Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9131

Datum uitspraak2008-04-16
Datum gepubliceerd2008-08-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers285578 / HA ZA 07-1202
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzekeringsrecht. Brandverzekering horeca. Komt verzekeraar beroep toe op verval dekking wegens niet voldoen aan in polis opgelegde veiligheids- en onderhoudsverplichtingen (NEN 1010-clausule). Brengt een door verzekeraar bij het aangaan van de verzekering gedane veiligheidskeuring mee dat verzekeraar zich er na een voorval niet meer op kan beroepen dat niet aan de in de polis gestelde veiligheidseisen is voldaan?


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 285578 / HA ZA 07-1202 Vonnis van 16 april 2008 in de zaak van [eiser] wonende te [woonplaats], eiser, procureur mr. A. Vijftigschild, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B.] B.V., gevestigd te [plaats A.], gedaagde, procureur mr. W. Heemskerk. Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 5 april 2007 met producties; - de conclusie van antwoord met producties; - het tussenvonnis van 11 juli 2007; - het proces-verbaal van comparitie van 12 oktober 2007 en de daarin genoemde stukken. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [eiser] heeft door tussenkomst van het [Assurantiekantoor C.] bij [gedaagde] onder polisnummer HA00114841DR een inventaris/bedrijfsschade-verzekering voor Horeca & Aanverwante bedrijven (verder: de verzekering) afgesloten, met als risico [adres 1]. Op dat adres drijft [eiser] [café]. De verzekering is ingegaan op 15 april 2004 met een looptijd van een jaar, met stilzwijgende verlenging telkens voor een periode van 12 maanden. [gedaagde] heeft het risico ondergebracht bij de in polisbepaling BV107 genoemde risicodragers. 2.2. Op de verzekeringsovereenkomst zijn van toepassing verklaard de aan de originele polis gehechte voorwaarden DR-03-12-01 en een aantal “Bijzondere voorwaarden Clausules horeca- en aanverwante bedrijven”, alsmede een aantal “Aanvullende garanties”, zoals vermeld op het aan de polis gehechte formulier SW-03-04-01 (Aanvullende Garanties Horeca & Aanverwante bedrijven). Op dit formulier komt voor de aanvullende garantie SW209, die luidt als volgt: “SW209 ELECTRISCHE INSTALLATIECLAUSULE De electrische installatie moet voldoen aan de norm “NEN 1010”. Voorts dient de electrische installatie te worden onderhouden overeenkomstig NEN 50110 (NEN 3410); daarbij geconstateerde gebreken moeten terstond worden hersteld.” Voorts is van toepassing de aanvullende garantie SW216 die luidt als volgt: “SW216 ALGEMENE CLAUSULE Garantieformulier SW-03-04-01 Indien de clausulenummers SW200, SW201, SW202, SW203, SW204, SWN205, SW206, SW207, SW208, SW209, SW210, SW211, SW212 en / of SW213 van het formulier SW-03-04-01 van toepassing zijn verklaard op de betreffende polis en op enig tijdstip blijkt dat verzekerde in gebreke blijft aan deze verplichtingen te voldoen, verliest hij alle recht op schadevergoeding, tenzij verzekerde aannemelijk maakt dat de schade, of een deel daarvan, niet het gevolg is van of ontstaan door het niet nakomen van de verplichtingen.” 2.3. Op het polisvoorblad is vermeld: “Deze verzekering is geaccepteerd onder voorbehoud van een beveiligings-inspectie; zo deze inspectie reeds heeft plaatsgevonden voor de polisafgifte dan dienen de aanbevelingen binnen een maand na datering van de polis te zijn uitgevoerd. Indien de inspectie na afgifte van de polis plaatsvindt, dan dienen de aanbevelingen binnen een maand nadat deze aan de verzekerde zijn opgestuurd te zijn uitgevoerd. De aanbevelingen vormen een onderdeel van deze polis. Indien bij een schade blijkt dat de aanbevelingen niet zijn uitgevoerd en dat de schade daardoor kan zijn ontstaan dan zijn verzekeraars niet tot schadevergoeding verplicht.” 2.4. Deze beveiligingsinspectie is in opdracht van [gedaagde] uitgevoerd door het expertisebureau Langkeek, Laarman & De Hosson (verder: Lengkeek). Bij brief van 29 april 2004 heeft Lengkeek over deze inspectie gerapporteerd aan [gedaagde]. Deze brief bevat als (enige) aanbeveling: “Wij adviseren onderhoudsabonnementen af te sluiten op de technische installaties.” [eiser] heeft (een afschrift van) deze brief ontvangen. 2.5. Op 6 februari 2006 is brand uitgebroken in het café. [eiser] heeft daardoor schade geleden. De schade is bij brief van 23 februari 2006 schriftelijk gemeld aan [gedaagde] via [Assurantiekantoor C.]. 