Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8942

Datum uitspraak2008-08-21
Datum gepubliceerd2008-08-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers76105 / KG ZA 08-142
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Vordering in kort geding van man tot schorsing van uitvoerbaarheid bij voorraad van vonnis i.v.m. verbeuren van dwangsommen. Geen feitelijke misslag. Geen nieuwe feiten die noodtoestand doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging niet zou kunnen worden aanvaard. Geen misbruik van bevoegdheid door de vrouw.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 76105 / KG ZA 08-142 Vonnis in kort geding van 21 augustus 2008 in de zaak van [eiser], wonende te Numansdorp, gemeente Cromstrijen, eiser, procureur mr. J.A. Visser, advocaat mr. B.S. van der Klauw te Rotterdam, tegen [gedaagde], wonende te Numansdorp, gemeente Cromstrijen, gedaagde, procureur mr. C.K. Visser. Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden. 1. De procedure 1.1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 7 augustus 2008 kennis genomen van de volgende processtukken: - de dagvaarding - de pleitnota van de man - de pleitnota van de vrouw - de door beide partijen overgelegde producties. 1.2. De voorzieningenrechter heeft buiten aanwezigheid van partijen en hun raadslieden de hierna te noemen kinderen van partijen als informant gehoord. 1.3. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Partijen hebben geruime tijd een affectieve relatie gehad, waaruit twee kinderen zijn geboren: - [kind 1], geboren op [geboortedatum/plaats], - [kind 2], geboren op [geboortedatum/plaats]. 2.2. Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de volgende onroerende zaken te Numansdorp (tezamen verder: de woningen): - woonhuis en schuur aan het adres [adres 1], kadastraal bekend gemeente Numansdorp sectie F1424; - [adres 2] te Numansdorp, kadastraal bekend gemeente Numansdorp, sectie F 1423; - berging en stalling, kadastraal bekend gemeente Numansdorp, sectie F 1425. 2.3. De affectieve relatie tussen partijen is beëindigd. In verband daarmee hebben partijen in april 2007 afspraken gemaakt over het gebruik van de woningen. Overeenkomstig die afspraken is de vrouw gebruik blijven maken van de woning aan de [adres 1] en is de man gebruik blijven maken van de woning aan de [adres 2]. 2.4. Partijen hebben bij de rechtbank (onder zaaknummer 72469 HA ZA 07-2631) een procedure gevoerd over – kort gezegd – de toescheiding van de eigendom van de woningen. Op 19 maart 2008 heeft de rechtbank Dordrecht in die procedure vonnis gewezen (verder: het vonnis) en de man veroordeeld om binnen drie maanden na betekening van het vonnis mee te werken aan het toescheiden aan de vrouw, tegen betaling door haar aan de man van € 151.934, van zijn onverdeelde helft in de woningen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag, met een maximum van € 200.000. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. 2.5. In het vonnis heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen: “[…] 4.9 Uit hetgeen partijen verder over en weer hebben aangevoerd leidt de rechtbank af dat de man weliswaar een bijdrage heeft geleverd aan de dagelijkse verzorging van de kinderen, maar dat het zwaartepunt in die zorg lag bij de vrouw. 4.10 Vaststaat voorts dat de zoons, nadat partijen in april 2007 uiteen zijn gegaan, bij de vrouw wonen en dat zij sindsdien de verzorging en opvoeding, voor zover nog nodig bij kinderen van 16 respectievelijk 18 jaar oud, (grotendeels) voor haar rekening neemt. Vaststaat dat (op dit moment in ieder geval) de oudste zoon bij de vrouw wil blijven wonen, dat de jongste zoon twee keer per week bij de man gaat eten en dat hij ook daarnaast regelmatig bij de man verblijft en dat de zoons geen aanstalten hebben gemaakt om bij de man te gaan wonen. Dat de zoons of één van hen bij de man zou willen wonen of op korte termijn zelfstandig zou willen gaan wonen, is (op dit moment) kennelijk niet ter sprake. 4.11 Gelet op hetgeen hiervoor in 4.9 en 4.10 is overwogen, acht de rechtbank van doorslaggevend belang dat de thans bestaande situatie waarin de kinderen bij de vrouw wonen en zij hun verzorging en opvoeding, voor zover nog nodig, voor haar rekening neemt, wordt gecontinueerd en wel in de voor de kinderen vertrouwde omgeving, te weten: de woningen aan de [adres 1] en 52 in Numansdorp. […].” 