Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8765

Datum uitspraak2008-08-19
Datum gepubliceerd2008-08-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers148418 / KG ZA 08-410
Statusgepubliceerd


Indicatie

De voorzieningenrechter in kort geding verbiedt de Nederlandse muziekrechtenorganisatie BUMA om licenties voor online muziekgebruik (via satelliet, kabel of internet) van het muziekrepertoire van de Britse muziekrechtenorganisatie PRS buiten Nederland aan te bieden, af te sluiten of daaraan uitvoering te geven. BUMA is niet bevoegd dergelijke licenties te verlenen, nu PRS haar die rechten nimmer heeft overgedragen. Een redelijke contractsuitleg van de wederzijdse overeenkomst tussen partijen brengt dat ook niet mee. Voorts leidt de beschikking van de Europese Commissie van 16 juli 2008 in de zogenoemde CISAC-zaak niet van rechtswege tot nietigheid van de gebiedsbeperking in de wederzijdse overeenkomst. En als al tot nietigheid van de gebiedsafbakening in de wederzijdse overeenkomst zou moeten worden geconcludeerd, dan heeft BUMA daarmee niet het recht om licentierechten van het PRS-repertoire, die zij zelf niet van PRS overgedragen heeft gekregen, wel zelf over te dragen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK HAARLEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 148418 / KG ZA 08-410 Vonnis in kort geding van 19 augustus 2008 in de zaak van de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk THE PERFORMING RIGHT SOCIETY LIMITED, gevestigd te Londen, eiseres, procureur mr. L. Koning, advocaten mr. D.P. Kuipers en mr. O.G. Trojan te 's-Gravenhage, tegen de vereniging VERENIGING BUMA, gevestigd te Hoofddorp, gedaagde, procureur mr. M. Middeldorp, advocaat mr. E.A.P. Engels te Amsterdam. Partijen zullen hierna PRS en BUMA genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van PRS - de wijziging van eis - de pleitnota van BUMA. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. PRS en BUMA zijn beiden collectieve beheersorganisaties voor auteursrechten, die namens bij hen aangesloten (muziek)auteurs, zorg dragen voor de exploitatie van de auteursrechten van hun leden. Zij verstrekken hiertoe – namens hun leden – licenties aan derde partijen die gebruik maken van muziek in hun bedrijf of onderneming. BUMA heeft op grond van artikel 30a Auteurswet een vergunning voor de bedrijfsmatige exploitatie, incasso en repartitie inzake het openbaarmaken en/of uitzenden van muziek van bij haar aangesloten auteurs (Buma-repertoire). 2.2. PRS en BUMA hebben in 1973 een Contract of Reciprocal Representation (CRR) gesloten. Dit is een wederkerige overeenkomst, waarin partijen elkaar – op niet-exclusieve basis – het recht geven de auteursrechten van de bij elk van hen aangesloten rechthebbenden te exploiteren. In artikel 6 CRR is een gebiedsafbakening opgenomen. Daarin is het recht van BUMA om de rechten op het repertoire van PRS te exploiteren beperkt tot Nederland (en een aantal landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER)), verder aan te duiden als Nederland c.a., en het exploitatierecht van PRS om de rechten op het BUMA repertoire is beperkt tot het Verenigd Koninkrijk (en een aantal landen buiten de EER), verder aan te duiden als het Verenigd Koninkrijk c.a. 2.3. In artikel 1 CRR is onder meer het volgende bepaald: I. […] II. Reciprocally, by the present contract PRS grants to BUMA in the territories specified and defined in Article 6,I, hereafter, the right to issue the authorisations exigible in respect of all public performances (as defined in paragraph III of the present Article) of musical works, with or without words, which are protected under the terms of national laws, bilateral treaties and multi-lateral international conventions on authors’ rights (copyright, intellectual property, etc.) which now exist or which may come into existence and enter into force during the terms