Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8347

Datum uitspraak2008-06-20
Datum gepubliceerd2008-08-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers63095/KG ZA 08-111
Statusgepubliceerd


Indicatie

''(..)'' Balticon is een in Hamburg, Duitsland, gevestigde rederij die lijnvaarten tussen onder meer Noord West Europa en de Verenigde Staten verzorgt. ''(..)'' ''(..)'' 2.2. De Engelse vennootschap 3A Marine Ltd., gevestigd in Londen, is de moedervennootschap van Balticon. Eerstgenoemde is eveneens de moedervennootschap van de in Felixstowe, Engeland, gevestigde rederij Europe Lines Ltd. (hierna: Europe Lines), die tot en met begin 2008 een container lijndienst onderhield tussen Ierland en Nederland. 2.3. Op 11 mei 2008 heeft [MS] na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van Balticon conservatoir beslag doen leggen op de brandstofvoorraden (bunkers) aan boord van het zeeschip "[BA]".''(..)'' ''(..)'' 2.4. In het verzoekschrift op basis waarvan verlof is verleend staat in paragraaf 2 vermeld: "Balticon heeft de tussen verzoekster ([MS]) en Europe Lines bestaande tijdbevrachtingsovereenkomst met betrekking tot het zeeschip "[PS]" overgenomen. Balticon heeft ook de uit hoofde van deze overeenkomst verschuldigde huur betaald". ''(..)'' ''(..)'' Daaropvolgend wordt in paragraaf 3 van het beslagrequest vermeld: "De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 6 maanden vanaf 26 september 2007. De "[PS]" is echter al op 13 november 2007 teruggeleverd, 134 dagen voor het verstrijken van de overeengekomen contractstermijn. Vervolgens is niet voldaan aan de resterende huur ad EUR 5.750,-- per dag. Balticon dient deze huur alsnog te voldoen nu tijdbevrachting voor 6 maanden is overeengekomen". ''(..)'' ''(..)'' 2.5. Het gelegde beslag is opgeheven nadat Balticon op 14 mei 2008 een bankgarantie had doen stellen voor een maximumbedrag van € 52.600,--. ''(..)'' ''(..)'' 2.6. Op 11 juni 2008 heeft [MS] na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank nogmaals voor dezelfde vordering conservatoir beslag gelegd op de bunkers (brandstoffen) van het zeeschip "[BA]". 3. Het geschil en de beoordeling daarvan. 3.1. Balticon vordert, samengevat, a. teruggave van de op 14 mei 2008 ten gunste van [MS] gestelde bankgarantie (plus side letter); b. opheffing van het op 11 juni 2008 gelegde beslag; c. een verbod tot verdere beslaglegging jegens Balticon; d. veroordeling van [MS] in de proceskosten. ''(..)''


