijen niet ter discussie dat [Werkneemster] tegen de nieuwe opdracht en de targets bezwaar heeft gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat [Werkneemster] de bij het laatste * in voormeld plan bedoelde "resultaten" niet, zoals zij heeft aangevoerd, heeft mogen opvatten als "verkoopresultaten" in het licht van de gestelde targets. Daarmee stelde Hokatex derhalve het uiteindelijk weer in de (na de overname overeengekomen) eigen functie aan de slag mogen niet alleen afhankelijk van het herstel van de spanningsklachten maar ook van het halen van die verkooptargets. Dat dit alles voor [Werkneemster] extra spanningen veroorzaakte - zeker in een periode waarin zij als gevolg van de nog steeds bestaande spanningsklachten nog slechts voor 50% aan de slag mocht - spreekt voor zich. Hokatex heeft geen afdoende rechtvaardiging gegeven waarom zij niet bereid was om met deze bezwaren rekening te houden.
8. Een en ander brengt naar het oordeel van het hof mee dat Hokatex met het traject als vermeld in de brief van 22 december 1998 de "reïntegratie-lat" onaanvaardbaar hoog heeft gelegd, ook indien komt vast te staan dat de bedrijfsarts hiermee in alle opzichten akkoord is gegaan (dit laatste is door [Werkneemster] gemotiveerd weersproken).
9. In de brief van [Werkneemster] aan [Branchemanager] van 28 december 1998 schrijft zij als volgt:
"Naar aanleiding van uw brief van 22 december 1998 deel ik u mede:
Aanstaande maandag 4-1-1999 zal ik, zoals mondeling afgesproken, weer gaan werken.
Ik zal de opdracht naar beste kunnen uitvoeren maar ik ben het met de opdracht niet eens.
De verkooptargets zijn niet haalbaar en ik vind het niet juist dat daarvan afhankelijk wordt gesteld of ik mijn rayon terugkrijg.
Ik wil graag weer normaal en volledig kunnen werken maar dat zal alleen lukken als ik normaal behandeld word.
Ik zal U binnenkort een uitgebreidere brief sturen waarom ik het met de gang van zaken niet eens ben."
10. De hierboven aangekondigde brief van [Werkneemster] aan Hokatex is die van 8 januari 1999. Deze luidt als volgt:
"Hierbij mijn reactie op het schrijven d.d. 6 november, 3 december, 22 december 1998
6 november: betreft de brief van de heer [directeur van Hokatex] [hof: zie hierboven sub 3.16], hierin wordt herhaaldelijk melding gemaakt dat enerzijds ik krediet zou hebben opgebouwd, anderzijds (de reden is mij onduidelijk) zou ik ditzelfde krediet hebben verspeeld. Slaat dit op mijn ziekteperiode ? De inspanningen van de zijde van Rentokil Hokatex hebben mijns inziens bestaan uit het tijdens mijn ziekte sturen van verwarrende korrespondentie waarin men voortdurend terugkwam op eerder gemaakte afspraken zonder overleg. Van enig persoonlijk kontankt tijdens mijn ziekte heb ik niets gemerkt behalve demotiverende brieven en het voorstel van Commit Arbo om een maatschappelijk werkster in te schakelen. Ik ben er steeds van uitgegaan dat als mij dat zou helpen ik hier voor open stond. Echter in de 2e sessie met de maatschappelijk werkster raadde deze mij aan een psychiater in de arm te nemen. Dit ging mij te ver, daar ook Rentokil Hokatex wist wat de konkrete oorzaken van mijn ziekteverzuim waren en waarom ik van de huisarts thuis moest blijven (hoge bloeddruk en diverse spanningen).
Hoe kan iemand die ziek thuis is resultaat behalen? Bovendien zou er op het rayon worden teruggekomen.
3 december: Mevrouw Douma (bedrijfsmaatschappelijk werkster) heeft volgens haar geen hulpvraag kunnen konstateren. In plaats van dat zij zich verdiepte in mijn persoon vertelde zij hoe haar levensfilisofie was o.a. het boedhisme welke zij aanhangt. Tijdens het gesprek op 1 december jl. is er een voorstel gedaan i.v.m. mijn reïntegratie (o.a. marktonderzoek) bij 50% arbeidshervatting en bij herstel bij 75% verkoop van schoonloopmatten. E.e.a. zou in overleg zijn met de Arbo dienst. Wegens ziekte van de Arbo arts zijn ook die afspraken met mij steeds verzet, waardoor het voor mij onduidelijk was wanneer en hoe ik weer zou starten.
22 december : Uiteindelijk weer gewijzigd voorstel m.b.t. mijn werkzaamheden. De heer [Branchemanager] gaf tijdens dit gesprek aan, dit in tegenstelling tot hetgeen bevestigd in brief van 3 december (marktonderzoek), dat het marktonderzoek niet nodig was daar er in Voorburg een marketing afdeling is. (was hier niet over nagedacht of dacht men mij zo zoet te houden) Hier is volgens de heer [Branchemanager] door verschillende verantwoordelijken over nagedacht.