of the present contract. […]. III. […]. In artikel 6 CRR is onder meer het volgende bepaald: I. For the application of the present contract, BUMA’s territories of operation are as follows: Indonesia; Irian Barat; Netherlands; Netherlands Antilles; Surinam. For the application of the present contract, PRS’s territories of operation are as follows: (i). United Kingdom; (ii). British Commonwealth (excluding Canada and the territory of APRA – Australasian Performing Right Association Ltd.); (iii). Republic of Ireland (iv). Territory of SAMRO (South African Music Rights Organization Ltd.) II. […]. 2.4. PRS en BUMA zijn beiden aangesloten bij de International Confederation of Societies of Authors and Composers (‘CISAC’) net als hun zusterorganisaties in de overige EER lidstaten. Hun wederkerige, bilaterale CRR is gebaseerd op een modelcontract dat voor het eerst in 1936 door CISAC werd opgesteld. 2.5. In 2000 hebben de leden van de CISAC in het zogenoemde Santiago Agreement afgesproken om in hun wederkerige, bilaterale, overeenkomsten op te nemen dat de territoriale beperking voor het verlenen van licenties niet zou gelden voor online exploitaties. De collectieve rechtenorganisatie van het land waar de licentienemer zijn economische hoofdvestiging heeft, zou een online licentie kunnen verlenen voor de gehele wereld. 2.6. Naar aanleiding van het Santiago Agreement hebben PRS en BUMA op 2 september 2002 een aanvullende overeenkomst (Amendment) gesloten. In artikel III van die overeenkomst is onder meer het volgende bepaald: The licence granted tot BUMA in relation to the PRS repertoire for online exploitation shall be for the world. In artikel VI is de volgende bepaling opgenomen: This Amendment shall be valid until June 30, 2003 (or earlier, if the Agreement terminates earlier) and shall apply to all licences for online exploitation concluded during the term hereof, provided that no such license shall be granted for a period of more than three years unless only with respect to the grant of a licence by BUMA for BUMA’s repertoire and with respect to the grant of a licence by PRS for PRS’s repertoire, otherwise directed by a court or other governmental or administrative agency. No later than January 15, 2003, the parties hereto shall together evaluate the effects of this Amendment and agree modifications, if any, and an extension thereof. 2.7. Partijen hebben de aanvullende overeenkomst van 2 september 2002 na 30 juni 2003 niet verlengd. 2.8. Eind 2000 is de Europese Commissie een onderzoek gestart naar de samenwer¬king tussen de CISAC-leden in de EER. In januari 2006 heeft de Commissie aan alle collectieve rechtenorganisaties in de EER, waaronder PRS en BUMA, zogenoemde Punten van Bezwaar toegezonden, waarin de Commissie de voorlopige resultaten van haar onderzoek aan de partijen bekend maakte en het voornemen om een beschikking te nemen waarin het systeem van bilaterale licentiecontracten tussen de CISAC-leden in strijd met artikel 81 EG-Verdrag wordt verklaard. 2.9. Begin 2006 heeft BUMA aan eMusic, een online muziekwinkel in de Verenigde Staten, een pan-Europese licentie verstrekt voor het wereldrepertoire, waaronder het PRS-repertoire. 2.10. Op 16 juli 2008 heeft de Europese Commissie de beschikking in de CISAC-zaak (zaak nr. COMP/C2/38.698 – CISAC) genomen (hierna ook te noemen: CISAC-beschikking). In artikel 3 van de beschikking is het volgende bepaald: De volgende ondernemingen hebben op artikel 81 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst inbreuk gemaakt door de territoriale afbakeningen zodanig te coördineren dat een licentie tot het nationale grondgebied van elke auteursrechtenorganisatie wordt beperkt: […] BUMA […] PRS […]. In artikel 4 lid 2 van de beschikking is het volgende bepaald: De in artikel 3 genoemde ondernemingen maken binnen 120 dagen vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking een einde aan de in dat artikel bedoelde inbreuk en delen de Commissie binnen die termijn alle maatregelen mee die zij daartoe hebben genomen. Met name herzien de in artikel 3 genoemde ondernemingen bilateraal met elke andere in artikel 3 genoemde onderneming de territoriale afbakening van hun machtigingen voor gebruik via satelliet, kabeldoorgifte en internet in elk van hun wederkerigheids-overeenkomsten en verschaffen zij de Commissie afschriften van de herziene overeenkomsten. 