Uitspraak

vonnis RECHTBANK MIDDELBURG Sector civiel recht, voorzieningenrechter zaaknummer / rolnummer: 63098 / KG ZA 08-111 Vonnis van 20 juni 2008 in de zaak van de rechtspersoon naar het land en de plaats van haar vestiging, BALTICON LINES GMBH, gevestigd te Hamburg, Duitsland, eiseres, procureur: mr. U.T. Hoekstra, advocaat: mr. P.F.W.A. van Dam, tegen de rechtspersoon naar het land en de plaats van haar vestiging, [MS], gevestigd te Haren, Duitsland, gedaagde, procureur: mr. C.J. IJdema, advocaten: mr. J.C.A. Windhouwer en mr. L.H. van Houten. Partijen zullen hierna Balticon en [MS] worden genoemd. 1. De procedure. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 2 juni 2008 met producties 1 tot en met 7; - de conclusie houdende vermeerdering van eis met producties 8 tot en met 10; - de mondelinge behandeling op 13 juni 2008; - de pleitnota van Balticon; - de pleitnota/conclusie van antwoord van [MS]. 2. De feiten. 2.1. Balticon is een in Hamburg, Duitsland, gevestigde rederij die lijnvaarten tussen onder meer Noord West Europa en de Verenigde Staten verzorgt. 2.2. De Engelse vennootschap 3A Marine Ltd., gevestigd in Londen, is de moedervennootschap van Balticon. Eerstgenoemde is eveneens de moedervennootschap van de in Felixstowe, Engeland, gevestigde rederij Europe Lines Ltd. (hierna: Europe Lines), die tot en met begin 2008 een container lijndienst onderhield tussen Ierland en Nederland. 2.3. Op 11 mei 2008 heeft [MS] na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank ten laste van Balticon conservatoir beslag doen leggen op de brandstofvoorraden (bunkers) aan boord van het zeeschip "[BA]". 2.4. In het verzoekschrift op basis waarvan verlof is verleend staat in paragraaf 2 vermeld: "Balticon heeft de tussen verzoekster ([MS]) en Europe Lines bestaande tijdbevrachtingsovereenkomst met betrekking tot het zeeschip "[PS]" overgenomen. Balticon heeft ook de uit hoofde van deze overeenkomst verschuldigde huur betaald". Daaropvolgend wordt in paragraaf 3 van het beslagrequest vermeld: "De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 6 maanden vanaf 26 september 2007. De "[PS]" is echter al op 13 november 2007 teruggeleverd, 134 dagen voor het verstrijken van de overeengekomen contractstermijn. Vervolgens is niet voldaan aan de resterende huur ad EUR 5.750,-- per dag. Balticon dient deze huur alsnog te voldoen nu tijdbevrachting voor 6 maanden is overeengekomen". 2.5. Het gelegde beslag is opgeheven nadat Balticon op 14 mei 2008 een bankgarantie had doen stellen voor een maximumbedrag van € 52.600,--. 2.6. Op 11 juni 2008 heeft [MS] na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank nogmaals voor dezelfde vordering conservatoir beslag gelegd op de bunkers (brandstoffen) van het zeeschip "[BA]". 3. Het geschil en de beoordeling daarvan. 3.1. Balticon vordert, samengevat, a. teruggave van de op 14 mei 2008 ten gunste van [MS] gestelde bankgarantie (plus side letter); b. opheffing van het op 11 juni 2008 gelegde beslag; c. een verbod tot verdere beslaglegging jegens Balticon; d. veroordeling van [MS] in de proceskosten. Balticon legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de vordering van [MS] waarvoor de beslagen zijn gelegd ondeugdelijk is. Balticon is nimmer debiteur geweest van [MS] ter zake van de Charterparty betreffende de "[PS]"en is dat ook niet geworden door een betaling aan [MS]. Het enige wat Balticon heeft gedaan is dat zij in het kader van een lening aan Europe Lines eenmalig een rechtstreekse betaling van € 86.250,-- aan [MS] heeft verricht om reden dat Europe Lines in oktober 2007 in liquiditeitsproblemen verkeerde. 3.2. [MS] voert verweer. Zij betwist op ondeugdelijke gronden beslag te hebben gelegd. [MS] stelt dat Balticon door de betaling van de huur op 25 oktober 2007 de charterovereenkomst heeft voortgezet, althans aldus de schijn heeft gewekt de tijdbevrachtingsovereenkomst van haar zustermaatschappij te hebben overgenomen. Balticon is dan ook verantwoordelijk voor de verplichtingen die uit deze overeenkomst voortvloeien, waaronder het betalen van de resterende huur. 3.3. Aan de vordering tot teruggave van de bankgarantie legt Balticon ten grondslag de stelling dat de vordering waarvoor [MS] op 11 mei 2008 beslag heeft gelegd ondeugdelijk is. Met deze stelling miskent Balticon dat zij thans niet meer in dezelfde positie verkeert als op het moment waarop het op 11 mei 2008 gelegde beslag nog rustte op de bunkers van het zeeschip "[BA]". Immers, zij heeft na het leggen van dit beslag -om haar moverende redenen- geen kort gedingprocedure aangespannen om dit beslag op te heffen, maar een bankgarantie gesteld. Daarop is [MS] overgegaan tot opheffing van het beslag. Gelijk de hierna te noemen uitspraken is de voorzieningenrechter van oordeel dat een bankgarantie zoals de onderhavige berust op een tussen de partijen gesloten overeenkomst en dus niet kan worden geacht in de plaats te zijn getreden van het gelegde beslag. De opheffingsgronden van artikel 705 Burgerlijke Rechtsvordering zijn dan ook als zodanig niet meer aan de orde, evenmin een analoge toepassing daarvan (vgl. Gerechtshof Amsterdam 23 maart 2006, LJN: AX6774 en Gerechtshof Arnhem, 3 oktober 2006, LJN: AZ0609). Op grond van het vorenstaande zal de vordering tot teruggave van de gestelde garantie worden afgewezen. 