Waarop wordt alweer een andere start gebaseerd en wat is de reden van het niet slagen van de vorige keren? Bovendien wordt hier gesproken over een strak voorstel; is dat de juiste motivatie voor reïntegratie?
Is er al gedacht om mij met al mijn ervaring van bijna 27 jaar (succesvol) op een andere manier tegemoet te treden en mij in mijn waarde te laten?
Tevens wil ik aangeven dat ik het niet eens ben met afnemen van mijn rayon (2x) en mij af te laten schepen met werkzaamheden zoals genoemd in bedoelde brief omdat inmiddels nieuwe mensen zijn aangenomen en in de aan mij toegezegde gebieden tewerk zijn gesteld.
Bovendien wordt ook maar even aangegeven dat de te behalen bonus niet aan mij toegekend zal worden. ( mijn salaris bestaat uit een vast en variabel deel, dus ook bonus).
De te behalen resultaten ( irreëel) zouden maatgevend zijn om voor mij een nieuw rayon te creëren. Hier ageer ik ten zeerste tegen.
Ik hoop zoals aangegeven door de heer [Branchemanager] in bovengenoemde brief, dat ik weer zo spoedig mogelijk in mijn oude rayon als vanouds aan de slag kan en reserveer daarvoor mijn rechten."
11. [Werkneemster], die zoals afgesproken op 4 januari 1999 op basis van het traject zoals vermeld in de brief van 22 december 1998 aan de slag is gegaan, haalde zoals zij al vreesde de gestelde targets in het geheel niet. Volgens Hokatex kwam dat doordat zij zich richtte op de verkeerde doelgroep, maar enige concrete onderbouwing dat de gestelde targets reëel waren - bijvoorbeeld met vergelijkingsmateriaal van resultaten van anderen - heeft het hof niet aangetroffen zodat dit naar het oordeel van het hof niet is komen vast te staan.
12.1. [Werkneemster] heeft zich op 25 januari 1999 weer volledig arbeidsongeschikt gemeld. Gesteld noch gebleken is dat geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid, zodat het hof het ervoor houdt dat voormelde ziekmelding terecht was.
12.2. In het bij conclusie van repliek in eerste aanleg overgelegde re-integratieplan (met bijlagen I en II) van 19 februari 1999, dat is opgesteld door bedrijfsarts Teuben en niet is weersproken, is onder meer vermeld dat [Werkneemster] op dat moment volledig arbeidsongeschikt is. Bij "Overige opmerkingen" heeft de arts vermeld:
"Beide partijen hebben veel inspanningen geleverd om tot een goede reintegratie te komen. Een en ander is nog niet goed gelukt wegens veranderingen die in de functie hebben plaats gevonden en de manier waarop er dan een reintegratievoorstel werd gedaan. Zonder overleg werden aanpassingen gedaan in dit plan. Het nieuwe plan zal dan ook in aanwezigheid van de arts besproken worden."
In bijlage II is bij de vraag "Welke taken of activiteiten kunnen in verband met de beperkingen (nog) niet worden verricht?" is als antwoord vermeld
"Mentaal perceptief, is emotioneel, kan zich niet goed concentreren. Heeft moeite met de direct leidinggevende. Eveneens beperkt in [het hof leest:] langdurig fysieke belasting."
12.3. In de brief van van de (nieuwe) bedrijfsarts A.A.M.L. de Vries van 6 mei 1999 schrijft hij aan [Werkneemster]s advocaat onder meer als volgt:
"In principe zijn er geen fysieke medische beperkingen die een werkhervatting in het oorspronkelijke werk in de weg staan. Gezien haar varicosis dient echter rekening gehouden te worden met werkzaamheden waarbij langdurig staande arbeid en veelvuldig tillen aan de orde is. Mij is echter niet bekend of de werkgever hiervan op de hoogte is en ik zou dit ook niet als een daadwerkelijk belemmerde factor willen inbrengen in haar oorspronkelijke werk.
In de huidige situatie zal het reïntegratieplan mogelijk leiden tot niet kunnen hervatten door blijven bestaan van beperkingen in psychische zin. Er is een belemmering om een volledige werkhervatting te kunnen starten door de impasse die is ontstaan door onenigheid over de invulling van het huidige reintegratietraject. Zoals u bekend is, leidt dit bij betrokkene tot diverse spanningsklachten, problemen met de bloeddruk etc.(…)"
12.4. In het verslag van het spreekuurbezoek van [Werkneemster] aan bedrijfsarts De Vries op 18 augustus 1999 aan Hokatex is onder meer als volgt vermeld.
