Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9010

Datum uitspraak2008-08-18
Datum gepubliceerd2008-08-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers312257 / KG ZA 08-726
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Voorzieningenrechter wijst vordering tot staking executie van de ontruiming van een restaurant in Dordrecht af, nadat al eerder het Hof de vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de uitspraak van de kantonrechter had afgewezen


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer: 312257 / KG ZA 08-726 uitspraak: 18 augustus 2008 Vonnis in kort geding in de zaak van [eiseres] h.o.d.n. Grieks Restaurant De Grote Griek wonende en zaakdoende te Dordrecht, eiseres bij exploot van dagvaarding van 6 augustus 2008, procureur: mr. V.J. Groot, advocaat: mr. F.G.F.M. Tripels, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Spuihave B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Dordrecht, gedaagde, procureur en advocaat: mr. P.G. Gilhuis. 1. Het verloop van de procedure Eiseres heeft overeenkomstig de dagvaarding gevorderd, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te verbieden het op 17 april 2008 tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Dordrecht ten uitvoer te leggen en haar te gelasten een eventueel reeds aangevangen executie te staken en gestaakt te houden, totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak zal zijn beslist omtrent de vorderingen welke Spuihave B.V. heeft ingesteld in de procedure die tot genoemd vonnis heeft geleid, althans tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000,- , met de veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding, alles gelijk nader omschreven en op de gronden zoals vermeld in de inleidende dagvaarding. De mondelinge behandeling is gehouden op 14 augustus 2008 in het gerechtgebouw te Rotterdam, zulks op grond van het bepaalde in artikel 6 van het Besluit Nevenvestigings- en Nevenzittingsplaatsen. Ter zitting is eiseres in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. F.G.F.M. Tripels, terwijl gedaagde verschenen is bij haar directeur [directeur Spuihave], bijgestaan door de advocaat mr. P.G. Gilhuis. Ter zitting hebben de beide advocaten zich bediend van pleitaantekeningen, die door hen zijn overgelegd. Ter voorbereiding van de mondelinge behandeling heeft eiseres bij brieven van 8 en 11 augustus 2008 producties in het geding gebracht. Gedaagde heeft bij brieven van 12 augustus 2008 producties in het geding gebracht. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden. Aan het slot van de zitting is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden. 2. De vaststaande feiten In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. 2.1. Eiseres huurt sedert 1 mei 1998 de winkelruimte op de begane grond en entresol aan de [adres] te Dordrecht (hierna: “het gehuurde”) voor de exploitatie van een restaurant. Na afloop van de eerste huurtermijn van vijf jaar is de overeenkomst voor een aansluitende periode van vijf jaar voortgezet. De huurovereenkomst is oorspronkelijk met Stichting Philips Pensioenfonds als verhuurder afgesloten. Gedaagde is sedert 19 december 2003 eigenaar van het complex waartoe ook het gehuurde behoort. 2.2. Gedaagde heeft bij aangetekende brief van 26 maart 2007 de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 mei 2008 wegens dringend eigen gebruik. Eiseres heeft niet binnen de termijn van zes weken na de opzegging te kennen gegeven met de beëindiging van de huur in te stemmen. 