3.4. Ingevolge het bepaalde in artikel 705 lid 2 Rv dient een beslag onder meer te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van Balticon - met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure - aannemelijk te maken dat de door [MS] gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter zal hebben te beslissen aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de vereiste afweging van de wederzijdse belangen. 3.5. Uit de omstandigheid dat Balticon op 25 oktober 2007 eenmalig een bedrag ad € 86.250,-- aan huur voor de "[PS]" betaald heeft aan [MS] kan niet zonder meer worden afgeleid dat Balticon de tussen [MS] en Europe Lines gesloten tijdbevrachtingsovereenkomst heeft overgenomen danwel bij [MS] aldus het vertrouwen heeft gewekt de overeenkomst te willen voortzetten. In de wet is daarvoor ook geen aanknopingspunt te vinden. De omstandigheid dat een schuld door een derde wordt voldaan (vgl. artikel 6:30 BW) maakt hem nog niet tot contractspartij. Daarvoor is meer nodig. Bovendien heeft Balticon door het overleggen van de overeenkomst van geldlening op voorhand voldoende aannemelijk gemaakt dat betaling van de door Europe Lines verschuldigde huur door Balticon enkel heeft plaats gevonden uit hoofde van de tussen Balticon en Europe Lines gesloten geldlening. In dat licht heeft [MS] nog wel naar voren gebracht dat gelet op de omstandigheid dat Balticon en Europe Lines zustermaatschappijen zijn, zij ervan heeft mogen uitgaan dat Balticon de tijdbevrachtingsovereenkomst heeft voortgezet. Dit volstaat niet. Zelfs bij de beoordeling van de summiere ondeugdelijkheid mogen toch wel enige eisen worden gesteld aan het door [MS] te leveren bewijs van haar aan de vordering ten grondslag gelegde stelling dat Balticon debiteur is geworden van [MS] ter zake van de Charterparty betreffende de "[PS]" door een betaling aan [MS]. Het door [MS] in dit verband aangevoerd is onvoldoende. In het kader van de vereiste belangenafweging is het belang van Balticon bij opheffing van het beslag op de bunkers van "[BA]" evident. Het gaat hier om een lijnvaart varend schip en door het leggen van het beslag wordt ernstige financiële en operationele schade toegebracht aan de lijndienst. Dit belang weegt zwaarder dan het algemeen belang van [MS] bij behoud van haar verhaalsmogelijkheden. In dat verband is nog van belang de onweersproken gebleven stelling van Balticon dat door het nemen van schadebeperkende maatregelen (na teruglevering van het schip begin november 2007 is het schip "[PS]" onmiddellijk verder vervracht door [MS] aan een derde) de omvang van de onderhavige vordering van [MS] aanzienlijk minder is dan door [MS] begroot. 3.6. Een en ander leidt ertoe dat voorshands summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van [MS] is gebleken en dat de vordering van Balticon, voor zover deze ziet op de opheffing van het op 11 juni 2008 gelegde beslag, zal worden toegewezen. 3.7. Het gevorderde verbod om voor de onderhavige vordering van [MS] opnieuw beslag te leggen kan bezwaarlijk worden gegeven, nu de wet de mogelijkheid opent daartoe aan de bevoegde voorzieningenrechter verlof te vragen. Wel is er aanleiding om op grond van het hiervoor onder 3.4. overwogene aan [MS] te bevelen bij een eventueel nieuw verzoek om beslagverlof onder de aandacht van de voorzieningenrechter te brengen dat eerder beslag is opgeheven wegens ondeugdelijkheid van de onderliggende vordering. De voorzieningenrechter kan bij zijn beslissing daarmee dan rekening houden. 3.8. [MS] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. 4. De beslissing. De voorzieningenrechter: 4.1. heft op het ten laste van Balticon (op basis van het op 5 juni 2008 verleende verlof) op 11 juni 2008 gelegde conservatoir bunkerbeslag; 4.2. beveelt [MS] om, ingeval zij wederom verlof vraagt om beslag te leggen ten laste van Balticon tot zekerheid van dezelfde vordering, onder de aandacht van de desbetreffende voorzieningenrechter te brengen dat eerder een dergelijk beslag is opgeheven op grond van ondeugdelijkheid van die vordering; 4.3. veroordeelt [MS] in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van Balticon begroot op € 85,44 aan dagvaardingskosten, € 254,-- aan vast recht en € 1.054,-- aan salaris procureur; 4.4. veroordeelt [MS] in de nakosten, volgens het toepasselijke liquidatietarief begroot op een bedrag van € 131,-- en, indien en voorzover [MS] niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan dit vonnis heeft voldaan, vermeerderd met een bedrag van € 68,--; 4.5. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2008.