2.11. In paragraaf 201 en verder van de beschikking heeft de Europese Commissie overwogen als volgt: (201) Bij het onderzoek van de verschillende aspecten van dit thema is het belangrijk de reikwijdte van de bezwaren van de Commissie voor ogen te houden. In deze beschikking wordt geen bezwaar gemaakt tegen het enkele feit dat het toepassingsgebied van de machtiging wordt afgebakend, doch wel tegen de gecoördineerde aanpak van alle CISAC-leden in de EER ten aanzien van die afbakening. Vooraf dient te worden opgemerkt dat de toekenning van de tot een bepaald grondgebied beperkte licentie, op zichzelf beschouwd, niet automatisch mededingingsbeperkend is, zelfs als het om het nationale grondgebied gaat. Een licentiegever heeft in de regel het recht de licentie tot een bepaald grondgebied te beperken zonder daarmee inbreuk op artikel 81, lid 1, van het Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst te maken. (202) Bij het beoordelen van de effecten van de bilaterale wederkerigheidsovereenkomsten tussen auteursrechtenorganisaties moet rekening worden gehouden met de feitelijke voorwaarden waaronder zij functioneren, de economische context waarbinnen de ondernemingen opereren, de door die overeenkomsten bestreken producten en diensten, en de daadwerkelijke structuur van de betrokken markt. 7.6.2.1. Territoriale afbakening en exclusiviteit (203) […] de beperking van de territoriale afbakening van de licentiëringsbevoegdheid tot het nationale grondgebied van de auteursrechtenorganisatie [komt] neer op het verlenen van exclusiviteit aan de nationale auteursrechtenorganisatie en op compartimentering van de markt in nationale monopolies […]. (204) De eenvormige territoriale afbakening heeft ten gevolge dat indirect exclusiviteit wordt verleend, omdat daarmee van wederzijdse vertegenwoordiging tussen CISAC-leden in de EER de norm wordt gemaakt: de licentiëringsbevoegdheid van elke auteursrechtenorganisatie wordt immers beperkt, omdat zij slechts voor exploitatie binnen haar “nationale” grondgebied toegang tot haar werkenportfolio kan verlenen (ongeacht de vestigingsplaats van de gebruiker). Door deze territoriale afbakening in alle overeenkomsten op te nemen, is de uiteindelijke uitkomst dat slechts één auteursrechtenorganisatie per land multirepertoirelicenties kan verlenen voor het gebruik van de betrokken muziek in dat land. […]. (212) Zonder de onderling afgestemde feitelijke gedraging wat betreft territoriale afbakeningen, zou de kans groter zijn dat auteursrechtenorganisaties met elkaar de concurrentie aangaan door op zoek te gaan naar de doelmatigste vormen van rechtenbeheer. Een en ander zou verschillen tussen hen doen ontstaan op het punt van territoriale afbakening van de gebieden waarvoor zij licenties verlenen, maar ook in het aantal auteursrechtenorganisaties dat wordt gevraagd hun rechten op een ander grondgebied te beheren. De auteurs zouden zodoende worden geprikkeld om lid te worden van de auteursrechtenorganisaties die de doelmatigste vormen van rechtenbeheer hebben gevonden. […] (221) […] de hier behandelde praktijk [is] niet objectief noodzakelijk, omdat er minder beperkende methoden zijn om te garanderen dat auteursrechtenorganisaties worden geprikkeld om wederzijdse machtigingen tot licentiering te verlenen. 2.12. Op 17 juli 2008 is BUMA een pan-Europese licentieovereenkomst aangegaan met Beatport.com, een online muziekwinkel voor elektronische muziek in de Verenigde Staten. Deze licentie dekt het gehele wereldrepertoire, waaronder het repertoire van PRS, en geldt voor de hele Europese Unie. 2.13. Per brief van 23 juli 2008 heeft PRS BUMA gesommeerd zich te onthouden van het verlenen van licenties voor het PRS-repertoire buiten Nederland. 2.14. Per brief van 23 juli 2008 heeft BUMA een klacht ingediend bij de Europese Commissie tegen muziekuitgever EMI en CELAS (een samenwerkingsverband van PRS en GEMA, de Duitse collectieve muziekrechtenorganisatie) wegens de volgens BUMA voor haar schadelijke gevolgen van de concentratie van licentieverlening voor het belangrijkste deel van het mondiale online muziekrepertoire bij één instantie, hetgeen zij strijdig acht met artikel 81 EG-Verdrag. 2.15. Per brief van 1 augustus 2008 heeft BUMA bij de Europese Commissie aangedrongen op een spoedige behandeling van haar klacht. 3. Het geschil 3.1. PRS vordert, na wijziging van eis waartegen BUMA zich niet heeft verzet: I. primair BUMA met onmiddellijke ingang te verbieden muzieklicenties voor online (satelliet, kabel of internet) gebruik van het PRS-repertoire buiten Nederland aan te bieden, af te sluiten of daaraan uitvoering te geven, subsidiair BUMA met onmiddellijke ingang te verbieden muzieklicenties voor online (satelliet, kabel of internet) gebruik van het PRS-repertoire zowel binnen als buiten Nederland aan te bieden, af te sluiten of daaraan uitvoering te geven, II. BUMA te gelasten om, binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, aan PRS een kopie ter beschikking te stellen van de pan-Europese licentieovereenkomst die BUMA met Beatport.com heeft gesloten, III. BUMA te gelasten om, binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis: a. aan PRS een door een registeraccountant gecertificeerd overzicht te verstrekken van alle royalties die BUMA heeft ontvangen met betrekking tot het gebruik van het PRS-repertoire op basis van licentieovereenkomsten voor online gebruik buiten Nederland, zulks onderverdeeld naar met naam en toenaam vermelde individuele muziekgebruikers, b. aan PRS schriftelijk opgave te doen van alle muziekgebruikers aan wie BUMA een aanbod voor een licentieovereenkomst voor online gebruik van het PRS-repertoire buiten Nederland heeft gedaan of met wie zij daarover anderszins in gesprek is, met veroordeling van BUMA in de kosten van dit geding. 3.2. BUMA voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. De voorzieningenrechter stelt vooraleerst vast dat partijen in het CRR geen rechtskeuze hebben gemaakt. Nu partijen ter zitting voor het onderhavige kort geding een rechtskeuze hebben gemaakt voor Nederlands recht, zal de voorzieningenrechter op de beoordeling van het CRR Nederlands recht toepassen. 4.2. BUMA heeft als verweer naar voren gebracht dat het spoedeisend belang ontbreekt bij de door PRS gevraagde voorzieningen. 4.3. Het spoedeisend belang is een van de belangen waarmee de voorzieningenrechter op grond van artikel 254 Rv rekening heeft te houden bij de beantwoording van de vraag of het verantwoord is om door middel van het geven van een voorlopige voorziening vooruit te lopen op de beslissing in een eventuele bodemprocedure. Daarbij dient de voorzieningenrechter zich er rekenschap van te geven dat zowel de feiten als de juridische waardering daarvan onzeker kunnen zijn, de geschilpunten ingewikkeld en de voorziening zelf soms ingrijpend. Omdat de mate van onzekerheid respectievelijk de voor- en nadelen van (het uitblijven van) de voorlopige voorziening steeds weer kan verschillen voor partijen, legt ook het spoedeisend belang van elke gevorderde voorziening een steeds wisselend gewicht in de schaal. Het beroep van BUMA op het beweerdelijk ontbreken van een spoedeisend belang staat daarom niet op voorhand in de weg aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van PRS. De afweging van alle betrokken belangen waaronder de beweerde urgentie van de gevraagde voorlopige voorziening zal daarom worden uitgesteld, totdat hierna een zo goed mogelijk prognose zal zijn gegeven van het oordeel van de bodemrechter over de feiten en het daarop toe te passen recht. 