Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8674

Datum uitspraak2008-08-15
Datum gepubliceerd2008-08-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers93774 / KG ZA 08-119
Statusgepubliceerd


Indicatie

De voorzieningenrechter is van oordeel dat Cow Hills onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die meebrengen dat de gevorderde voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden en die rechtvaardigen dat Cow Hills de uitkomst van een bodemprocedure niet behoeft af te wachten. De vordering van Cow Hills wordt afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 93774 / KG ZA 08-119 datum vonnis: 15 augustus 2008 (lm) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cow Hills Connection B.V., gevestigd te Leusden, eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, verder te noemen Cow Hills, procureur: mr. P.C. Kleyn van Willigen, advocaat: mr. R.M.C. Jansen te Amsterdam, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vedor International B.V., gevestigd te Enschede, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verder te noemen Vedor, procureur: mr. R. Kroon, advocaat: mr. L.F. Jansen te Hoofddorp. 1. Het procesverloop 1.1 Cow Hills heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. 1.2 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 3 juni 2008. Ter zitting zijn verschenen: A namens Cow Hills vergezeld door mr. R.M.C. Jansen en B, C en D namens Vedor vergezeld door mr. L.F. Jansen. Vedor heeft een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. De standpunten zijn toegelicht. 1.3. Cow Hills heeft- nu na verder debat is gebleken dat een vergelijk niet tot de mogelijkheden behoorde- een faxbericht in het geding gebracht en ten slotte vonnis verzocht. 2. Waarvan kan worden uitgegaan Vedor is opgericht in 2005 als B.V. i.o. en is op 23 februari 2006 formeel opgericht. Op 18 oktober 2004 is een aandeelhoudersovereenkomst opgesteld tussen de drie aandeelhouders Veltmann B.V. i.o., Muze B.V. i.o. en Cow Hills. Cow Hills heeft een 10% belang in de besloten vennootschappen Vedor Nederland B.V., Vedor International B.V. en Vedor Labs B.V. Vedor ontwikkelt software waarmee websites kunnen worden gemaakt en onderhouden. Cow Hills heeft in Vedor geïnvesteerd, alsmede goederen en diensten geleverd aan Vedor. Cow Hills heeft Vedor daarvoor facturen verzonden, maar betaling van die facturen is tot op heden uitgebleven. 3. Het geschil in conventie 3.1. Cow Hills vordert -zakelijk weergegeven- veroordeling van Vedor tot betaling van een bedrag aan Cow Hills ter hoogte van € 53.484,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Vedor in de kosten van dit geding. 3.2. Vedor verweert zich en concludeert tot afwijzing van het door Cow Hills gevorderde, met veroordeling van Cow Hills in de proceskosten. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. Het geschil in reconventie 4.1 Vedor heeft een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld, strekkende tot veroordeling van Cow Hills om aan Vedor te betalen een bedrag van € 70.794,29, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 13 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Cow Hills in de kosten van dit geding. 4.2 Cow Hills voert daartegen verweer en concludeert tot afwijzing van het door Vedor gevorderde, met veroordeling van Vedor in de proceskosten. 4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 5. De beoordeling in conventie en reconventie 5.1. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Cow Hills af. 5.2. Cow Hills heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van haar vordering. Cow Hills heeft enkel gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening omdat het een fors bedrag betreft en er rekening dient te worden gehouden met dat bedrag in de planning. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende. Voor de toewijsbaarheid van de onderhavige geldvordering moet, naast een spoedeisend belang, het, mede gelet op het restitutierisico, bovendien vrijwel zeker althans zeer waarschijnlijk zijn dat de rechter in een bodemgeschil de vordering geheel of gedeeltelijk zal toewijzen. 5.3. Cow Hills stelt dat er op 10 maart jl. afspraken zijn gemaakt ter finale financiële afwikkeling. De afspraken houden volgens Cow Hills in dat Cow Hills haar aandelenpakket in de Vedor vennootschappen zou overdragen aan Vedor, de besloten vennootschap Muze B.V. zou een achtergestelde lening verstrekken aan Vedor, Vedor zou een bedrag van € 82.000,- aan Cow Hills voldoen ter betaling van de openstaande facturen inclusief rente alsmede terzake de aandelenoverdracht en de borgstelling van Cow Hills ter hoogte van € 25.000,- ten behoeve van Vedor zou worden opgeheven. Tot op heden heeft Vedor geen uitvoering gegeven aan deze gemaakte afspraken, zo stelt Cow Hills. Vedor stelt daarentegen dat partijen hebben afgesproken dat de openstaande schuld van Vedor aan Cow Hills zou worden afgelost door de aan Vedor gecedeerde vordering van Netix (dochteronderneming van Vedor) op Cow Hills voortvloeiende uit onder meer geleverde software en support. Voorts is een en ander reeds opgenomen in de rekening-courantverhouding van Cow Hills met Vedor, zoals vastgesteld in de algemene vergadering van aandeelhouders van Vedor op 10 maart 2008. Tot slot is tussen partijen afgesproken dat de verstrekte financiering en schulden pas terug hoefden te worden betaald indien de financiële ruimte bij Vedor dit toelaat, aldus Vedor. 5.4. Welke nadere afspraken er in het onderhavige geschil nu daadwerkelijk zijn gemaakt tussen Cow Hills en Vedor en wie welk bedrag aan de ander dient te betalen, al dan niet met verrekening van onderlinge openstaande vorderingen, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het licht van de door partijen geschetste omstandigheden niet in dit kort geding worden beantwoord. Daarvoor is een bodemprocedure de aangewezen weg. De over en weer gebezigde argumenten maken dat in dit kort geding niet geconcludeerd kan worden dat de bodemrechter naar alle waarschijnlijkheid zal oordelen dat de vordering van Cow Hills geheel of gedeeltelijk zal worden toegewezen. 5.5. Samenvattend is de voorzieningenrechter van oordeel dat Cow Hills onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die meebrengen dat de gevorderde voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden en die rechtvaardigen dat Cow Hills de uitkomst van een bodemprocedure niet behoeft af te wachten. 5.6. Nu de vordering in conventie wordt afgewezen, behoeft de voorwaardelijke eis in reconventie geen verdere behandeling, nu Vedor deze slechts heeft ingesteld voor het geval de vordering van Cow Hills zou worden toegewezen. Die voorwaarde is niet vervuld. 5.7. Cow Hills zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie. Nu er in reconventie op grond van de afwijzing in conventie geen (inhoudelijke) beslissing behoeft te worden gegeven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen van beide partijen als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie kan worden beschouwd. Een uitspraak over de kosten in reconventie wordt derhalve achterwege gelaten. De beslissing De voorzieningenrechter: In conventie: I. wijst af de vordering van Cow Hills; II. veroordeelt Cow Hills in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vedor begroot op € 254,- aan verschotten en € 527,- aan salaris van de procureur; In reconventie III. verstaat dat de vordering van Vedor geen verdere behandeling behoeft. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Inden, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.