"Medische situatie ongewijzigd. (…) Betrokkene is momenteel bijkomend sterk beperkt in staande, lopende, tillende werkzaamheden. Absoluut beperkt in trappenlopen. De inschatting is dat betrokkene bij terugkeer in werk in kniesparende arbeid geplaatst dient te worden (…)"
12.5. Het bovenstaande spoort met [Werkneemster]s stelling dat zij de schoonloopmattenverkoop ook lichamelijk niet kon volhouden. Daarvoor moest zij - anders dan zij voorheen gewend was - met matten onder meer langs winkels in winkelstraten gaan en voorts vaak een tijd staan wachten tot bijvoorbeeld een bakker of slager zijn klanten had geholpen en tijd voor haar had. Ook spoort het bovenstaande met haar stelling dat de wijze waarop Hokatex haar trachtte te doen re-integreren voor haar tot spanningen en hoge bloeddruk leidde.
13. In de bij memorie van grieven als productie 15 overgelegde, niet weersproken, aantekeningen van bedrijfsarts Teuben, blijkt dat zij - na [Werkneemster] op 26 januari 1999 te hebben gesproken - die dag ook met de heer [Personnel Officer] van Hokatex telefonisch contact heeft gehad en onweersproken uit zijn mond heeft opgetekend:
"-is teleurgesteld in m'n beslissing, heeft de indruk dat zij mij omgeturnd heeft;
-wil het bespreken met [Salesmanager] en [Branchemanager]
-mogelijk 3 gesprek?
-> hij belt mij terug"
14. In deze periode krijgt [Werkneemster] een advertentie van Hokatex voor een functie van vertegenwoordiger in de Branche Delft onder ogen. Als specifieke taken van deze functie wordt daarin onder meer vermeld
"- 'verkopen' / afsluiten van overeenkomsten voor verhuur van bedrijfskleding, toiletgroepdiensten, schoonloopmatten en overige produkten en diensten."
15. Op 12 februari 1999 een gesprek tussen partijen en hun advocaten plaats. Daarbij wordt - onder meer - gesproken over beëindiging van het dienstverband. Partijen verschillen van mening over wie het initiatief voor dat gespreksonderwerp heeft genomen. De advocaat van [Werkneemster] vermeldt over dit gesprek in zijn brief van 2 maart 1999 onder meer:
"(…)
Ik gaf U eerlijk als mijn indruk te kennen dat uw cliënte er op uit is cliënte het leven zuur te maken in het kader van een streven naar een beëindiging van de dienstbetrekking. Als één van de voorbeelden die ik noemde kwam aan de orde het reïntegratietraject dat uw cliënte voor cliënte had bedacht met ingang van 4 januari 1999. Dit ondanks protesten van cliënte, dat dit niet als een serieus reïntegratietraject kon worden gezien, al was het alleen al om de onhaalbare targets.
Tijdens onze bespreking deelde uw cliënte mede juist de indruk te hebben dat cliënte aanstuurt op een beëindiging van de dienstbetrekking. Ik heb u verzekerd dat dit niet het geval is; cliënte is momenteel kostwinster wegens het faillissement van het bedrijf van haar echtgenoot eind 1997 en cliënte wil niets liever dan haar werkzaamheden in haar eigen rayon weer oppakken. Zij heeft vernomen dat de man die in november 1998 op haar functie in haar rayon is gezet, per 1 maart 1999 heeft opgezegd en dat haar rayon dus leegvalt. (…)
Wij bespraken tevens het feit dat cliënte problemen heeft met de wijze waarop de heer[Salesmanager] meent met haar te moeten omgaan. Ook daarvan zijn enkele voorbeelden genoemd. Als oplossing voor dit probleem heb ik voorgesteld om af te spreken dat een vertrouwenspersoon door partijen zal worden aangewezen, die ingeval van problemen tussen cliënte en de heer [Salesmanager] zal kunnen intervenieren. Uw cliënte zou hierover nadenken en ik meen mij te herinneren dat u mij hebt toegezegd daarop nog te reageren.
Wij bespraken voorts dat cliënte wederom een gesprek zou hebben bij de Commit Arbo, waarin cliënte aan de arts mevrouw E.J. Teuben de vraag zou voorleggen welke medische beperkingen aanwezig worden geacht om haar eigen werkzaamheden in haar eigen rayon te hervatten. Cliënte en ik hebben uw cliënte met klem verzocht om bij groen licht van de Commit Arbo cliënte weer te plaatsen in haar eigen rayon, in haar eigen werk. De reactie uwerzijds beperkte zich tot de stelling dat uw cliënte van oordeel is een passend reïntegratietraject te hebben voorgesteld. Hier ligt dus een duidelijk verschil van mening.
(…)"
16. In de brief van Hokatex aan [Werkneemster] van 24 februari 1999 is onder meer als volgt opgenomen:
"Naar aanleiding van het gesprek welke wij op het kantoor van GMW advocaten te 's-Gravenhage hebben gehad op vrijdag 12 februari jl., willen wij als volgt reageren.
U gaf aan van mening te zijn dat Rentokil Hokatex van u af wilde en dat er het afgelopen jaar niets is gedaan om u te laten reïntegreren. Daarnaast heeft u te kennen gegeven dat u een probleem heeft met uw huidige manager, de heer [Salesmanager], alsmede het rayon Den Haag terug te willen hebben.