4.4. PRS heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat BUMA niet bevoegd is licenties te verlenen voor online muziekgebruik van het PRS-repertoire buiten Nederland. BUMA heeft het verweer gevoerd dat zij daartoe wel bevoegd is. 4.5. BUMA heeft aan haar standpunt ten grondslag gelegd dat een redelijke contractsuitleg meebrengt dat de gebiedsbeperking in het CRR niet van toepassing is op licenties voor online muziekgebruik, omdat het CRR voor wat betreft online muziekgebruik een betekenisloos en zinledig contract zou zijn. Online muziekgebruik is immers per definitie grensoverschrijdend, aldus BUMA. 4.6. Gezien het jaar van tot stand komen van het CRR is het zeer waarschijnlijk dat partijen bij het verlenen van wederzijdse licenties van hun repertoire voor het grondgebied van elkaars landen daarbij niet tevens hebben gedacht aan online muziekgebruik. Een redelijke contractsuitleg, zoals door BUMA bepleit, kan echter nimmer meebrengen dat (enkel) de gebiedsbeperking zoals afgesproken in het CRR daarom niet geldt voor online muziekgebruik. Dat zou immers betekenen dat partijen voor online muziekgebruik elkaar aanzienlijk meer rechten zouden gaan verlenen, namelijk een licentie geldig voor de gehele wereld in plaats van beperkt tot het grondgebied van elkaars landen, dan zij voor in elk geval offline muziek hadden beoogd. Voor zover de gebiedsbeperking het CRR voor online muziekgebruik tot een zinledig contract zou maken zoals door BUMA aangevoerd, wat daarvan overigens zij, zou een redelijke contractsuitleg veeleer meebrengen dat het CRR in zijn geheel niet van toepassing is op online muziekgebruik. Partijen zouden alsdan nadere afspraken dienen te maken over de verlening van wederzijdse licenties voor hun repertoire voor online muziekgebruik en eventueel de gebieden waarvoor die licenties zouden gelden. Tussen partijen is niet in geschil dat op dit moment van een dergelijke (aanvullende) overeenkomst geen sprake is. 4.7. BUMA heeft aan haar standpunt voorts ten grondslag gelegd dat de Europese Commissie in de CISAC-beschikking heeft geoordeeld dat de gebiedsbeperking in de wederkerige contracten van de CISAC-leden, waaronder het CRR tussen PRS en BUMA, strijdig is met artikel 81 EG-Verdrag en dus verboden is. De gebiedsbeperking in het CRR is daarom volgens BUMA ingevolge artikel 3:40 BW nietig en heeft daarmee nooit deel uitgemaakt van de overeenkomst tussen partijen. 4.8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de CISAC-beschikking van de Europese Commissie niet van rechtswege leidt tot nietigheid van het CRR. Anders dan BUMA heeft betoogd heeft de Commissie niet de individuele overeenkomsten van de CISAC-leden als zodanig, met daarin opgenomen de gebiedsbeperking tot het nationale grondgebied, strijdig met artikel 81 EG-Verdrag geoordeeld, maar uitsluitend de afstemming tussen de CISAC-leden die in de EER tot het stelsel van identieke wederkerige overeenkomsten heeft geleid. In paragraaf 201 en verder van de beschikking, zoals weergegeven onder 2.11, heeft de Commissie duidelijk de reikwijdte van de beschikking uiteengezet. De Commissie heeft daarin nog eens expliciet aangegeven dat zij geen bezwaar maakt tegen het enkele feit dat het toepassingsgebied van de licentie wordt afgebakend, maar wel tegen de gecoördineerde aanpak van alle CISAC-leden in de EER ten aanzien van die afbakening. De toekenning van de tot een bepaald grondgebied beperkte licentie is op zichzelf beschouwd niet automatisch mededingingsbeperkend, zelfs als het om het nationale grondgebied gaat, aldus de Commissie. Nu het oordeel van de Commissie niet rechtstreeks betrekking heeft op de wederkerige contracten zelf, biedt