2.6. Op 4 april 2008 heeft de vrouw het vonnis aan de man doen betekenen. 2.7. Bij brief van 20 juni 2008 van notariskantoor Molenaar & Van der Kuijp te Strijen is de man namens de vrouw verzocht op 27 juni 2008 om 16.00 uur ten kantore van de notaris te verschijnen ten einde zijn medewerking te verlenen aan het verleiden van de notariële akte van levering. Op genoemde datum en plaats is de man niet verschenen. 2.8. De man heeft bij appèldagvaarding van 18 juni 2008 hoger beroep tegen het vonnis ingesteld en daarbij tevens een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad ingesteld. De vrouw heeft een conclusie van antwoord in dat incident genomen. Het incident staat thans voor (dagbepaling van) pleidooi. 3. Het geschil 3.1. De man vordert – samengevat – de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van 19 maart 2008 te schorsen per 4 juli 2008, danwel een door de voorzieningenrechter te bepalen datum, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure. Hij stelt daartoe het volgende. 3.2. De kinderen van partijen zijn van mening dat de woningen aan de man dienen te worden toegescheiden. Het te executeren vonnis berust derhalve op een feitelijke misslag. Daarnaast kan een onverwijlde tenuitvoerlegging niet worden aanvaard, nu op basis van deze nieuwe feiten, die na het vonnis aan het licht zijn gekomen aan de zijde van de man een noodtoestand zal ontstaan. Immers zal dat tot gevolg hebben dat de man met de jongste zoon elders woonruimte zal dienen te betrekken, hetgeen niet in het belang van de jongste zoon is en bovendien aanzienlijke kosten meebrengt. Tevens zal de man vervangende bedrijfsruimte moeten betrekken, waardoor hij tijdelijk geen inkomsten zal kunnen genereren en investeringen zal moeten doen waarvan het de vraag is of deze rendabel zijn. Het risico dat deze kosten onnodig worden gemaakt is aanzienlijk, waarbij komt dat de man overdrachtsbelasting zal moeten betalen indien het vonnis na de uitvoering daarvan in hoger beroep wordt vernietigd. De man zal daardoor aanzienlijk financieel nadeel lijden. Voorts zal de man in financiële nood komen te verkeren wanneer hij niet verhuist en dientengevolge dwangsommen van € 1.000 per dag verbeurd. 3.3. De conclusie van de vrouw strekt tot afwijzing van de vordering. Zij voert als verweer het volgende aan. Tegenover de door de man gestelde belangen bij afwachting van het hoger beroep staan de belangen van de vrouw bij de toescheiding van de onverdeelde helft in de woningen van de man, waarbij komt dat zij reeds kosten heeft gemaakt ter voorbereiding daarvan. Betwist wordt dat het vonnis op een feitelijke misslag berust. Hetgeen in het vonnis onder 4.9 tot en met 4.12 is overwogen stemt overeen met de feitelijke situatie van toen en nu. Na het vonnis heeft de man de kinderen in het geschil betrokken. Betwist wordt dat zij volledig achter de inhoud staan van hun schriftelijke verklaringen die de man heeft overgelegd. Voorts wordt betwist dat de man in een financiële noodtoestand zal raken indien hij zou moeten verhuizen voordat in hoger beroep is beslist. Indien er gronden zijn om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen, dienen de tot op heden verbeurde dwangsommen verbeurd te blijven. 4. De beoordeling 4.1. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de uitvoerbaarheid bij voorraad van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. 4.2. Uit de door de man overgelegde verklaringen van de zonen van partijen en hetgeen zij ter gelegenheid van het verhoor hebben meegedeeld blijkt dat zij de belangen van partijen bij toescheiding van de woningen anders afwegen dan in het door de rechtbank tussen partijen gewezen vonnis. Daaruit blijkt evenwel niet dat de situatie ten tijde van het wijzen van het vonnis anders was dan in r.o. 4.10 van het vonnis is omschreven. Evenmin blijkt daaruit dat die situatie sedertdien gewijzigd is en dat de jongste zoon ook elders bij de man zal willen wonen. Derhalve is niet aannemelijk dat het vonnis op een feitelijke misslag berust. 