Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8967

Datum uitspraak2008-06-24
Datum gepubliceerd2008-08-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.004.204
Statusgepubliceerd


Indicatie

CJIB stuurt de betrokkene een betalingsoverzicht na beroep bij de kantonrechter. Uitleg van gelijkluidende brieven die de betrokkene naar aanleiding daarvan aan kantonrechter en CJIB stuurt. De betrokkene verzoekt in haar brieven om kwijtschelding van nog resterende sancties. Anders dan de advocaat-generaal verstaat het hof dat geen hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Het CJIB heeft de brief, gelet op omvang mandaatbesluit aan de officier van justitie bij de CVOM, ten onrechte doorgezonden naar de CVOM.


Uitspraak

WAHV 108.004.204 24 juni 2008 CJIB 89102903689 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2007 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft bij gelijkluidende brieven aan de kantonrechter en aan het CJIB gereageerd op het haar toegezonden betalingsoverzicht na beroep bij de kantonrechter. De griffier van de rechtbank heeft het schrijven beantwoord. Het CJIB heeft het aan hem gezonden schrijven doen toekomen aan de CVOM, die het schrijven heeft gelezen als een hoger beroep en het heeft gezonden aan de griffier van de rechtbank, die de brief tezamen met de stukken heeft doorgestuurd naar de griffier van het hof. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. De door de betrokkene gezonden gelijkluidende brieven houden het volgende in: "Geachte CJIB/Kantonrechter H'sum, Onlangs heb ik een verzoek ingediend voor betalingsregeling van boetes gemaakt door iemand die misbruik heeft gemaakt van mijn situatie nl. onder valse voorwendselen een auto op mijn naam enz. [AB-00-AB] Nu ben ik daarvoor 07.01.2008 j.l. bij de kantonrechter te Utrecht geweest en alle bekeuringen zijn me kwijtgescholden, die met dit kenteken gemaakt zijn. Mijn verzoek aan u is om mij deze die bij u lopen, gem. Hilversum, restant alsnog kwijt te schelden, hopelijk kunt u dit alsnog doen." 3.2. Door de griffier van de rechtbank Amsterdam, sector kanton - locatie Hilversum, is haar bij brief van 25 januari 2008 medegedeeld, dat de zaak bij beschikking van 12 oktober 2007 is afgedaan en dat zij zich voor kwijtschelding dient te wenden tot het CJIB. 3.3. De blijkens het stempel van binnenkomst op 10 januari 2008 bij het CJIB binnengekomen brief is bij schrijven van 25 januari 2008 "ter aanvulling bij het bij u in behandeling zijnde beroepschrift" gezonden aan de officier van justitie p/a CVOM te Utrecht. Bij brief van 30 januari 2008 heeft de CVOM aan (het hof leest:) de rechtbank Amsterdam, sector kanton - locatie Hilversum, medegedeeld, dat zij de brief van de betrokkene zo leest, dat deze hoger beroep wil instellen en verzoekt de brief als hoger beroep te registreren en de brief en het dossier door te zenden naar het hof. Op 13 februari 2008 is het dossier naar het hof gezonden. 3.4. De advocaat-generaal heeft in het verweerschrift het standpunt ingenomen, dat het hoger beroep ontvankelijk is, omdat door het ontbreken van een verzenddatum van de beschikking niet kan worden nagegaan wanneer de beroepstermijn is beginnen te lopen. Voorts heeft de advocaat-generaal geconstateerd, dat de kantonrechter ten onrechte geen draagkrachtzitting heeft gehouden, nu de betrokkene tijdig een draagkrachtverweer heeft gedaan. Echter, aldus het verweerschrift, om proceseconomische redenen kan terugwijzen naar de kantonrechter achterwege blijven, omdat het administratief beroep tegen de inleidende beschikking niet-verontschuldigbaar te laat is ingesteld. 3.5. Het hof zou, indien het van oordeel zou zijn geweest, dat hoger beroep is aangetekend, tot dezelfde uitkomst zijn gekomen. 3.6. Het hof ziet echter in de brief van de betrokkene geen beroep tegen de beslissing van de kantonrechter, maar een verzoek om kwijtschelding van de nog resterende sancties die op dezelfde wijze zijn ontstaan als de sancties die in een andere procedure zijn kwijtgescholden. 3.7. In verband hiermee is juist, dat het CJIB de brief van de betrokkene naar het openbaar ministerie heeft gezonden, omdat op een dergelijk verzoek door de officier van justitie dient te worden beslist. Ten onrechte echter is de brief naar de CVOM gezonden, omdat de algemene mandaatbesluiten van de hoofdofficieren van justitie van alle arrondissementen aan de officier van justitie bij de CVOM niet meer inhouden dan de bevoegdheid te beslissen op beroep- en of bezwaarschriften die voortvloeien uit de WAHV. Nu de officieren van justitie van de arrondissementen, gelet op de bovenvermelde mandaatbesluiten en de daarop gebaseerde praktijk van afdoening geen bemoeienis meer hebben met de afdoening van WAHV-zaken, zal het hof de brieven van de betrokkene ter beoordeling en afhandeling zenden naar de officier van justitie te Leeuwarden, die met de inning van de sancties is belast. 4. De beslissing Het gerechtshof: verstaat dat geen hoger beroep is ingesteld; zendt de brieven van de betrokkene door aan de officier van justitie te Leeuwarden. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Arntz als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting