Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8865

Datum uitspraak2008-08-20
Datum gepubliceerd2008-08-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800467/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Barneveld bij besluit van 9 oktober 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Wijziging Horselerweg I, van het bestemmingsplan Buitengebied 2000".


Uitspraak

200800467/1. Datum uitspraak: 20 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats], appellanten, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Barneveld bij besluit van 9 oktober 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Wijziging Horselerweg I, van het bestemmingsplan Buitengebied 2000". Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2008. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2008, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door ing. A.H. Kleijer, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Pol, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar het college van burgemeester en wethouders van Barneveld, vertegenwoordigd door mr. ing. Stroobosscher, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [belanghebbende], in persoon, gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht. 2.2. Het wijzigingsplan voorziet in een planologische regeling voor de wijziging van de vorm en omvang van het bestaande agrarische bouwperceel aan de Horselerweg 6 te Kootwijkerbroek. Het wijzigingsplan maakt daarmee de bouw van een varkensstal naast een reeds bestaande kippenstal mogelijk. 2.3. [appellant] en anderen voeren aan dat het wijzigingsplan in strijd is met de in artikel 39, eerste lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden. In dit verband voeren zij aan dat die wijzigingsvoorwaarden een vergroting van het agrarisch bouwperceel niet toestaan. Voorts wijzen zij erop dat in de wijzigingsvoorwaarden als specifieke voorwaarde van wijziging is vermeld dat natuur- en landschapswaarden niet mogen worden geschaad. [appellant] en anderen voeren voorts aan dat artikel 39, lid 0, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan als algemene voorwaarden voor wijziging onder meer stelt dat de belangen van omwonenden niet in onevenredige mate mogen worden geschaad en dat het plan uitvoerbaar is, waaronder begrepen de milieutechnische haalbaarheid. 2.3.1. In artikel 39, eerste lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan is het volgende bepaald: "Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het veranderen van de grenzen van een agrarisch bouwperceel, met inachtneming van het volgende: a. de oppervlakte van het agrarische bouwperceel mag maximaal 1,5 ha bedragen; b. aangetoond dient te worden dat het veranderen van de grenzen noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering; c. er dient te worden gestreefd naar een compacte bouwperceelsvorm; d. de natuur- en landschapswaarden mogen niet in onevenredige mate worden geschaad." 2.3.2. In de toelichting bij het wijzigingsplan is gemotiveerd uiteengezet dat de in het plan voorziene uitbreiding van het bouwperceel noodzakelijk is in verband met de uitbreiding van de veehouderij met een varkensstal. Voorts is daarbij vermeld dat het vanuit doelmatige bedrijfsvoering gewenst is dat de varkensstal en pluimveestal van elkaar zijn gescheiden en de bedrijfsgebouwen vrij van elkaar kunnen functioneren. Vast staat dat de oppervlakte van het in het wijzigingsplan opgenomen agrarisch bouwperceel niet meer bedraagt dan 1,5 hectare. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de in artikel 39, eerste lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden, onder de door het college in aanmerking genomen omstandigheden, aan de vergroting van het bouwperceel tot de in het wijzigingsplan opgenomen omvang in de weg staan. 2.3.3. Ten behoeve van de voorbereiding van het wijzigingsplan heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de natuurwaarden van het plangebied. De resultaten zijn neergelegd in het onderzoek "Quickscan plangebied Honselerweg 6, Kootwijkerbroek", gedateerd 24 mei 2006. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat het plangebied een lage natuurwaarde heeft en dat het wijzigingsplan niet zal resulteren in een aantasting van natuurwaarden van de omgeving. De [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onderzoek zodanige onjuistheden bevat, dan wel leemten in kennis vertoont dat het college niet van de juistheid daarvan heeft kunnen uitgaan. Het college heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van ernstige aantasting van natuur- en landschapswaarden. 2.3.4. Voor zover [appellant] en anderen stellen dat bij de vaststelling onderscheidenlijk de goedkeuring van het wijzigingsplan alle milieuaspecten, waaronder de vraag of de reeds voor de gewijzigde bedrijfsvoering verleende vergunning op grond van de Wet milieubeheer in stand kan blijven, aan de orde dienen te komen, overweegt de Afdeling dat in deze procedure dient te worden beoordeeld of het college in redelijkheid goedkeuring aan het wijzigingsplan heeft kunnen verlenen. De vraag of voor de inrichting al dan niet terecht een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend, kan in deze procedure derhalve niet aan de orde komen. Voor zover De [appellant] en anderen hebben aangevoerd dat de met het plan mogelijk gemaakte uitbreiding van het agrarisch bouwperceel leidt tot een verslechtering van hun woon- en leefklimaat, overweegt de Afdeling dat zij die stelling niet met feiten en omstandigheden hebben onderbouwd. 2.4. De conclusie is dat hetgeen De [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat aan de voorwaarden voor wijziging van de bestemming wordt voldaan. Evenmin geeft dit aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. 2.5. Het beroep is ongegrond. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld w.g. Taal voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2008 325.