Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8344

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers389876 / VV EXPL 08-153
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Eiser vordert (in kort geding) wedertewerkstelling en loon. Volgens gedaagde heeft eiser, na een incident op het werk, mondeling ontslag genomen. Eiser stelt geen ontslag te hebben genomen dan wel dat hij, wanneer hij wel zou hebben gezegd dat hij ontslag nam, daaraan niet kan worden gehouden. De kantonrechter is van oordeel dat aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan, dat eiser duidelijk en ondubbelzinnig aan gedaagde heeft verklaard dat hij ontslag nam, en wel op een zodanige manier dat gedaagde er - ook gezien de verdere omstandigheden - gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat eiser dat daadwerkelijk wilde. De vordering wordt afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 389876 / VV EXPL 08-153 datum uitspraak: 6 augustus 2008 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING inzake [eiser] te [woonplaats] eisende partij hierna te noemen [eiser] gemachtigde: mr. H.M.J. van Mens tegen de besloten vennootschap [XXX] Wielersport B.V. te Haarlem gedaagde partij hierna te noemen [gedaagde] gemachtigde: J.F. [XXX] De procedure [eiser] heeft [gedaagde] op 14 juli 2008 gedagvaard. Op 24 juli 2008 is op de griffie een schriftelijk antwoord van [gedaagde] ingekomen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juli 2008, waarbij de gemachtigde van [eiser] zich heeft bediend van een pleitnotitie. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden. De feiten Als niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken worden de volgende feiten als vaststaand aangenomen: a. [eiser] is op 1 juni 2006 bij [gedaagde] in dienst getreden in de functie van fietsenmaker en fietsenverkoper. Het bruto maandloon beliep laatstelijk € 1.624,93, inclusief € 105,75 ter zake van de inkomensafhankelijke premie zorgverzekering. b. J. [XXX] (hierna [XXX] jr.) is directeur van [gedaagde]. Diens vader J.F. [XXX] (hierna [XXX] sr.) is voormalig directeur. [XXX] sr. vervult in de praktijk nog een belangrijke rol bij [gedaagde]. c. Op 30 mei 2008 heeft zich aan het einde van de werktijd bij [gedaagde] een voorval voorgedaan tussen [eiser] en een andere werknemer van [gedaagde], genaamd [YYY]. [YYY] heeft op een zeker moment een pistool gepakt en [eiser] daarmee bedreigd. d. [eiser] heeft in de avond van 30 mei 2008 aangifte gedaan van het voorval. e. [eiser] is op 31 mei 2008 naar [XXX] gegaan en heeft aldaar een gesprek gehad met [XXX] sr. f. [YYY] is enkele dagen later op zijn werk bij [gedaagde] vanwege het voorval gearresteerd. g. Op 3 juni 2008 heeft [XXX] jr. een brief met onder meer het volgende aan [eiser] gestuurd: Hierbij bevestig ik uw mondelinge ontslagaanvraag van 310(…)5-2008 waarbij u aangaf dat u uw arbeidsovereenkomst met ons per direct dwz. per 31-05-2008 wilde beëindigen. Ik deel u hierbij mede dat uw ontslagaanvraag door mij is ingewilgd en zal zo spoedig mogelijk een bericht van afhandeling van alle lopende zaken aan u doen toekomen. Rest mij u veel succes te wensen in uw verdere carrière. Vriendelijk verzoek ik u de kopie van dit schrijven te ondertekenen en aan mij te retourneren (…). h. Op 12 juni 2008 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [XXX] jr. onder meer geschreven: (…) Client heeft niet op 31 mei 2008 aangegeven dat hij zijn arbeidsovereenkomst met U per direct wilde beëindigen. Op zaterdag 31 mei (client had toen een vrije dag) is hij bij U langsgekomen om te praten over het gebeurde op vrijdag 30 mei aan het einde van de werktijd. Client is toen met een pistool bedreigd door een Uwer andere werknemers [YYY] (…) Op 31 mei trof hij Uw vader. Deze heeft hij toen gezegd dat hij van mening is dat door U actie is te ondernemen tegen [YYY] terzake van de bedreiging met het pistool, waaraan client heeft toegevoegd dat hij zo niet zou kunnen blijven werken. Dit laatste hebt U niet serieus kunnen opvatten als een ontslagaanvrage. In geen geval heeft client in dit gesprek uitlatingen gedaan die wel zouden kunnen worden opgevat als een serieuze ontslagaanvrage, zeker niet tegen de achtergrond van de ernstige bedreiging met het pistool de dag ervoor.