Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9037

Datum uitspraak2008-07-24
Datum gepubliceerd2008-08-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers07/6
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank is van oordeel dat de (schriftelijke) reactie van verweerder op de kennisgeving niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Daartoe wordt overwogen dat het recht om 12 keer per jaar af te wijken van de betreffende voorschriften blijkens de bewoordingen van artikel 1.1.9 van de bijlage bij het Besluit en artikel 4.1.3 van de APV rechtstreeks voortvloeit uit deze wettelijke bepalingen.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector Bestuursrecht Kenmerk: 07/6 GEMWT Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken d.d. 24 juli 2008 in het geding tussen [eiser], wonende te [woonplaats] eisers, en De Burgemeester van de gemeente Westerveld, verweerder. I. Procesverloop Bij besluit van 23 november 2006 heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de brief van 7 augustus 2006 niet-ontvankelijk verklaard. Namens eisers is bij brief van 3 januari 2007, aangevuld bij brief van 1 februari 2007, tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld. Verweerder heeft bij brief van 15 februari 2007 de op de zaak betrekking hebbende stukken alsmede een verweerschrift ingezonden. De gemachtigde van eisers heeft hiervan een afschrift ontvangen. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 17 juni 2008, alwaar eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigden mr. S. Maakal en mr. K.A. Faber, advocaten te Heerenveen Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigden I. de Boer en mr. T.K. Postma, advocaat te Zwolle. Voorts is namens derde-belanghebbende H. van Veggel verschenen, bijgestaan door mr. W. van Galen, advocaat te Utrecht. II. Motivering Feiten en omstandigheden Bij haar oordeelsvorming betrekt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden. Namens [belanghebbende] (derde-belanghebbende) is bij brieven van 26 juli 2006 aan verweerder verzocht om op vrijdag 8 september 2006 tot 1.00 uur, vrijdag 15 september 2006 tot 1.15 uur, vrijdag 22 september 2006 tot 1.00 uur en op vrijdag 29 september 2006 tot 1.15 uur live-muziek ten gehore te mogen brengen. Bij brief van 7 augustus 2006 heeft verweerder aangegeven dat de brieven van 26 juli 2006 opgevat worden als kennisgevingen, als bedoeld in artikel 4.1.3 van de Algemeen Plaatselijke Verordening (hierna: APV). Dit betekent dat de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bijlage van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) tijdens het feest niet van toepassing zijn. Dit Besluit is van rechtswege op de in de inrichting van toepassing. In een publicatie in het huis-aan-huisblad ‘Da’s Mooi’ van 16 augustus 2006 heeft verweerder aangegeven een ontheffing te hebben verleend voor het overschrijden van de reguliere geluidsnormen voor feesten op de vrijdagen 25 augustus 2006 tot 1.00 uur, 8 september 2006 tot 1.00 uur, 15 september 2006 tot 1.15 uur, 22 september 2006 tot 1.00 uur en 29 september 2006 tot 1.15 uur voor [belanghebbende]. Namens eisers is bij brief van 19 september 2006, aangevuld bij brief van 1 november 2006, een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Verweerder het bezwaarschrift van eisers ter advisering voorgelegd aan de Commissie van advies voor bezwaar- en beroepschriften (hierna: de Commissie). De Commissie heeft verweerder bij brief van 13 november 2006 geadviseerd het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de brief van 7 augustus 2006 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van het bepaalde in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder, onder overneming van het voornoemde advies van de Commissie, het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Toepasselijke regelgeving Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 1:3 , tweede lid, van de Awb wordt onder een beschikking verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan. Artikel 4.1.1 van de APV bepaalt dat onder het Besluit wordt verstaan: het Besluit horecabedrijven milieubeheer en onder incidentele festiviteit: een festiviteit die gebonden is aan één of een klein aantal horeca-inrichtingen, zoals de viering van een jubileum, een straatfeest etc. Het Besluit horecabedrijven milieubeheer is vervangen door het ( ten tijde van de kennisgevingen van de feesten geldende) Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De voorschriften waar het om gaat zijn 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bij laatstgenoemd Besluit behorende bijlage. In voorschrift 1.1.9 van de bijlage bij het Besluit, voor zover hier van belang, is bepaald dat de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8, voor zover de naleving van deze voorschriften redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet van toepassing zijn op dagen of delen van dagen in verband met de viering van festiviteiten of activiteiten die plaatsvinden binnen de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of delen van dagen niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar. Artikel 4.1.3 van de APV van de gemeente Westerveld bepaalt dat het een inrichting is toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden, waarin de betreffende voorschriften uit de bijlage bij het Besluit niet van toepassing zijn, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, waaronder de voorwaarde dat de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Artikel 4.1.4 van de APV bepaalt dat het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. Beoordeling In reactie op hetgeen verweerder en de derde belanghebbende omtrent het procesbelang hebben gesteld is de rechtbank in de eerste plaats van oordeel dat eisers, ondanks het feit dat de data voor de betreffende festiviteiten inmiddels in het verleden liggen, belang hebben bij een beoordeling door de rechtbank van de vraag of hun bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard. In dit verband acht de rechtbank bepalend dat uit het wettelijk ssyteem volgt dat voor ieder feest waarbij van de voorschriften uit het Besluit wordt afgeweken een kennisgeving moet worden gedaan. Derhalve is het antwoord op de thans voorliggende vraag ook van betekenis voor de vraag of tegen reacties van verweerder op toekomstige kennisgevingen van feesten bezwaar openstaat. Daarmee is het procesbelang gegeven. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de benadering die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State koos in de uitspraak van 7 april 2004, LJN: AO7125. Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat de reactie van verweerder op de kennisgeving niet kan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Daartoe wordt overwogen dat het recht om 12 keer per jaar af te wijken van de betreffende voorschriften blijkens de bewoordingen van artikel 1.1.9 van de bijlage bij het Besluit en artikel 4.1.3 van de APV rechtstreeks voortvloeit uit deze wettelijke bepalingen. Toestemming van verweerder is derhalve niet vereist om het recht om af te wijken van de betreffende geluidsvoorschriften te doen ontstaan. Aan het bovenstaande kan niet afdoen dat artikel 4.1.4 van de APV aan verweerder de bevoegdheid verleent om een festiviteit te verbieden. Een eventuele beslissing van verweerder om een festiviteit te verbieden is uiteraard wel een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb omdat door zo’n verbod een aan het Besluit en artikel 4.1.3 APV ontleend recht om af te wijken van de geluidsvoorschriften komt te vervallen. In casu heeft verweerder de betreffende festiviteiten echter niet verboden. Voor zover de reactie van verweerder op de kennisgeving van een festiviteit zou moeten worden opgevat als een beslissing om geen gebruik te maken van de bevoegdheid de festiviteit te verbieden, kan die beslissing evenmin als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb worden aangemerkt. Aan de beslissing ligt in casu immers geen aanvraag (om gebruik te maken van de verbodsbevoegdheid) ten grondslag. Er is dus geen sprake van de afwijzing van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, laatste zinsdeel van de Awb. De rechtbank vindt steun voor bovenstaand oordeel in overweging 2.2.3 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 juli 2005, LJN: AT9635. Gelet op de voorgaande overwegingen heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk is. Het beroep is dan ook ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, uit te spreken. Beslist wordt als volgt. III. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. J.L. Boxum, voorzitter en uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2008 door mr. J.L. Boxum, in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. van Kats, griffier. mr. H.L.A. van Kats mr. J.L. Boxum Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage. Het hoger beroep dient ingesteld te worden door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. Afschrift verzonden op: