Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8681

Datum uitspraak2008-07-15
Datum gepubliceerd2008-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers07/1438 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

ME/CVS, urenbeperking. Onderzoek bezwaarverzekeringsarts voldoet niet aan de vereiste mate van zorgvuldigheid.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 07 / 1438 WAO V1 A uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen: [naam], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. A.A.M van der Zandt, werkzaam bij AbvaKabo, Regiokantoor Oost te Deventer, en De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gevestigd te Hengelo, verweerder. 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder d.d. 1 november 2007. 2. Procesverloop Bij besluit van 6 oktober 2006 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 7 december 2006 is gewijzigd en is vastgesteld op 55 tot 65%. Tegen dit besluit heeft eiser op 8 oktober 2006 bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is op 28 oktober 2006 voorzien van gronden. Eiser heeft zijn bezwaren tijdens een op 28 september 2007 gehouden hoorzitting nader toegelicht. Bij besluit van 1 november 2007 heeft eiser, op de daarin vervatte gronden, welke hier als herhaald en ingelast worden beschouwd, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser kan zich blijkens het op 11 december 2207 ingediende beroepschrift dat op 8 januari 2008 voorzien van gronden, niet met dit besluit verenigen. Verweerder heeft op 10 maart 2008 een verweerschrift, alsmede de op de zaak betrekking hebbende stukken, ingediend. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 3 juli 2008, waar eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mevrouw mr. D.H. Harbers. 3. Overwegingen Tussen partijen is in geschil of verweerder de ernst van de door eiser ondervonden beperkingen juist heeft ingeschat en of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser in de zin van de WAO op goede gronden heeft vastgesteld op 55 – 65%. In dat verband houdt partijen verdeeld de vraag of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de bij eiser gediagnosticeerde ME/ CSV. In beroep is namens eiser aangevoerd dat eiser sinds 11 maart 2003 65 – 80% arbeidsongeschikt is geweest in de zin van de WAO. Na de herbeoordeling is zijn mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 55 – 65%. Aangezien verweerder erkent dat eiser lijdt aan ME/ CVS, bevreemdt het eiser dat verweerder niet meer beperkingen heeft aangenomen en dat de bezwaarverzekeringsarts zelfs van mening is dat eiser normaal belastbaar zou zijn. Dit klemt volgens eiser te meer daar een tweetal verzekeringsartsen in eisers geval een overigens in de ogen van eiser tekortschietende urenbeperking aan de orde achten. De rechtbank oordeelt als volgt. Met betrekking tot het medisch onderzoek merkt de rechtbank op dat verzekeringsarts Van Dijken eisers dossier heeft bestudeerd, eiser op het spreekuur heeft gezien, hem lichamelijk en oriënterend psychisch heeft onderzocht en een expertise heeft laten uitvoeren door drs. J.D. Verhoeven, die psycholoog, fysio- en manueeltherapeut is. Vervolgens is eiser op het spreekuur gezien door een tweede verzekeringsarts. Ook deze verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht een heeft op basis van het door hem verrichte onderzoek, de onderzoeksresultaten van de eerste verzekeringsarts bevestigd. De bezwaarverzekeringsarts kan zich niet vinden in de conclusies van de beide verzekeringsartsen en is van mening dat eiser normaal belastbaar is. Zoals de Centrale Raad van Beroep (CRvB) eerder heeft overwogen, onder meer in zijn uitspraak van 19 april 2005, LJN: AT4631, staat het een bezwaarverzekeringsarts in beginsel vrij in het kader van de heroverweging in bezwaar een door de primaire verzekeringsarts opgestelde FML te wijzigen in die zin dat een grotere belastbaarheid wordt aangenomen. Deze heroverweging kan zelfs tot de conclusie leiden dat de primaire arts ten onrechte beperkingen tot het verrichten van arbeid heeft aangenomen omdat de betrokkene niet (langer) wegens ziekte of gebrek buiten staat is om de eigen arbeid dan wel andere passende werkzaamheden te verrichten. De CRvB is van oordeel dat de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat eiser meer belastbaar is dan de primaire verzekeringsarts heeft aangenomen dient te berusten op een zorgvuldig onderzoek en naar behoren gemotiveerd dient te worden. Dit geldt temeer als de bezwaarverzekeringsarts, in afwijking van de opvatting van de verzekeringsarts, tot de conclusie komt dat in het geheel geen sprake is van uit ziekte of gebrek voortvloeiende beperkingen en dat om die reden geen aanspraak bestaat op een WAO-uitkering. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het onderhavige onderzoek van bezwaarverzekeringsarts Voogd niet aan de vereiste mate van zorgvuldigheid op basis waarvan hij zijn vérstrekkende conclusie heeft gebaseerd. De bezwaarverzekeringsarts heeft eiser enkel geobserveerd tijdens de hoorzitting en heeft eiser niet zelf onderzocht. Hij baseert zijn visie op dossierstudie. Hij baseert zijn mening op dezelfde stukken die de beide primaire verzekeringsartsen aanleiding gaven om anders te concluderen. Daarbij komt dat die beide verzekeringsartsen zich mede baseren op een expertise. De rechtbank is van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts in dit geval minstens zelf een lichamelijk onderzoek had moeten verrichten om voldoende gemotiveerd van de conclusies van de primaire verzekeringsartsen te kunnen afwijken. Weliswaar heeft de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage, ten einde een zogenaamde reformatio in peius te voorkomen, geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht alle in primo geduide functies (en meer) te verrichten. Dat neemt evenwel niet weg dat het bestreden besluit wél gebaseerd is op de onvoldoende onderbouwde conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat eiser geen beperkingen heeft. Het bestreden besluit komt mitsdien voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal in de proceskosten worden veroordeeld als na te melden. Beslist wordt derhalve als volgt: 4. Beslissing De Rechtbank Almelo, Recht doende: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder op het bezwaar opnieuw beslist; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad EUR 647,30, door het UWV te betalen aan eiser. - verstaat dat het UWV het griffierecht ad EUR 39,-- aan eiser vergoedt. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. Aldus gegeven door mr. R.J. Jue, in tegenwoordigheid van mr. G.F.S. Sloet-van der Kolk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15-07-2008 Griffier is buiten staat te tekenen Afschrift verzonden op 15-07-2008 AW