Wij zijn van mening dat Rentokil Hokatex in de afgelopen periode al het mogelijke heeft gedaan om u (na diverse perioden van afwezigheid) te laten reïntegreren. Tevens zien wij geen enkele reden voor uw opvatting dat de heer [Salesmanager] de oorzaak is van het niet slagen van uw reïntegratie.
Voor alle duidelijkheid geven wij in chronologische volgorde een overzicht van onze reïntegratie inspanningen tot dus verder.
(…)
Het moge u duidelijk zijn dat na het lezen van bovenstaande blijkt, dat Rentokil Hokatex van alles heeft geprobeerd u weer volledig te doen laten reïntegreren, dan wel dat de heer [Salesmanager] niet de oorzaak is van uw arbeidsongeschiktheid zoals u doet voorkomen.
Tijdens het gesprek van 12 februari jl. heeft Rentokil Hokatex opnieuw aangegeven een succesvolle integratie van u te willen nastreven. (Dit in tegenstelling tot de eerste vraag van de heer [Y] of Rentokil Hokatex soms van mevrouw [Werkneemster] af zou willen).
Om opnieuw aan te geven dat Rentikol Hokatex alleen het goede met u voor heeft, willen wij - indien en zodra Commit Arbo u wederom arbeidsgeschikt acht - nogmaals een integratie traject met u opstarten. Deze ziet er als volgt uit:
# U start met het verkopen van standaard schoonloopmatten.
# De eerder gestelde targets zullen wij naar beneden bijstellen naar
- gemiddeld 2 matten per dag bij 50% arbeidsgeschiktheid.
- gemiddeld 3 matten per dag bij 75% arbeidsgeschiktheid.
- gemiddeld 4 matten per dag bij 100% arbeidsgeschiktheid.
Ter compensatie van deze bijgestelde target verwachten wij dat u tevens 2 nieuwe klanten per week aanlevert. Dit alles om zodoende inzicht te krijgen of het reïntegratie traject voorspoedig verloopt.
# Wekelijks rapportage op de Branche (op nader te bepalen data) aan de heer [Salesmanager].
Zoals besproken kunt u de integratiecommissie of de vertrouwenscommissie hierbij inschakelen.
# Deelname aan de verkoopvergaderingen en de Monday Morning Meeting (voornalig werkoverleg) is nog niet voor u van toepassing. Dit om u in de reïntegratieperiode niet teveel te belasten.
# Werkgebied [Capelle a/d IJssel, Nieuwerkerk a/d IJssel, Krimpen a/d IJssel, Krimpen a/d Lek en Lekkerkerk]
# Focus in deze gebieden op; detailhandel zonder Bedrijfskleding mogelijkheden
# Dagelijks invullen en toezending van dagrapportages alsmede offerte aanvragen zoals bekend aan de heer [Salesmanager].
# Bij 50% start 1e bezoek 09:00 uur en vertrek laatste bezoek 13.00 uur. (m.u.v. de maandagmorgen. Dit wordt dan 1e bezoek vanaf 13.00 uur en vertrek laatste bezoek 17.00 uur).
Bij 75% start 1e bezoek 09:00 uur en vertrek laatste bezoek 15.00 uur (hierbij is rekening gehouden met pauze).
Bij 100% start 1e bezoek 09:00 uur en vertrek laatste bezoek 17.00 uur. (duur minimaal 15 werkdagen).
# Nadat alle drie de fasen met succes zijn afgesloten zullen wij nadere afspraken met u maken omtrent de voortgang als vertegenwoordiger binnen onze organisatie.
# Voor u geldt een bonusregeling naar rato van de werktijd
Met nadruk willen wij aangeven dat wij bijzonder veel waarde hechten aan het slagen van deze ultieme reïntegratie poging.
Voor de goede orde merken wij op dat Commit Arbo ons positief geadviseerd heeft omtrent bovenstaand reïntegratie traject
Wij vertrouwen op uw volledige medewerking in deze en wensen u een spoedig herstel toe."
17. In de hierboven sub 15. bedoelde brief van [Werkneemster]s advocaat is hierover onder meer als volgt opgenomen:
"Vandaag ontving ik van uw cliënte een afschrift die op 24 februari 1999 per aangetekende post aan cliënte is verzonden. (…) De brief wemelt van onjuistheden en opmerkingen die nogal suggestief van aard zijn. Zo wordt met grote regelmaat melding gemaakt van coaching-gesprekken met als redengeving: "gezien het U niet geheel duidelijk was/ kennisoverdracht", op data waarop in het geheel geen gesprek heeft plaatsgevonden. Voorts wordt gesuggereerd dat de verkoopresultaten van cliënte benedenmaats zijn, waar dat geenszins het geval is, behoudens uiteraard in de periode dat cliënte arbeidsongeschikt was. (…) Indien nodig zal ik op de onjuistheden en suggesties in de brief nader reageren. (….) Het hier bedoelde reïntegratietraject wijkt niet relevant af van het vorige en is op dezelfde - uitvoerig tijdens onze bespreking besproken - redenen voor cliénte niet aanvaardbaar. Cliënte is geen 26 jaar meer. Het leuren met onverkoopbare schoonloop- matten (bij Blokker krijg je ze voor een fractie van de prijs) in winkels (waar je hooguit één mat verkoopt), ver van huis en onder barre weersomstandigheden, is een opdracht die uw cliënte zelfs een nieuw aangenomen verkoper niet zal durven opdragen.
