Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8695

Datum uitspraak2008-08-19
Datum gepubliceerd2008-08-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/630920-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikel 243 Wetboek van Strafrecht; seksueel binnendringen van een (dementerende) onmachtige. Verdachte heeft meermalen een bejaarde vrouw seksueel misbruikt. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van de omstandigheid dat het slachtoffer, dat leed aan de ziekte van Alzheimer, onvoldoende in staat was haar wil te bepalen en kenbaar te maken en weerstand te bieden tegen de verlangens van verdachte. Verdachte is meerdere malen bij het slachtoffer op bezoek gegaan en heeft verschillende seksuele handelingen met haar verricht, waaronder het binnendringen met zijn vingers in haar vagina. Verdachte was zich ervan bewust dat het slachtoffer aan het dementeren was. Verdachte had met deze seksuele handelingen enkel de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens voor ogen. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer hetgeen voor laatstgenoemde mogelijk nadelige psychische gevolgen van langere duur met zich kan brengen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/630920-06 Uitspraakdatum: 19 augustus 2008 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2008 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1927 te [geboorteplaats], wonende te [adres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: Primair: hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 25 november 2006 te Bennebroek, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, (telkens) wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] (telkens) niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) - met zijn penis en/of een of meerdere vinger(s) het lichaam van die [slachtoffer] vaginaal binnengedrongen en/of - zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht/gehouden en/of - zijn penis door die [slachtoffer] laten strelen en/of die [slachtoffer] zijn penis laten vasthouden en/of trekkende bewegingen aan zijn penis laten maken; Subsidiair: hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 25 november 2006 te Bennebroek, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, (telkens) wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] (telkens) niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit - het laten strelen van zijn penis door die [slachtoffer] en/of het laten vast houden van zijn penis door die [slachtoffer] en/of het laten maken van trekkende bewegingen aan zijn penis door die [slachtoffer] en/of - het zichzelf uitkleden voor die [slachtoffer] en/of - het tonen van zijn geslachtsdeel aan die [slachtoffer]. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Oordeel van de rechtbank 3.1. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat: Primair: hij op verschillende tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 25 november 2006 te Bennebroek, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, telkens wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] telkens niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte - met een of meerdere vinger(s) het lichaam van die [slachtoffer] vaginaal binnengedrongen en/of - zijn penis door die [slachtoffer] laten strelen en/of die [slachtoffer] zijn penis laten vasthouden en/of trekkende bewegingen aan zijn penis laten maken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.2 Bewijsmiddelen De rechtbank beschouwt verdachte als een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu het onderdeel van het onder primair tenlastegelegde dat verdachte heeft ontkend, niet door de rechtbank is bewezenverklaard. De rechtbank zal derhalve volstaan met een opsomming van de navolgende voor het bewijs gebruikte bewijsmiddelen. • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 2 december 2006 (dossierpagina 19); • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 5 december 2006 (dossierpagina 30); • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 5 december 2006 (dossierpagina 23); • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 27 augustus 2007. 4. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sanctie De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest en met daaraan verbonden een proeftijd van 2 jaren onder een bijzondere voorwaarde, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 14 maart 2007 en aanvullende rapport van 28 juli 2008 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft meermalen een bejaarde vrouw seksueel misbruikt. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van de omstandigheid dat het slachtoffer, dat leed aan de ziekte van Alzheimer, onvoldoende in staat was haar wil te bepalen en kenbaar te maken en weerstand te bieden tegen de verlangens van verdachte. Verdachte is meerdere malen bij het slachtoffer op bezoek gegaan en heeft verschillende seksuele handelingen met haar verricht, waaronder het binnendringen met zijn vingers in haar vagina. Verdachte was zich ervan bewust dat het slachtoffer aan het dementeren was. Verdachte had met deze seksuele handelingen enkel de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens voor ogen. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer hetgeen voor laatstgenoemde mogelijk nadelige psychische gevolgen van langere duur met zich kan brengen. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte inmiddels op aanwijzing van de Reclassering Nederland een zedendaderbehandeling in de vorm van 12 individuele en 20 groepsgesprekken heeft gevolgd en afgerond en in enige mate inzicht heeft gekregen in het strafwaardige van zijn gedrag. In de gevorderde leeftijd van verdachte, in het bijzonder zijn eventuele detentiegeschiktheid, en het tijdsverloop tussen de aanvang van de vervolging en de behandeling van deze strafzaak, ziet de rechtbank aanleiding de op te leggen straf enigszins te matigen. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf worden verbonden. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 243 van het Wetboek van Strafrecht 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien: – verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; – verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij gedurende de proeftijd geen contact met het slachtoffer, [slachtoffer], zoekt of opneemt. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Santen, voorzitter, mr. R.E.A. Toeter en mr. G.K. Schoep, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Hermans, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2008. Mr. Schoep is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.