4.3. Nu partijen zich voor de beslissing over de vraag aan wie van hen de woningen dienen te worden toegescheiden tot de rechter hebben gewend, is het niet aan de zonen van partijen maar aan de rechter om de daarmee gemoeide belangen van partijen tegen elkaar af te wegen. De na het vonnis aan het licht gekomen visie van de zonen zal in hoger beroep daarin een rol kunnen spelen, maar maakt niet zonneklaar dat het vonnis in hoger beroep geen stand zal kunnen houden. De voormelde visie van de zonen alleen is derhalve onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de vrouw geen in redelijkheid te respecteren belang bij de tenuitvoerlegging van het vonnis heeft. Voorts brengt de visie van de zonen nog geen noodsituatie aan de zijde van de man te weeg wanneer de onverdeelde helft in de woningen van de man aan de vrouw worden toegescheiden. 4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat, zoals ook in het vonnis als uitgangspunt is genomen, de toescheiding van de onverdeelde helft van de eigendom van de woningen door de man aan de vrouw mee zal brengen dat hij de woningen zal dienen te verlaten. Bij gebreke van een veroordeling daartoe, betekent dat echter niet dat de verhuizing van de man onderdeel van de tenuitvoerlegging van het vonnis uitmaakt. Slechts ten overvloede wordt derhalve overwogen dat op grond van hetgeen onder 4.2 is overwogen niet aannemelijk is dat de jongste zoon dan met de man zal meegaan en dat uit de stellingen van de man niet blijkt dat met zijn verhuizing andere kosten zullen zijn gemoeid dan die welke bij het wijzen van het vonnis voorzienbaar waren. Bovendien heeft de man niet bestreden dat hij, zoals in het vonnis is overwogen, voor zijn inkomen niet (uitsluitend) afhankelijk is van zijn onderneming. 4.5. Aannemelijk is dat de man overdrachtsbelasting verschuldigd zal zijn indien de woningen aan de vrouw worden toegescheiden en vervolgens het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd en de vrouw de woningen aan de man zal moeten leveren. Ook dit was bij het wijzen van het vonnis voorzienbaar. Bovendien komt de tenuitvoerlegging van een vonnis dat nog geen kracht van gewijsde heeft voor rekening en risico van de executant en is gesteld noch gebleken dat de vrouw in vorenbedoeld geval geen verhaal zal kunnen bieden voor de door de man te lijden schade. 4.6. Op grond van het vorenstaande is hetgeen de man heeft gesteld onvoldoende om aan te nemen dat na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de man een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. 4.7. De stelling van de man dat hij dwangsommen verbeurt indien hij niet verhuist, berust op een misvatting. Voorts kan zijn stelling dat hij door de verbeurde dwangsommen in financiële nood komt te verkeren hem onder de voormelde omstandigheden niet baten, omdat de dwangsom juist dient als geldelijke prikkel om de nakoming van een veroordeling zoveel mogelijk te verzekeren. Voor zover de man er bij die stelling van uit gaat dat de dwangsommen verschuldigd zullen blijven indien in hoger beroep het vonnis wordt vernietigd, berust dat eveneens op een misvatting. Indien het vonnis in hoger beroep wordt vernietigd vervalt daarmee immers tevens de titel voor de dwangsommen. 4.8. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat hetgeen de man heeft aangevoerd onvoldoende is om te kunnen aannemen dat de vrouw met haar aanspraak op dwangsommen misbruik maakt van haar bevoegdheid het vonnis ten uitvoer te doen brengen. Dit neemt niet weg dat, zolang het vonnis geen kracht van gewijsde heeft, de uitvoering van het vonnis onder dreiging van (het oplopen van) de dwangsommen voor rekening en risico van de vrouw komt. Het staat de vrouw echter vrij dat risico te nemen en onder voormelde omstandigheden bestaat geen aanleiding door middel van een voorlopige voorziening daarin in te grijpen. 4.9. Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van de man afgewezen dient te worden. 4.10. Nu het geschil voortvloeit uit de voormalige relatie tussen partijen, die gelijkwaardig was aan een echtelijke relatie, zullen de proceskosten tussen hen als na te melden worden gecompenseerd. 5. De beslissing De voorzieningenrechter wijst de vordering af; bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. J. Visser en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2008.?