
Jurisprudentie
BE8964
Datum uitspraak2008-07-23
Datum gepubliceerd2008-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/800750-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/800750-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
De Rechtbank Haarlem spreekt verdachte vrij van de opzettelijke invoer van cocaïne. In de koffer van verdachte bleken vijf zakken met daarin kaneelstokjes inhoudende cocaïne te zitten. Verdachte heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat zij niet weet hoe de cocaïne in haar bagage terecht is gekomen. Zij heeft verklaard dat zij zelf haar koffer heeft ingepakt, dat niemand haar heeft gevraagd om iets mee te nemen en zij bewaarde de koffer bij een kennis in Paramaribo omdat zij hiervoor in haar huis geen plek had. Verdachte heeft verder verklaard dat zij hulpbehoevend is en daarom naar haar dochter in Nederland afreisde. Uit het dossier blijkt dat de dochter van verdachte werkzaam is als verpleegkundige en dat verdachte in het bezit is van een visum voor een verblijf in Nederland voor vier jaar. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de verklaringen van verdachte niet kennelijk leugenachtig.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800750-08
Uitspraakdatum: 23 juli 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 09 juli 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
verblijvende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 21 april 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Verdachte is op 21 april 2008 op Schiphol aangekomen vanuit Suriname. In haar koffer bleken vijf zakken met daarin kaneelstokjes inhoudende cocaïne te zitten. Verdachte heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat zij niet weet hoe de cocaïne in haar bagage terecht is gekomen. Zij heeft verklaard dat zij zelf haar koffer heeft ingepakt op het adres waar zij, voor haar vertrek naar Nederland, logeerde en dat niemand haar heeft gevraagd om iets mee te nemen. De koffer bewaarde verdachte bij deze kennis in Paramaribo omdat zij hiervoor in haar huis in het binnenland van Suriname geen plek had. Haar spullen heeft zij naar Paramaribo vervoerd in een tas. Verdachte heeft verder verklaard dat zij hulpbehoevend is en daarom naar haar dochter in Nederland afreisde. Uit het dossier blijkt dat de dochter van verdachte werkzaam is als verpleegkundige en dat verdachte in het bezit is van een visum voor een verblijf in Nederland voor vier jaar. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de verklaringen van verdachte niet kennelijk leugenachtig. Ook overigens zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan bewezen kan worden geacht dat verdachte wist of had moeten weten dat er cocaïne in haar koffer zat. Verdachte moet van het haar tenlastegelegde dan ook worden vrijgesproken.
De beslissing tot vrijspraak brengt met zich mee dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen aan haar teruggegeven dienen te worden.
4. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het haar tenlastegelegde feit.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
– een claimtag;
– een vliegticket;
– een instapkaart.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte.
5. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, voorzitter,
mrs F.F.W. Brouwer en J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2008.
Mr. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.