(…) Het belangrijkste raadsel is evenwel waarom cliënte niet eenvoudigweg kan worden geplaatst in haar eigen rayon in haar eigen werkzaamheden.
Cliënte zal wederom aan de Commit Arbo arts de vraag voorleggen welke medische beperkingen in de weg staan aan een uitoefening van haar eigen functie in haar eigen rayon. Ik bericht u zo spoedig mogelijk nader."
18. Het oordeel van de Arbo-artsen Teuben en De Vries over de (mate van) arbeidsongeschiktheid voor [Werkneemster] eigen werk (zie hierboven sub 6) werk is hierboven sub 12.2. en 12.3. weergegeven.
19. Toen [Werkneemster] volledig arbeidsongeschikt bleef, heeft Hokatex de bedrijfsauto op 7 april 1999 teruggevraagd. [Werkneemster] heeft daartegen geprotesteerd. [Werkneemster] heeft zich ook gewend tot de heer Mulder van Europese mangement van Rentokil, die vervolgens per fax van 12 april 1999 aan de directeur van Hokatex onder meer als volgt heeft geschreven:
"The reason why she contacted me is that - whilst she is currently ill - her car will be taken away by Rentokil Hokatex.
I do not think that this is fair to do this to a person who has successfully worked for Rentokil during 25 years.
I also think she is still covered by the Rentokil employment conditions under which conditions a car was only claimed back in case of disability to work (after 12 months of having been ill).
I hope this can be resolved in a for both parties satisfactory way."
20. Toen [Werkneemster] op 9 april 1999 niet aan het terugnemen van de auto meewerkte volgde een brief van 12 april 1999 (ondertekend door [Branchemanager]) waarin dit als "het verduisteren van een bedrijfseigendom" is aangeduid, waarin zij aansprakelijk wordt gesteld voor alle gemaakte en nog te maken kosten en tevens wordt gemeld dat de auto inmiddels als vermist bij de politie is aangemeld.
In het daarop door Hokatex aangespannen kort geding is alsnog een regeling in der minne getroffen: [Werkneemster] levert de auto in; Hokatex biedt haar - zodra er een vergelijkbare auto uit de lease komt - die auto te koop aan.
21. [Werkneemster] is in het kader van de WAO in november 1999 - met terugwerkende kracht tot 29 september 1999 55-65% arbeidsongeschikt geacht (i.p.v. 80-100%). In de brief van arbeidsdeskundige Verschuur van Cadans aan Hokatex van 18 november 1999 is onder meer als volgt opgenomen:
"Uit het onderzoek bleek dat uw werknemer op dit moment het eigen werk niet kan uitvoeren. Bovendien kunt u deze werknemer nu geen ander passend werk aanbieden. Wij spraken uitvoerig over eventuele reïntegratie. Uit dit gesprek bleek dat u, gezien de meningsverschillen ten aanzien van de invulling van de functie van belanghebbende en de reeds ondernomen pogingen tot reïntegratie, het inzetten van een nieuw traject niet haalbaar vindt.
(…)
- Van u wordt verwacht dat u zich optimaal inspant om uw werknemer alsnog passend werk aan te bieden.
- Zo nodig dient u de werkplek aan te passen."
22. [Werkneemster] heeft op enig moment met De Unie, haar vakbond, contact opgenomen. Deze heeft Cadans per brief van 5 juni 2000 verzocht te bemiddelen teneinde [Werkneemster] bij Hokatex in passende arbeid te laten hervatten.
23. In de brief van 22 juni 2000 schrijft Hokatex aan De Unie onder meer:
"Uit contact van ondergetekende met de heer E. Verschuur (arbeidsdeskundige Cadans) en mevrouw A. Koemeester (MCS Arbo [hof: de nieuwe arbo dienst van Hokatex ]) blijkt dat er géén wijziging is in uw arbeidsgeschiktheid. Wij zijn van mening dat Rentokil Hokatex met de huidige beperkingen van mevrouw [Werkneemster] géén passende functie kan bieden, dan wel een bestaande functie passend kan maken."
24. Op 12 juli 2000 verzoekt Hokatex ontslagvergunning voor [Werkneemster] wegens twee jaar arbeidsongeschiktheid. [Werkneemster] heeft uitvoerig verweer gevoerd (via De Unie).