2.3. Gedaagde heeft eiseres op 2 juli 2007 voor de kantonrechter te Dordrecht gedagvaard, waarbij zij heeft gevorderd te bepalen dat de huurovereenkomst tussen partijen zal eindigen per 1 mei 2008, althans met ingang van een door de kantonrechter te bepalen datum, met vaststelling van het tijdstip van de ontruiming. In bedoelde procedure heeft de kantonrechter te Dordrecht, [kantonrechter] (hierna: “[kantonrechter]”), op 17 april 2008 vonnis gewezen en daarbij bepaald dat de huurovereenkomst eindigt per 15 augustus 2008. Tevens is eiseres bij dat vonnis veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na de betekening van die uitspraak, echter niet eerder dan 15 augustus 2008. Bedoelde uitspraak is door de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad verklaard. 2.4. Gedaagde heeft bedoelde uitspraak op 21 mei 2008 aan eiseres betekend. De ontruiming van het gehuurde is door gedaagde bevolen uiterlijk op dinsdag 19 augustus 2008. 2.5. Eiseres heeft bij dagvaarding van 29 april 2008 hoger beroep aangetekend tegen de hiervoor bedoelde uitspraak van de kantonrechter. Tevens is door eiseres in appel een incidentele vordering ingesteld strekkende tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis. Bij arrest van 24 juli 2008 heeft het Hof die incidentele vordering afgewezen, waarbij de hoofdzaak verwezen is naar de rol van 21 augustus 2008 voor memorie van grieven. 2.6. Eiseres (en haar advocaat) hebben op 23 juni 2008 bij het bestuur van deze rechtbank een klacht ingediend tegen [kantonrechter]. Tevens hebben zij zich op diezelfde datum tot de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden gewend met het verzoek te vorderen dat de Hoge Raad [kantonrechter] ontslaat. In beide kwesties is nog geen uitspraak gedaan. 2.7. Een zustervennootschap van gedaagde, Dubbelveste B.V., heeft bij kort geding gevorderd de krakers van een aantal woningen aan de Spuiboulevard te veroordelen tot ontruiming van die woningen. Die vordering is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht afgewezen bij uitspraak van 10 juli 2008. Daarbij is overwogen dat het belang van Dubbelveste B.V. om bedoelde woningen weer te verhuren, mede gezien de belangen van de krakers, onvoldoende gewicht in de schaal legt, zeker nu in het complex nog een groot aantal andere woningen leeg staat. 2.8. Gedaagde heeft op 24 juli 2008 bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht een klacht ingediend tegen de advocaat van eiseres, mr. F.G.F.M. Tripels. Op die klacht is nog niet beslist. 3. De stellingen van partijen 3.1.Eiseres heeft naast de hiervoor sub 2.1. tot en met 2.7. genoemde vaststaande feiten -zakelijk weergegeven en voorzover thans van belang - aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het bestreden vonnis van de kantonrechter twaalf juridische en feitelijke misslagen kent en dat gedaagde op grond van na het vonnis aan het licht gekomen omstandigheden geen rechtens te beschermen recht en belang heeft bij executie van het bestreden vonnis, laat staan dat van haar in redelijkheid niet gevergd zou kunnen worden het onherroepelijk oordeel in deze procedure af te wachten. In dat verband heeft eiseres gesteld dat de door gedaagde beoogde executie van de uitspraak van de kantonrechter tot haar faillissement zal leiden met alle gevolgen van dien, niet alleen voor haar, maar ook voor de circa tien personeelsleden die zij in dienst heeft. Tevens heeft eiseres gesteld dat haar een fair trial is onthouden en er geen onpartijdig en onafhankelijk oordeel tot stand is gekomen, gezien de nauwe banden van [kantonrechter] met zowel gedaagde, althans haar directeur, en haar advocaat. 3.2. Gedaagde heeft de argumenten van eiseres gemotiveerd bestreden en in het hierna volgende zal voor zover nodig het verweer van gedaagde worden besproken. 4. De beoordeling van de vordering 4.1. Het geschil tussen partijen betreft in feite een executiegeschil. Terecht heeft eiseres gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 22 april 1983 (NJ 1984, 145), waarin de in dit verband relevante uitgangspunten zijn ontwikkeld. Ingevolge die uitspraak, die vaste jurisprudentie vormt, kan de voorzieningenrechter in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis niet kan worden aanvaard. 