de CISAC-beschikking geen grond voor de door BUMA bepleite nietigheid van het CRR of de daarin opgenomen gebiedsbeperking. Het betoog van BUMA dat herziening door de CISAC-leden van hun wederkerige contracten op bilateraal niveau voor online muziekgebruik niet zal kunnen leiden tot dezelfde gebiedafbakening in het CRR kan aan het voorafgaande niet af doen, nog daargelaten dat de Commissie in de CISAC-beschikking niet uitsluit dat partijen op bilateraal niveau (opnieuw) elkaar licenties kunnen verlenen beperkt tot elkaars nationale grondgebied zonder daarmee inbreuk te maken op artikel 81 EG-Verdrag. Het komt immers aan op de onderhandelingen die partijen in opdracht van de Commissie op bilateraal niveau, zonder gecoördineerde afstemming tussen de CISAC-leden, de komende periode met elkaar zullen moeten gaan voeren. 4.9. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat, als al tot nietigheid van de gebiedsafbakening in het CRR zou moeten worden geconcludeerd, BUMA daarmee niet het recht heeft om licentierechten van het PRS-repertoire, die zij zelf niet van PRS overgedragen heeft gekregen, wel zelf over te dragen. Vast staat immers dat PRS nimmer haar rechten voor muziekgebruik buiten Nederland c.a. aan BUMA heeft overgedragen. Nietigheid van de gebiedsafbakening in het CRR kan evenmin tot rechtsgevolg hebben dat BUMA daarmee beschikkingsbevoegd is ten aanzien van niet overgedragen rechten. Dat zou immers betekenen dat BUMA voor online muziekgebruik over aanzienlijk meer rechten zou beschikken, namelijk een licentie geldig voor de gehele wereld in plaats van beperkt tot het grondgebied van elkaars landen c.a., dan PRS op grond van het CRR aan BUMA heeft overgedragen. Nietigheid van de gebiedsafbakening in het CRR zou hooguit tot gevolg kunnen hebben dat de licentieverlening door PRS aan BUMA voor online muziekgebruik van haar repertoire in zijn geheel, dus ook voor zover deze betrekking heeft op het Nederlandse grondgebied c.a., zonder geldige titel is verricht. Met andere woorden: BUMA heeft in dat geval minder rechten verkregen in plaats van meer. 4.10. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de aanvullende overeenkomst van 2 september 2002 die partijen op grond van het Santiago Agreement met elkaar hebben gesloten, en waarin PRS wel uitdrukkelijk aan BUMA een wereldwijde licentie voor het PRS-repetoire voor online muziek heeft verleend, inmiddels is geëindigd, zodat BUMA ook daaraan geen rechten (meer) kan ontlenen. Dat partijen desalniettemin nadien de praktijk hebben gehandhaafd door voor online muziekgebruik aan derden licenties zonder gebiedsbeperking te verlenen van elkaars repertoire, zoals BUMA heeft gesteld, heeft zij, in elk geval voor wat betreft de licentieverlening door PRS, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. BUMA heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat PRS ook thans licenties verleend van het BUMA-repertoire voor online muziek buiten het Verenigd Koninkrijk c.a. 4.11. Uit het voorgaande volgt dat PRS zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat BUMA niet bevoegd is licenties te verlenen voor online muziekgebruik van het PRS-repertoire buiten Nederland c.a. De voorzieningenrechter concludeert voorts dat BUMA geen steekhoudende argumenten naar voren heeft gebracht die op zijn minst genomen twijfel kunnen doen ontstaan over de bevoegdheid van BUMA om licenties te verlenen voor de aan PRS toebehorende rechten van online muziekgebruik van het PRS-repetoire buiten Nederland c.a. Uitgaande van het onder 4.3 weergegeven uitgangspunt bestaat aldus bezien voldoende spoedeisend belang om het door PRS sub I in haar petitum gevorderde in kort geding toe te wijzen. Dat de gevolgen van het treffen van die voorziening voor BUMA verstrekkend zullen zijn, zoals door haar naar voren gebracht, kan daaraan niet af doen, reeds omdat de gevolgen voor PRS van het niet treffen van een voorziening ook aanzienlijk zullen zijn. Niet alleen zal BUMA in dat geval het aan PRS toekomende recht tot het verlenen van licenties voor het PRS-repertoire buiten Nederland c.a. kunnen voortzetten, PRS heeft voorts onbetwist naar voren gebracht dat in dat geval ook andere muziekrechten-organisaties in de EER de aan PRS toebehorende rechten zullen gaan exploiteren buiten hun nationale grondgebied voordat zij daartoe met PRS tot overeenstemming zijn gekomen. 