
Jurisprudentie
BE8808
Datum uitspraak2008-08-20
Datum gepubliceerd2008-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707602/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707602/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 september 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een bedrijf voor de productie van vaten en lakken gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 20 september 2007 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200707602/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een bedrijf voor de productie van vaten en lakken gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 20 september 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 oktober 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2007.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2008, waar het college, vertegenwoordigd door E. Jansen en R.W.E. Kropf, werkzaam bij de provincie, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
[appellanten] erkennen dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht, maar stellen dat dit verschoonbaar is omdat zij van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit niet op de hoogte waren en ook niet konden zijn nu zij, ondanks dat dit door het college was toegezegd, geen persoonlijke kennisgeving hebben ontvangen.
2.1.1. Het college voert aan bij brief van 31 januari 2007 het ontwerpbesluit aan [appellanten] te hebben toegezonden.
2.1.2. Vast staat, dat van het ontwerpbesluit in een huis-aan-huisblad kennis is gegeven. De Afdeling overweegt dat [appellanten] hun stelling dat zij niet persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte zijn gesteld, niet aannemelijk hebben gemaakt, nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het college het ontwerpbesluit aan hen heeft toegezonden. Ook anderszins bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het niet naar voren brengen van een zienswijze verschoonbaar moet worden geacht.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008
315.