4.2. Eiseres heeft in de onderhavige procedure aangevoerd dat het vonnis van de kantonrechter blijk geeft van twaalf juridische en feitelijke misslagen. De stellingen van eiseres in dat verband komen praktisch woordelijk overeen met hetgeen zij ten grondslag heeft gelegd aan haar incidentele vordering in de appelprocedure. Weliswaar spreekt eiseres in de pleitnota, waarvan haar advocaat zich heeft bediend tijdens het pleidooi bij het Hof op 30 juni 2008 nog over tien juridische en feitelijke misslagen, doch dat aantal van tien berust kennelijk op een telfout, nu eiseres in die pleitnota de zevende en achtste misslag dubbel heeft geteld. Per saldo heeft eiseres zowel in de onderhavige procedure als in de incidentele procedure bij het Hof dezelfde twaalf juridische en feitelijke misslagen aangevoerd. Het Hof heeft de gestelde misslagen beoordeeld en uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de uitspraak van de kantonrechter te Dordrecht van 17 april 2008 afgewezen dient te worden. Daarbij heeft het Hof - voor zover thans van belang - overwogen dat het verweer van eiseres zo weinig kans van slagen maakt dat, mede gelet op de betrokken wederzijdse belangen, er sprake is van een kennelijk ongegrond verweer in de zin van artikel 7:295 BW, hetgeen een goede grond vormde om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen aanleiding om in dit verband anders te beslissen. De voorzieningenrechter neemt bedoelde beslissing over en maakt deze tot de zijne. Bovendien geldt nog, zoals eiseres terecht in de procedure bij het Hof heeft gesteld, dat het rechterlijk toetsingskader van de kortgedingrechter in een executiegeschil beperkter is dan het toetsingskader van de appelrechter in een bodemprocedure met een incidentele vordering strekkende tot schorsing van het vonnis. Nu de appelrechter al heeft geoordeeld dat de gestelde juridische en feitelijke misslagen geen grond vormen om het vonnis van de kantonrechter te schorsen, valt niet in te zien dat de kortgedingrechter, zeker gezien het beperktere toetsingskader, ten aanzien daarvan tot een ander oordeel zou kunnen komen. 4.3. In het kader van dit kort geding kan de voorzieningenrechter enkel de door eiseres gestelde nieuwe feiten en omstandigheden beoordelen, waarmee kantonrechter en Hof geen rekening hebben gehouden. Eiseres heeft in dat verband verschillende nieuwe feiten en omstandigheden gesteld en de voorzieningenrechter zal deze voor zover nodig in het hierna volgende beoordelen. 4.4. Allereerst heeft eiseres aangevoerd dat gebleken is dat gedaagde nog geen overeenkomst heeft gesloten met Media Markt ten aanzien van - onder meer - de ruimte die eiseres thans in gebruik heeft. Een en ander neemt echter niet weg, zoals het Hof ook heeft geoordeeld, dat gedaagde bij de voorgenomen renovatie, die aansluit bij een meeromvattend door het gemeentebestuur gewenst plan voor het onderhavige deel van de binnenstad van de gemeente Dordrecht, een groot en spoedeisend belang heeft, zodat niet van beslissend belang is of gedaagde al definitieve afspraken heeft gemaakt met geïnteresseerden in de nieuwe bedrijfsruimte. Aannemelijk is bovendien dat gedaagde die definitieve afspraken met aspirant huurder(s) pas kan maken op het moment dat zij zeker weet dat de onderhavige bedrijfsruimte ook daadwerkelijk leeg opgeleverd wordt. 