Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9073

Datum uitspraak2008-08-05
Datum gepubliceerd2008-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers08-4957
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Beslissing tot herinrichting erftoegangsweg. Het bezwaar van verzoeker richt zich enerzijds tegen de ondergrondse afvalcontainers, anderzijds tegen de parkvakken. De beslissing tot het aanleggen van parkeervakken is geen besluit in de zin van de Awb. Tegen het besluit tot plaatsing van ondergrondse afvalcontainers staat uitsluitend beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 08 - 4957 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 augustus 2008 in de zaak van: [naam verzoeker], wonende te [woonplaats verzoeker], verzoeker, tegen: het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk, verweerder. Tegenwoordig: mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, en mr. D. Krokké, griffier. Zitting: 5 augustus 2008 Verschenen: Verzoeker in persoon. Verweerder vertegenwoordigd door G. Willemse en E. Visser, beiden werkzaam bij de gemeente Beverwijk. Voorts zijn verschenen [naam], verzoekster in zaak AWB 08-4989, en haar dochter, [naam]. Het geschil betreft de beslissing van 2 juli 2008 tot herinrichting van de [straat naam] te Beverwijk, voor zover daarin is besloten dat in de nabijheid van de woning van verzoeker ondergrondse afvalcontainers worden geplaatst en parkeervakken worden gerealiseerd. Bij mondelinge uitspraak van 5 augustus 2008 heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard en bepaald dat de gemeente Beverwijk het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem vergoed. De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen. Het bezwaarschrift van verzoeker richt zich enerzijds tegen de te plaatsen ondergrondse afvalcontainers en anderzijds tegen de te realiseren parkeervakken. De beslissing om in de nabijheid van de woning van verzoeker parkeervakken te realiseren kan echter niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het betreft hier een feitelijke handeling, die – gelet op het bepaalde in de artikelen 8:1 en 7:1 Awb – niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. Het besluit om in de nabijheid van de woning van verzoeker ondergrondse afvalcontainers te plaatsen is een besluit, waartegen op grond van artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer uitsluitend beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu de rechtbank niet bevoegd kan worden in de hoofdzaak, zal de voorzieningenrechter zich – gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, Awb – onbevoegd dienen te verklaren. Verzoeker heeft ter zitting heeft verklaard dat hij bezwaar heeft ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend, omdat verweerder hem op deze mogelijkheid heeft gewezen in de bij het besluit gevoegde rechtsmiddelenclausule. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat bij het besluit een onjuiste rechtsmiddelenclausule is meegezonden. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, (griffier) (voorzieningenrechter) afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.