4.12. Er is daarnaast geen grond voor de door BUMA bepleite conclusie dat toewijzing van voornoemde vordering strijdig is met artikel 10 EG-Verdrag, reeds omdat de toe te wijzen vordering een voorlopige voorziening betreft. Het feit dat de BUMA een klacht heeft ingediend bij de Europese Commissie, maakt toewijzing van de vordering evenmin strijdig met artikel 10 EG-Verdrag of artikel 16 lid 1 van Vordering 1/2003/EG. Nog daargelaten de vraag of de door BUMA ingediende klacht betrekking heeft op de vraag die in het onderhavige kort geding voorligt, is niet gebleken van een op grond van artikel 2 lid 2 van Verordering 773/2004/EG bij de Commissie ingeleide en een door haar bekend gemaakte procedure met het oog op de vaststelling van een beschikking. Uit het door BUMA gestelde feit dat een voorlichter van de Europese Commissie tegenover haar heeft verklaard dat de klacht van BUMA in behandeling zal worden genomen, kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van een ingeleide procedure. Het inleiden van een procedure impliceert immers een gezagshandeling van de Commissie, waaruit haar wil blijkt een beschikking te geven (vgl. Hof van Justitie EG, zaak 48/72, Jurispr. 1973, blz. 77, punt 16). 4.13. Nu de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat geen sprake is van nietigheid van de in het CRR opgenomen gebiedsbeperking, zal de primaire vordering van het door PRS sub I in haar petitum gevorderde worden toegewezen en komt de voorzieningenrechter aan beoordeling van de subsidiaire vordering niet toe. 4.14. De voorzieningenrechter komt evenmin toe aan beoordeling van de vordering sub II, nu PRS deze vordering na de zitting heeft ingetrokken nadat BUMA haar een kopie heeft gezonden van de licentieovereenkomst die zij heeft gesloten met Beatport.com. 4.15. De voorzieningenrechter zal het gevorderde onder III sub a afwijzen, nu BUMA voldoende gemotiveerd heeft betoogd dat het voor haar praktisch onmogelijk is aan de vordering te voldoen omdat de licentievergoedingen die zij ontvangt door middel van repartitie worden berekend en onder rechthebbenden verdeeld zonder dat daarbij onderscheid wordt gemaakt tussen muziekgebruik in het binnen- en buitenland en tussen BUMA- en PRS-repertoire. PRS heeft voorts niet weersproken dat zij nimmer bezwaar heeft gemaakt tegen de afrekeningen die zij van BUMA heeft ontvangen. 4.16. De vordering onder III sub b zal de voorzieningenrechter eveneens afwijzen, nu het voeren van gesprekken over het verlenen van licenties op zichzelf niet onrechtmatig is, zolang BUMA niet overgaat tot het aanbieden van licenties voor online muziekgebruik van het PRS-repertoire buiten Nederland c.a. of het sluiten van overeenkomsten waarin zij die licenties verleent. Dat laatste wordt BUMA reeds verboden door toewijzing van de vordering sub I. 4.17. BUMA zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van PRS worden begroot op: - dagvaarding EUR 85,44 - vast recht 254,00 - salaris procureur 816,00 Totaal EUR 1.155,44 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. verbiedt BUMA met onmiddellijke ingang muzieklicenties voor online gebruik (via satelliet, kabel of internet) van het PRS-repertoire buiten Nederland c.a. aan te bieden, af te sluiten of daaraan uitvoering te geven, 5.2. veroordeelt Buma in de proceskosten, aan de zijde van PRS tot op heden begroot op EUR 1.155,44, 5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2008.?