Op 1 november 2000 wordt de vergunning geweigerd met als motivering, die volgens de brief door de Ontslagadviescommissie unaniem wordt gedragen:
"Ik heb daarbij overwogen dat werkneemster in juli 1972 in dienst is gekomen maar thans voor ontslag wordt voorgedragen omdat zij al vanaf september 1998 ziek is; dat zij echter in het kader van de WAO slechts voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt geacht wordt;
dat werkneemster zich ook tegen het ontslag verzet omdat zij haar resterende verdiencapaciteit graag bij werkgever wil inzetten in eigen werkzaamheden binnen haar eigen rayon, dan wel in andere passende arbeid;
dat zij ook wel herplaatst is geweest bij het aan de man brengen van zogenaamde schoonloopmatten, maar dat die werkzaamheden fysiek te belastend bleken te zijn en derhalve na 3 werken gestaakt zijn;
dat werkgever van mening is dat haar, gezien haar huidige beperkingen, géén passende functie geboden kan worden, dan wel dat geen bestaande functie passend gemaakt kan worden;
dat Cadans mij desgevraagd echter mededeelt dat een bestaand arbeidsconflict de beoordeling van eventuele reïntegratiemogelijkheden blokkeert;
dat er blijkbaar grote tegenstellingen bestaan en nog altijd in volle omvang aanwezig zijn, zodat een reïntegratieonderzoek pas reëel mogelijk is na het opheffen van dat conflict er derhalve thans door Cadans geen advies over de mogelijkheden om te hervatten in passend werk bij de werkgever uitgebracht kan worden;
dat ik constateer dat werkneemster in ieder geval tot april 1998 naar volle tevredenheid heeft gefunctioneerd, wat ook blijkt uit haar getuigschrift van 1 augustus 2000;
dat werkgever stelt dat alle reïntegratie-inspanningen door hem geïnitieerd zijn maar vervolgens door werkneemster geblokkeerd werden, terwijl er over de teruggave tijdens ziekte van de bedrijfsauto zelfs een gerechtelijke procedure gevoerd diende te worden;
dat door werkgever ook gesteld wordt dat Cadans met hem van mening was dat, gezien de opstelling van werkneemster, het opnieuw inzetten van een reïntegratietraject niet haalbaar was zodat er een aanvang gemaakt is met het begeleiding van haar bij het zoeken naar passend werk elders;
dat de informatie die mij rechtstreeks door Cadans gegeven echter anders luidt;
dat ik onder dergelijk omstandigheden en mede op grond van het langdurige dienstverband, er dan onvoldoende van overtuigd ben geraakt dat er echt geen herplaatsingsmogelijkheden voor werkneemster beschikbaar zouden zijn en dan ook niet bereid ben de gevraagde vergunning te verlenen."
25. Per brief van 15 november 2000 verzoekt De Unie namens [Werkneemster] om alsnog een behoorlijke re-integratie en geeft daarbij aan dat het voor de hand ligt om allereerst de werkhervattingsmogelijkheden in het eigen werk als vertegenwoordiger in een rayon in de regio van haar woonplaats te bezien. Daaraan wordt onder meer toegevoegd:
"Mevrouw [Werkneemster] beseft bij deze aanspraak terdege dat voor de kans van slagen van een reïntegratie de serieuze inspanning van beide partijen noodzakelijk is.
Indien aan uw kant de wil om mevrouw [Werkneemster] daadwerkelijk te reïntegreren ontbreekt, dan wordt een reïntegratietraject uiteraard een zinloze exercitie waar geen van beide partijen iets mee opschiet. Indien onverhoopt de bereidheid bij u ontbreekt om mee te werken aan een serieus reïntegratietraject dan ligt het op uw weg om met andere voortstellen te komen teneinde tot een voor alle partijen acceptabele regeling in der minne te geraken".
26. Per brief van Hokatex aan [Werkneemster] van 13 december 2000 laat Hokatex weten dat Branchemanager Delft [Branchemanager Delft] haar uitnodigt voor een re-integratiegesprek en haar op 19 december 2000 op de branche Delft verwacht.
27. Per fax van 18 december 2000 reageert De Unie onder meer als volgt:
"Zoals u bekend hebben de arbeidskundige Verschuren en Arbeidsvoorziening vastgesteld dat een arbeidsconflict allereerst de reïntegratie in de weg staat.
Voor de hand ligt dan dat werkgever en werknemer allereerst bezien welke oplossingen er mogelijk zijn met betrekking tot het arbeidsconflict teneinde de barrière voor reïntegratie uit de weg te helpen. Het lijkt mij daarbij redelijk dat mevrouw [Werkneemster] zich bij een gesprek over het arbeidsconflict laat bijstaan door haar belangenbehartiger. Ik ga er van uit dat u het verzoek bij deze van mevrouw [Werkneemster] om bijstand van haar belangenbehartiger wilt honoreren.
(..)
U heeft mevrouw [Werkneemster] op zeer korte termijn uitgenodigd voor een gesprek. Gelet op de gewenste aanwezigheid van ondergetekende verzoek ik u het gesprek uit te stellen en op een later tijdstip te plannen. Gelet op mijn overvolle agenda verzoek ik u het gesprek te verplaatsen naar begin januari.U kunt mijn secretaresse mevrouw [Z] benaderen voor een afspraak via telefoonnummer […]."