4.5. Op de tweede plaats heeft eiseres aangevoerd dat gedaagde bij gelegenheid van het pleidooi bij het Hof op 30 juni 2008 heeft verklaard dat eiseres na de renovatie zou kunnen terugkeren als huurster in een kleinere bedrijfsruimte in verhouding tot het thans door haar gehuurde, dan wel dat een grotere bedrijfsruimte voor haar beschikbaar is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan verder in het midden blijven of gedaagde die uitlating heeft gedaan en zo ja welke betekenis daaraan gehecht moet worden, nu vaststaat dat eiseres tijdens de grootscheepse renovatie van het onderhavige complex haar restaurant in ieder geval niet kan exploiteren. Voorts is in dit verband van belang dat gedaagde ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij nog steeds met Media Markt in onderhandeling is over de huur van de totale bedrijfsruimte op de begane grond, inclusief de ruimte die eiseres op dit moment in gebruik heeft. Dat op de door eiseres ter zitting getoonde tekeningen van de gemeente nog sprake is van vier separate winkelruimtes en niet van één grootschalige winkelunit kan in dit verband niet tot een andere conclusie leiden. Aannemelijk is dat die plannen bijgesteld kunnen worden, zodra eenmaal overeenstemming met Media Markt is bereikt over de huur van de totale ruimte. 4.6. Op de derde plaats heeft eiseres gewezen op de hiervoor in rechtsoverweging sub 2.7. genoemde kort geding uitspraak. Die uitspraak is in het kader van het tussen eiseres en gedaagde gerezen geschil echter niet van beslissend belang, nu de voorgenomen renovatie alleen ziet op de onderste twee lagen van het onderhavige complex en die renovatie dus geen noemenswaardige gevolgen heeft voor de op de derde en hogere lagen gelegen woningen. Die woningen hoeven niet ontruimd te worden in verband met de renovatie. Gedaagde heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de huurders van de woningen hebben ingestemd met de renovatie. Aan de hand van de door haar overgelegde matrix heeft gedaagde tevens voldoende aannemelijk gemaakt dat de ruimtes op de begane grond en de entresol in het onderhavige complex op korte termijn beschikbaar komen. In dat verband is van belang dat ten aanzien van verschillende ruimtes anti-kraakovereenkomsten zijn gesloten, die op korte termijn opgezegd kunnen worden en dat, afgezien van de door eiseres gehuurde ruimte, nog één winkelruimte daadwerkelijk in gebruik is en wel door het Uitzendbureau Technicum. Vaststaat dat de huurovereenkomst met die huurder eindigt op 31 december 2008. Gedaagde heeft ter zitting aangevoerd dat Technicum met ingang van 1 oktober 2008 elders ruimte heeft gehuurd en dat zij vermoedelijk in de loop van de maand oktober 2008 de onderhavige bedrijfsruimte zal ontruimen. Gezien het feit dat alle andere huurders op de begane grond en de entresol vertrokken zijn, respectievelijk op korte termijn het gehuurde ontruimen, valt niet in te zien dat er aanleiding bestaat om de aangezegde ontruiming ten aanzien van eiseres te schorsen. 4.7. Op de vierde plaats heeft eiseres, onder meer sub 18 in de dagvaarding, als nieuw feit gesteld dat gedaagde teruggetreden is uit de gemeentelijke samenwerking met betrekking tot het totale renovatiemasterplan. Anders dan eiseres stelt, is dat geen nieuw feit, nu het Hof een en ander ook al heeft beoordeeld gezien rechtsoverweging 2.11 van de uitspraak van 24 juli 2008. 4.8. Op de vijfde plaats ten slotte heeft eiseres betoogd dat op basis van de na het bestreden vonnis van de kantonrechter gebleken omstandigheden geconcludeerd moet worden dat haar een fair trial is onthouden en geen onpartijdig en onafhankelijk rechterlijk oordeel tot stand is gekomen. Ook op dat punt heeft het Hof al geoordeeld, getuige rechtsoverweging 2.12 in meerbedoeld arrest. De voorzieningenrechter neemt ook dat oordeel van het Hof over. 4.9. Op grond van vorenstaande overwegingen bestaat er geen aanleiding gedaagde te verbieden het vonnis van de kantonrechter te Dordrecht ten uitvoer te leggen, zodat de daartoe strekkende vordering van eiseres afgewezen dient te worden. 4.10. Eiseres dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding te worden verwezen. 5. De beslissing De voorzieningenrechter, wijst de vordering af; veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde vastgesteld op € 254,- aan verschotten en op € 1.000,- aan salaris voor haar procureur; verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting. F1404