(…) De vordering [eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat en na vermeerdering van eis) wedertewerkstelling alsmede veroordeling van [gedaagde] tot doorbetaling van het maandloon van € 1.629,93, voor het eerst met terugwerkende kracht op 30 juni 2008, vermeerderd met de maximaal verschuldigde wettelijke verhoging, alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiser] stelt daartoe het volgende. Hij heeft op 31 mei 2008 geen ontslag genomen. Hij is die dag bij [gedaagde] langsgegaan om te praten over het voorval van 30 mei 2008. Hij heeft tegen [XXX] sr. gezegd dat [gedaagde] actie diende te ondernemen tegen [YYY] wegens de bedreiging met het pistool. [eiser] heeft daaraan toegevoegd dat hij zo niet zou kunnen blijven werken. Deze uitlating kan niet worden opgevat als een ontslag op staande voet, te minder gezien de achtergrond van de ernstige bedreiging op de dag ervoor. De uitlatingen zijn gedaan tegen [XXX] sr., die geen functie heeft bij [gedaagde]. [eiser] is op 2 juni 2008 ziek gemeld door zijn moeder. Een vrijwillige onmiddellijke beëindiging van zijn dienstbetrekking heeft zo ernstige gevolgen voor [eiser], dat [gedaagde] de bedoeling daartoe in de gegeven omstandigheden niet had mogen aannemen, ook niet als de uitlatingen aan de directeur zelf waren gedaan en evenmin indien [eiser] inderdaad zou hebben gezegd dat hij per direct ontslag nam. [gedaagde] is niet bereid na 31 mei 2008 nog enig salaris uit te betalen, zodat de vordering een spoedeisend belang kent. Het verweer [gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe onder meer het volgende aan. [eiser] heeft op 31 mei 2008 zelf ontslag gevraagd. Hij heeft letterlijk gezegd dat hij het ‘voor gezien hield’ en dat hij zijn ontslag kwam indienen. [eiser] reageerde afwijzend toen [XXX] sr. hem vroeg een opzegtermijn van een maand in acht te nemen. [eiser] heeft daarop zijn privé-bezittingen gepakt en is vertrokken. [eiser] nam zijn ontslag op rustige en overtuigende wijze. Van een emotionele beslissing was niets te bespeuren. [XXX] sr. was bevoegd de ontslagaanvraag te honoreren. [AAA] en [BBB] waren bij het gesprek aanwezig en kunnen de lezing van [XXX] sr. bevestigen. Bij het verlaten van de winkel heeft [eiser] tegen [CCC] gezegd dat hij net ontslag had genomen. [gedaagde] legt verklaringen van deze getuigen over. Zij kunnen onder ede worden gehoord. Ook kunnen meerdere getuigen bevestigen dat [eiser] al langere tijd uitzag naar ander werk. [eiser] heeft op 3 juni 2008 gesolliciteerd naar een andere baan. De beoordeling van het geschil 1. Ter zitting heeft [eiser] onweersproken gesteld dat het ontslag hem financiële moeilijkheden oplevert en dat hij thans geen inkomen heeft. Het spoedeisend belang van [eiser] bij de vordering is daarmee gegeven. 2. De gevorderde voorlopige voorziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat dit niet het geval is. 3. [eiser] heeft in de eerste plaats betoogd dat, ongeacht hetgeen hij op 31 mei 2008 heeft verklaard, geen sprake kan zijn van een geldige ontslagname of ontslagaanvraag omdat [XXX] sr. officieel geen functie heeft bij het bedrijf. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat [XXX] sr. in de praktijk nog een belangrijke functie vervult, ook bij het aannemen en ontslaan van personeel. Daarmee was op 31 mei 2008 reeds sprake van een stilzwijgende volmachtverlening aan [XXX] sr. 4. [eiser] heeft verder gesteld dat, ook wanneer hij wel zou hebben gezegd dat hij ontslag nam, hij daaraan niet kan worden gehouden. De kantonrechter overweegt dat voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst door de werknemer is vereist, dat er een ondubbelzinnige en duidelijke wilsuiting is, gericht op definitieve beëindiging van het dienstverband. De bedoeling daartoe mag in situaties waarin de emoties hoog oplopen, niet te snel worden aangenomen. Uit deze regels volgt echter slechts dat een verklaring niet snel als ontslagname mag worden uitgelegd wanneer deze nog op meerdere manieren kan worden geïnterpreteerd en de werknemer niet daadwerkelijk ontslag wenste te nemen. Er is echter wel sprake van een rechtsgeldige ontslagname of ontslagaanvraag indien [eiser] op 31 mei 2008 daadwerkelijk ontslag wilde nemen en dat duidelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard, dan wel wanneer [gedaagde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat die wil bij [eiser] aanwezig was. 5. De centrale vraag is daarmee of [eiser] op 31 mei 2008 duidelijk en ondubbelzinnig aan [XXX] sr. heeft verklaard dat hij ontslag nam dan wel aanvroeg, en wel op een zodanige manier dat [gedaagde] er - ook gezien de verdere omstandigheden - gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eiser] dat daadwerkelijk wilde. [gedaagde] heeft gesteld dat [eiser] die dag letterlijk heeft gezegd dat hij er mee stopte en dat hij zijn ontslag indiende, terwijl [eiser] niet emotioneel was. [gedaagde] stelt voorts dat hij [eiser] nog gewezen is op de opzegtermijn van een maand, maar dat [eiser] daarop uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij die niet in acht wilde nemen. De kantonrechter overweegt dat, indien hetgeen [gedaagde] stelt juist is, naar haar oordeel - ook gezien de verdere omstandigheden - wel sprake is geweest van een rechtsgeldige ontslagname dan wel ontslagaanvraag van [eiser]. Immers, de verklaringen die [eiser] volgens [gedaagde] heeft gedaan waren duidelijk en ondubbelzinnig. Aannemelijk is dat die verklaringen bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat [eiser] de beëindiging van het dienstverband wenste. Dat geldt temeer nu [eiser] niet heeft betwist dat hij al langer plannen had de arbeidsovereenkomst te beëindigen en heeft erkend dat hij zijn privébezittingen heeft meegenomen toen hij de winkelruimte op 31 mei 2008 verliet. 6. In een bodemprocedure zou de bewijslast dat [eiser] de gestelde uitingen heeft gedaan op [gedaagde] rusten. [gedaagde] heeft ondertekende verklaringen van [AAA] en [BBB] overgelegd. In beide staat dat [eiser] zijn ontslag heeft aangeboden en dat hij niet bereid was de opzegtermijn in acht te nemen. [AAA] verklaart ook dat [eiser] niet emotioneel was. De verklaringen ondersteunen de lezing van [gedaagde]. [eiser] heeft de authenticiteit van de verklaringen niet althans onvoldoende betwist. Ter zitting heeft [eiser] voorts erkend dat hij op 3 juni 2008 heeft gesolliciteerd naar een andere baan. De kantonrechter acht daarmee voldoende aannemelijk dat [gedaagde] in het eventuele bewijs zal slagen. Dat leidt er toe dat voor een voorziening tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon geen plaats is, zodat het gevorderde integraal moet worden afgewezen. 7. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 25,00, omdat [gedaagde] zich niet heeft laten bijstaan door een beroepsgemachtigde. Beslissing De kantonrechter: - weigert de gevorderde voorlopige voorziening; - veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op € 25,00. Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Stolp en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.