28. Hokatex antwoordt per brief van 18 december 2000 onder meer als volgt:
"Wat ons betreft is er sprake van langdurig ziekteverzuim van mevrouw [Werkneemster], waarbij op grond van de berichten van onze ARBO-arts mogelijkheden worden gezien om te komen tot gedeeltelijke reïntegratie in het arbeidsproces. We nemen voetstoots aan dat u net als betrokkene het nut van een dergelijk traject inziet en derhalve alle bijbehorende medewerking eraan verleent.
U stelt in uw faxbericht, dat de uitnodiging voor het gesprek bij de heer [Branchemanager Delft] op korte termijn zou zijn. De relevantie van deze opmerking ontgaat ons. Er zijn noch ons, noch de ARBO-arts redenen bekend, waarom mevrouw [Werkneemster] geen gehoor zou kunnen geven aan enige oproep van de zijde van haar werkgever. Uw verzoek bij het nu bedoelde reïntegratiegesprek aanwezig te zijn, lijkt ons mede in het licht van het navolgende niet op zijn plaats. Wij zijn verbaasd te horen van het bestaan van een arbeidsconflict, want naar onze mening is er geen sprake van een dergelijke situatie. In overleg met en in opdracht van de heer [Branchemanager Delft], vraag ik u daarom ons zo spoedig mogelijk te berichten omtrent de precieze aard en de aanleiding van het vermoede arbeidsconflict. Ook vernemen wij graag wie of wat er aandeel hebben in dit conflict en welke belemmeringen er worden gezien om goede functievervulling in de weg staan. Een schriftelijke toelichting van mevrouw [Werkneemster] is daarom op zijn plaats. Het kan immers niet zo zijn dat reïntegratie van mevrouw [Werkneemster] om oneigenlijke redenen wordt uitgesteld.
Tot besluit deel ik u mede dat de heer [Branchemanager Delft] er vanuit gaat dat mevrouw [Werkneemster] deze week tot een gesprek met hem komt. Zij kan hem voor een afspraak telefonisch benaderen op telefoonnummer […].."
29. Vervolgens is het niet tot een gesprek tussen partijen gekomen. Partijen geven de schuld daarvoor elk aan de ander en verwijzen daartoe naar de overgelegde brieven van (ook) na 18 november 2000. Naar het oordeel van het hof hadden zowel [Werkneemster]/De Unie als Hokatex hier soepeler en meer oplossinggericht mee kunnen omgaan. Gelet op voormelde voorgeschiedenis is het hof van oordeel dat dit laatste duidelijk meer aan Hokatex als werkgever valt te verwijten, zeker nu deze in de aanloop hiervan reeds te veel steken had laten vallen (zie ook sub 30. hierna).
30. Al met al is het hof op grond van hetgeen in dit arrest is overwogen van oordeel dat Hokatex zich niet en/of onvoldoende heeft ingespannen om voor [Werkneemster] een, gelet op haar gezondheidsproblemen, passende functie te vinden, en heeft gehandeld in strijd met de norm van goed werkgeverschap en/of toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen. Daarbij spelen met name de volgende aspecten een belangrijke rol:
- Hokatex heeft er als overnemende werkgever onvoldoende blijk van gegeven zich te realiseren dat afspraken omtrent een rayon en het productassortiment niet zonder meer eenzijdig kunnen worden gewijzigd. Van [Werkneemster] mag wel worden verlangd aan redelijke voorstellen haar medewerking te verlenen. Echter, het besluit van Hokatex om [Werkneemster] op het moment dat zij daar door de bedrijfsarts voor 50% van de werktijd arbeidsgeschikt wordt geacht - ondanks [Werkneemster]s herhaaldelijke verzoeken - geheel buiten het (ook na de overname) met haar overeengekomen rayon Den Haag alsmede buiten het daarbij overeengekomen productassortiment te houden, is bij gebreke van een rechtvaardiging, die zoals gezegd ontbreekt, niet als een dergelijk redelijk voorstel te beschouwen. Zeker niet op een moment waarop in haar rayon weer een vacature ontstond.
- Van [Werkneemster] mocht worden verwacht dat zij zich na de overname zou inspannen om zich de binnen de organisatie van de nieuwe werkgever gangbare werkwijze en alles wat daarmee samenhangt eigen te maken. Uit de beoordeling van 14 april 1998 blijkt dat zij zich daarbij constructief heeft opgesteld. Dat zij zich nadien niet evenzo heeft ingezet is gesteld noch gebleken. Evenmin is concreet onderbouwd dat en waarom zij naar verwachting daarin niet zou kunnen slagen, uitgaande van een respectvolle begeleiding die recht doet aan haar leeftijd en succesvolle "voortraject".
- Aan de stellingen van Hokatex dat het [Werkneemster] is geweest die alle door Hokatex geïnitieerde re-integratie-inspanningen heeft geblokkeerd, gaat het hof voorbij, nu deze stelling onvoldoende is onderbouwd en niet wordt ondersteund door de gewisselde correspondentie en overige overgelegde bescheiden.
