
Jurisprudentie
BE2836
Datum uitspraak2008-08-15
Datum gepubliceerd2008-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersAwb 08/297
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
ZaaknummersAwb 08/297
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank overweegt dat nu verweerder (korpsbeheerder) naar aanleiding van het Wob-verzoek van eiser de gevraagde documenten betrekking hebbend op een aanhouding geanonimiseerd heeft verstrekt bij het primaire besluit, hij een inhoudelijk besluit op grond van de Wob heeft genomen waartegen bezwaar open staat. Dat verweerder na het primaire besluit een andere mening is toegedaan en zich thans op het standpunt stelt dat hij de documenten ten onrechte in het kader van de Wob heeft verstrekt, kan niet tot het oordeel leiden dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is.
Met het oog op het nieuw te nemen besluit op bezwaar heeft de rechtbank overwogen dat:
- verweerder als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan worden aangemerkt;
- verweerder niet wordt gevolgd in zijn standpunt dat niet de Wob, maar uitsluitend de Wet politieregisters van toepassing is op de door eiser gevraagde informatie, aangezien het besluit is genomen op 8 januari 2008;
- zij verweerders standpunt dat de documenten met betrekking tot de verkeerscontrole geen bestuurlijke aangelegenheid betreffen niet deelt;
- ten aanzien van het anonimiseren van bepaalde gegevens in de documenten, zoals geboortejaren en woonplaatsen van betrokkenen, voor een beroep op artikel 10, tweede lid, sub e, van de Wob niet de door verweerder veronderstelde specifieke kennis van de verzoeker om informatie bepalend is.
Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/297
uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. H. van Drunen, werkzaam bij juridisch adviesbureau Maury te Utrecht,
tegen
de Korpsbeheerder van Politie Zuid-Holland-Zuid, verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde], werkzaam bij Politie Zuid-Holland-Zuid.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 8 januari 2008, onder anonimisering van enkele elementen, afschriften verstrekt van de door eiser gevraagde documenten betrekking hebbend op de aanhouding op 21 september 2006 van een tweetal inzittenden van een voertuig op de parkeerplaats bij de 's Heer Boeijenstraat / Wijnstraat te Dordrecht.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 17 februari 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 5 maart 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 13 maart 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
Op 16 april 2008 is een inlichtingencomparitie gehouden.
De zaak is op 15 juli 2008 ter zitting van een meervoudige kamer behandeld.
Eiser is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) wordt onder bestuurlijke aangelegenheid verstaan: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wob verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Ingevolge artikel 3, eerste lid en vijfde lid, van de Wob - voor zover hier relevant - wordt een verzoek om informatie, dat neergelegd is in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid en gericht is tot een bestuursorgaan, ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
2.2. Verweerder heeft bij zijn primaire besluit afschriften verstrekt van stukken betrekking hebbend op het voorval van 21 september 2006, waarin de elementen die volgens hem kunnen leiden tot identificatie van de daar genoemde personen - waaronder hun woonplaatsen en geboortejaar - zijn weggelakt.
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de documenten ten onrechte in het kader van de Wob zijn verstrekt. De verkeerscontrole, staandehouding en aanhouding vloeien voort uit de taken en bevoegdheden van de politie bij de handhaving van de rechtsorde. In de uitoefening van deze taak treedt de politie volgens verweerder niet op als bestuursorgaan en kunnen de uit het voorval voortvloeiende documenten niet worden geplaatst onder het begrip bestuurlijke aangelegenheid, zoals dit in de Wob wordt bedoeld.
Voor het toepasselijke inzagerecht heeft verweerder verwezen naar de Wet politieregisters.
Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat een aantal gegevens in de verstrekte documenten zijn weggelakt ter eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Gelet op eisers eerdere correspondentie en zijn journalistieke belangstelling voor de beweging die zich als neo-nazistisch presenteert, veronderstelt verweerder eisers kennis zodanig dat deze tot identificatie van de betrokken personen zou kunnen leiden.
2.3. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Hij stelt - kort samengevat - dat uit de door hem nader genoemde jurisprudentie naar voren komt dat politietaken in het kader van de openbare orde en opsporing en vervolging van strafbare feiten bestuurlijke aangelegenheden zijn. Voorts wordt naar zijn mening de toepasselijkheid van de Wob bevestigd door de "Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging" (hierna: Aanwijzing). De Wet politieregisters, waarnaar verweerder verwijst, is niet van toepassing op onderhavig verzoek. Eiser wenst de documenten zo volledig mogelijk te verkrijgen, nu hij voornemens is gedeelten ervan als illustratiemateriaal bij een publicatie te gebruiken. Eiser wijst op voornoemde Aanwijzing, waaruit blijkt dat er geen bezwaar bestaat tegen het verstrekken van geboortejaren en woonplaatsen van betrokkenen. Uit een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 18 december 2007 (kenmerk: AWB 07/2355) volgt volgens eiser eveneens dat het openbaar maken van de gevraagde gegevens niet tot identificatie leidt.
2.4. De rechtbank overweegt het volgende.
2.4.1. Nu verweerder naar aanleiding van het Wob-verzoek van eiser de gevraagde documenten geanonimiseerd heeft verstrekt bij het primaire besluit, heeft hij een inhoudelijk besluit op grond van de Wob genomen waartegen bezwaar open staat. Dat verweerder na het primaire besluit een andere mening is toegedaan en zich thans op het standpunt stelt dat hij de documenten ten onrechte in het kader van de Wob heeft verstrekt, kan niet tot het oordeel leiden dat het bezwaar niet-ontvankelijk is.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.4.2. Met het oog op het nieuw te nemen besluit op bezwaar overweegt de rechtbank het volgende.
Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat de Wob niet van toepassing is omdat de politie in dit geval geen bestuursorgaan is, wijst de rechtbank op artikel 21, vierde lid en artikel 23, eerste lid, van de Politiewet, waaruit volgt dat de regionale politiekorpsen publiekrechtelijk rechtspersoon zijn en dat de korpsbeheerder als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan worden aangemerkt.
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat niet de Wob, maar uitsluitend de Wet politieregisters (hierna: Wpolr) van toepassing is op de door eiser gevraagde informatie. De Wpolr is vervallen per 1 januari 2008 en op dezelfde datum is de Wet politiegegevens (hierna: Wpolg) in werking getreden. Ingevolge artikel 48 van de Wpolg blijven in rechtsgedingen tegen een beslissing die op grond van de Wpolr is genomen op een verzoek om kennisgeving van politiegegevens, dan wel op tegen een dergelijke beslissing in te stellen of ingesteld beroep, de regels van toepassing die golden voor de intrekking van de wet. Uit deze bepaling leidt de rechtbank af dat de Wpolr uitsluitend van toepassing is (en blijft) op beslissingen die vóór 1 januari 2008 zijn genomen. De beslissing op het verzoek van eiser is genomen op 8 januari 2008 en reeds daarom is de Wpolr niet van toepassing. Voor zover het betoog van verweerder (mede) opgevat zou moeten worden als een beroep op de Wpolg, is gesteld noch gebleken dat het bepaalde bij die wet met zich brengt dat de Wob niet van toepassing is op het verzoek van eiser.
Tussen partijen is voorts in geschil of de door eiser opgevraagde documenten zien op een bestuurlijke aangelegenheid. Eiser heeft informatie gevraagd over een verkeerscontrole en de daaropvolgende aanhouding van twee personen. In de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) wordt het begrip 'bestuurlijke aangelegenheid' ruim opgevat. De enkele aanwezigheid van een verband tussen de gevraagde documenten en een bestuurlijke aangelegenheid is voldoende. Het omvat niet slechts de uitoefening van bestuurlijke taken en het gebruik van bestuursbevoegdheden, maar heeft betrekking op 'het openbaar bestuur in al zijn facetten'. De rechtbank wijst op een uitspraak van de Afdeling van 25 april 2000 (LJN AA5845), waarin inzage in een deel van een strafdossier als bestuurlijke aangelegenheid is aangeduid en op een uitspraak van de Afdeling van 28 november 2007 (LJN BB8913) waarin is geoordeeld dat de Korpsbeheerder ten aanzien van alle gevraagde documenten die betrekking hebben op de dood van een Turkse hongerstaker en aanhouding van vier Turkse jongeren daarna, voor zover de documenten geen persoonsgegevens bevatten in de zin van de - destijds van toepassing zijnde - Wpolr, toepassing moet geven aan de Wob. Naar het oordeel van de rechtbank vertoont de aard van de onderhavige gevraagde documenten gelijkenis met de in voornoemde uitspraken aan de orde zijnde documenten. Gelet hierop deelt de rechtbank niet het standpunt van verweerder dat de documenten met betrekking tot de verkeerscontrole geen bestuurlijke aangelegenheid betreffen. De rechtbank is mitsdien van oordeel dat in beginsel de Wob van toepassing is op eisers verzoek.
Ten aanzien van het anonimiseren van bepaalde gegevens in de documenten, zoals geboortejaren en woonplaatsen van betrokkenen, merkt de rechtbank op dat voor een beroep op artikel 10, tweede lid, sub e, van de Wob niet de door verweerder veronderstelde specifieke kennis van de verzoeker om informatie bepalend is. Volgens vaste jurisprudentie wordt geen onderscheid gemaakt naar het specifieke belang van de verzoeker bij openbaarmaking van informatie in het kader van de Wob. In dit geval is voor de rechtbank niet op voorhand evident dat de betrokkenen op wie de gegevens betrekking hebben tot een zodanige afgebakende groep behoren dat een ieder op betrekkelijk eenvoudige wijze met de gevraagde gegevens de betrokken personen zou kunnen identificeren, zodat door verstrekking ervan een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer zou worden gemaakt.
2.4.3. Nu, gelet op hetgeen onder punt 2.4.1. is geoordeeld, het beroep gegrond wordt verklaard ziet de rechtbank aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende bijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) vastgesteld op € 966,- (1 punt voor het beroepschrift, 0,5 punt voor het verschijnen tijdens de inlichtingencomparitie, 0,5 punt voor de als een repliek aan te merken brief van 30 april 2008 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eiser nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen.
Tevens dient verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank Dordrecht,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de korpsbeheerder van Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 966,- ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- wijst de de korpsbeheerder van Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid aan als de rechtspersoon die voormelde proceskosten aan eiser moet vergoeden.
Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzitter, en mr. J.A.M. van den Berk en mr. B. van Velzen, leden, en door de voorzitter en E. Naaijen-van Kleunen, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep instellen. Het instellen van hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag, binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.