- Hokatex heeft er geen blijk van heeft gegeven de door [Werkneemster] aangevoerde bezwaren tegen de eerdere door Hokatex voorgestelde trajecten serieus te hebben genomen, hoewel dat wel van haar mocht worden verwacht. Hokatex heeft (zoals gezegd) geen rechtvaardiging gegeven waarom [Werkneemster] niet zou kunnen re-integreren in (een deel van) het na de overname met haar overeengekomen rayon danwel een rayon daar in de buurt, met het na de overname met haar overeengekomen of daarmee vergelijkbaar productassortiment.
- Het door [Werkneemster] kenbaar gemaakte problematische contact met [Salesmanager] mocht Hokatex niet zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, als niet-bestaand of als iets voor één van de commissies in het bedrijf terzijde mogen schuiven.
- Ook had Hokatex in 2000 - na de geweigerde ontslagvergunning - in redelijkheid enig intern onderzoek moeten doen naar de inhoud van het arbeidsconflict en zonodig ook de arbeidsdeskundige, met wie dit recentelijk door [Werkneemster] was besproken, kunnen raadplegen. Dan was - gelet op de brieven van de zijde van beide bedrijfsartsen, [Werkneemster], haar advocaat en De Unie (waarvan niet is gesteld dat deze in het ongerede waren geraakt) - zonder meer kunnen blijken wat dat conflict (naar alle waarschijnlijkheid) volgens [Werkneemster] inhield. Namelijk (kort gezegd) een in de gegeven omstandigheden niet redelijk re-integratietraject en een niet passende bejegening. Het "ik weet van geen conflict" en het van [Werkneemster] verlangen dat zij een en ander eerst op schrift stelt, is in dat licht bezien dan ook niet redelijk.
- [Werkneemster] zou er goed aan hebben gedaan meer blijk te geven van het besef dat Hokatex het rayon 's-Gravenhage, en het haar vervolgens toegewezen rayon 1, natuurlijk niet te lang geheel of gedeeltelijk zonder bewerking door een vertegenwoordiger kon laten, echter, dit weegt in het licht van de overige omstandigheden als vermeld in dit arrest vermeld onvoldoende zwaar om anders te oordelen.
31. Het bovenstaande leidt ertoe dat het vonnis van de rechtbank niet in stand kan blijven en dat de grieven derhalve doel treffen. Omdat inmiddels naar verwachting de totale schade (grotendeels) concreet kan worden becijferd zal het hof, mede om proceseconomische redenen, een comparitie van partijen gelasten als hierna vermeld.
[Werkneemster] dient uiterlijk vier werken vóór de comparitie aan het hof, met tegelijk een kopie aan Hokatex, een schriftelijke gespecificeerde opgave van haar schade te doen toekomen, zoveel mogelijk met stukken ter verificatie onderbouwd.
Desgewenst kan zij dit doen in de vorm van een op de comparitie te nemen akte, waarin zij ook (desgewenst) haar eis daartoe aanpast. Het hof verzoekt [Werkneemster] daarbij tevens een gemotiveerde indicatie te geven voor hetgeen volgens haar een passende vergoeding zou zijn geweest indien Hokatex op enig moment in overleg zou zijn gegaan over een regeling ter beëindiging van het dienstverband.
Hokatex wordt in de gelegenheid gesteld om uiterlijk twee weken vóór de comparitie aan het hof, met tegelijk een kopie aan [Werkneemster], te doen toekomen een schriftelijke reactie, of - indien [Werkneemster] haar standpunt in de vorm van een akte heeft gegoten - een antwoordakte.
Die akte en anwoordakte kunnen dan ter comparitie worden genomen.
De comparitie zal tevens worden benut voor het beproeven van een regeling in der minne.
32. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
Het hof:
- beveelt partijen - [Werkneemster] in persoon en Hokatex deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak (en alles wat daarmee samenhangt) op de hoogte is en bevoegd is tot het treffen van een regeling in der minne - en vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling - een en ander zoals hierboven sub 31. omschreven - te verschijnen voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. M.H. van Coeverden in een der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te ’s-Gravenhage op donderdag 14 oktober 2008 om 14.00 uur, dan wel, voor het geval een der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen voor de weken 43 t/m 48 van 2008, opgeeft dan verhinderd te zijn, op een door het hof nader vast te stellen datum en tijdstip;
- [Werkneemster] dient de hierboven sub 31. bedoelde specificatie/indicatie of akte (met bijbehorende stukken) uiterlijk vier weken vóór de comparitie aan het hof en aan de wederpartij te doen toekomen;
- Hokatex dient de hierboven sub 31. bedoelde reactie of antwoordakte (met bijbehorende stukken) uiterlijk twee weken vóór de comparitie aan het hof en aan de wederpartij te doen toekomen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Schuering, L.F.A. Husson en M.H. van Coeverden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2008 in aanwezigheid van de griffier.