2.6. In opdracht van [gedaagde] heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de oorzaak van de brand door Gorissen & Van der Zande schadeonderzoek (verder: Gorissen). Gorissen heeft op haar beurt het bureau Inspexx ingeschakeld om te onderzoeken of de elektrische installatie van het café voorafgaand aan de brand aan de normen van de NEN 1010 voldeed. Het van het onderzoek door Gorissen opgemaakte rapport van 23 februari 2006 vermeldt aangaande de oorzaak van de brand onder meer het volgende: “SLOTOPMERKINGEN De brand ontstond in het café ter hoogte van de viervoudige opbouw wandcontactdoos die achter de photoplay automaat tegen de wand was gemonteerd. Vanaf dat punt kon het vuur zich in beperkte mate via de houten wandbetimmering naar boven uitbreiden. Door de aanwezigheid van terpentine in dit gebied ontstond ook op vloerniveau vuurschade rondom de photoplay automaat. De oorzaak van het ontstaan van de brand is, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, gelegen in een elektrisch mankement in de betreffende wandcontactdoos. Er werd vastgesteld dat de schroef in één van de aansluitklemmen niet goed was aangedraaid waardoor de daarin gemonteerde ader van de aansluitkabel niet vast zat en er een overgangsweerstand ontstond. Ter hoogte van deze aansluitklem werd een afwijkend schadebeeld geconstateerd. Vooralsnog is niets gebleken van het bijbrengen van open vuur in welke vorm dan ook. De aanwezigheid van terpentine kan worden verklaard aan de hand van de informatie van de heren [...] dat er in het café geschilderd werd. Dit werd bevestigd door de ter plaatse aangetroffen restanten van verf en schildermateriaal. Er kon worden vastgesteld dat de elektrische installatie in het pand niet voldeed aan de norm die is gesteld in NEN 1010. In een polisclausule is opgenomen dat de installatie wel aan die norm moet voldoen. (…)” 2.7. Bij brief van 28 februari 2006 heeft [gedaagde] aan [eiser] medegedeeld dat het verzoek tot schadevergoeding door verzekeraars is afgewezen met een beroep op de clausule SW209 van de toepasselijke aanvullende garanties (elektrische installatieclausule). 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert - na ter comparitie gedane eiswijziging - dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat het ten processe bedoelde schadetoebrengende evenement van 6 / 7 februari 2006 een gedekt evenement is onder de ten processe bedoelde verzekeringsovereenkomst, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure. 3.2. [eiser] legt aan zijn vordering kort gezegd ten grondslag dat de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst dekking biedt voor schade, veroorzaakt door evenementen als het onderhavige. 3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. [gedaagde] beroept zich ter afwering van de vordering van [eiser] op de bepaling SW209 in verbinding met bepaling SW216 van de toepasselijke aanvullende garanties horeca & aanverwante bedrijven: de elektrische installatie voldeed ten tijde van het evenement niet aan de NEN 1010 en [eiser] heeft nagelaten de elektrische installaties te onderhouden overeenkomstig de NEN 50110 (NEN 3140), hetgeen meebrengt dat [eiser] het recht op schadevergoeding heeft verloren. 4.2. [eiser] stelt zich in reactie op dit verweer in de eerste plaats op het standpunt dat de elektrische installatie van het café wel aan de NEN 1010 voldeed. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Uit het door [gedaagde] in het geding gebrachte rapport van Gorissen (met als bijlage het rapport van Inspexx) volgt dat door ter zake kundige personen is vastgesteld dat de elektrische installatie ten tijde van de brand niet aan de NEN 1010 voldeed. [eiser] heeft de bevindingen van dit rapport onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het enkele feit dat Eneco en de brandweer op enig moment de situatie in het café hebben goedgekeurd, zoals [eiser] stelt, brengt in ieder geval niet zonder meer mee dat de elektrische installatie aan de NEN 1010 voldeed. Ter comparitie is voorts gebleken dat er, anders dan [eiser] in de stukken heeft gesteld, na de brand geen veranderingen aan de technische installatie hebben plaatsgevonden, met uitzondering van het trekken van een extra draad van het buurpand naar het café. Het standpunt dat Gorissen zijn rapport heeft gebaseerd op na de brand aangebrachte wijzigingen houdt derhalve geen stand. 4.3. Ten aanzien van het onderhoud van de elektrische installatie geldt dat [eiser] niet betwist dat hij geen onderhoudscontract heeft afgesloten voor de elektrische installatie en (dus) geen onderhoud heeft gepleegd overeenkomstig NEN 50110 (NEN 3140). Ook in zoverre staat vast dat [eiser] niet aan bepaling SW209 van de overeengekomen aanvullende garanties heeft voldaan. 4.4. Volgens bepaling SW216 verliest de verzekerde het recht op schadevergoeding als hij nalaat aan de verplichtingen van SW209 te voldoen, tenzij verzekerde aannemelijk maakt dat de schade, of een deel daarvan, niet het gevolg is van of ontstaan is door het niet nakomen van de verplichtingen. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiser] aldus, dat hij met zijn betoog dat de brand niet is veroorzaakt door een gebrek in de elektrische installatie beoogt een beroep te doen op deze tenzij-bepaling. Dit beroep moet echter worden verworpen. [eiser] heeft tegenover het uitgebreide rapport van Gorissen waaruit een gebrek in de elektrische installatie als meest waarschijnlijke oorzaak van de brand naar voren komt geen andere oorzaak van de brand aannemelijk gemaakt. [eiser] beperkt zich tot de stelling dat de brand is ontstaan in de photoplay automaat maar onderbouwt deze stelling op geen enkele wijze. Daarbij komt dat zelfs als de brand in het photoplay apparaat zou zijn ontstaan niet valt uit te sluiten dat niettemin een gebrek in de elektrische installatie - en niet een gebrek van de photoplay automaat - daarvan de oorzaak is geweest. De rechtbank acht voorts van belang dat - zoals ter zitting naar voren is gekomen - [eiser] na de brand in de gelegenheid is geweest om zelf een onderzoek naar de oorzaak van de brand te doen instellen, maar daarvan om hem moverende redenen geen gebruik heeft gemaakt. Nu de brandschade inmiddels is hersteld, is van het alsnog laten doen van een - nader - onderzoek, zoals [eiser] bij dagvaarding suggereert, geen nadere duidelijkheid over de oorzaak van de brand te verwachten. 4.5. [eiser] heeft tot slot - ter comparitie - aangevoerd dat [gedaagde] geen beroep toekomt op de bepalingen SW209 in verbinding met SW216 van de aanvullende garanties omdat [gedaagde] vooraf een beveiligingsinspectie heeft laten doen. Als de verzekeraar een dergelijke inspectie laat verrichten, kan de verzekeraar zich er vervolgens voor wat betreft de dekking alleen op beroepen dat niet aan de voorwaarden gesteld naar aanleiding van deze inspectie niet is voldaan. Met de specifieke keuring wordt de generieke bepaling uit de polis opzij gezet, aldus [eiser]. 4.6. Voor zover [eiser] zich op het standpunt stelt dat als gevolg van het uitvoeren van een beveiligingskeuring bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst ieder beroep door de verzekeraar op garantiebepalingen als bepaling SW209 bij voorbaat is uitgesloten, faalt dit standpunt. Uit de op het polisvoorblad opgenomen clausule aangaande de beveiligingsinspectie kan niet worden afgeleid dat andere polisbepalingen, zoals de aanvullende garanties SW209 en SW216 hun gelding hebben verloren. Op hetzelfde voorblad wordt immers juist expliciet naar deze garanties verwezen. De rechtbank kan [eiser] echter in zoverre in zijn standpunt volgen, dat indien [eiser] er op grond van de plaatsgevonden hebbende keuring en de naar aanleiding daarvan door de verzekeraar aan hem gedane mededelingen in redelijkheid op mocht vertrouwen dat hij aan de door de polis gestelde veiligheidseisen voldeed, de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat de verzekeraar niet achteraf - nadat zich een evenement heeft voorgedaan - zich erop kan beroepen dat niet aan die eisen werd voldaan. 4.7. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval in het midden kan blijven of [eiser] er op grond van hetgeen is vermeld in de brief van 29 april 2004 van mocht uitgaan dat de elektrische installatie ten tijde van de beveiligingsinspectie voldeed aan de NEN 1010. Nu is opgenomen de zinsnede “wij adviseren onderhoudsabonnementen af te sluiten op de technische installaties” mocht [eiser] er in ieder geval op grond van de inhoud van deze brief níet van uitgaan dat hij had voldaan aan het vereiste van het onderhouden van de elektrische installaties overeenkomstig de NEN 50110 (NEN 3140). Het standpunt van [eiser] dat hij niet heeft begrepen dat met “technische installaties” ook werd gedoeld op de elektrische installatie kan hem niet baten. Uit polisbepaling SW209 blijkt immers klip en klaar dat ook voor de elektrische installatie een onderhoudsabonnement moet worden afgesloten. Dat [eiser] de polisvoorwaarden niet heeft gelezen en daarom de in de brief van 29 april 2004 gemaakte opmerking niet in het juiste verband heeft geplaatst, dient voor zijn rekening te blijven. De rechtbank merkt - ten overvloede - nog op dat [eiser] de verzekering heeft afgesloten via een assurantiebemiddelingspersoon en dat hij zich bij eventuele onduidelijkheden omtrent de inhoud van de polis en/of de brief van 29 april 2004 tot deze tussenpersoon, waarvan de deskundigheid aan [eiser] moet worden toegerekend, had dienen te wenden. 4.8. De rechtbank merkt in verband met het door [eiser] gevoerde verweer dat geen causaal verband bestaat tussen de brand en het niet voldoen aan de aanvullende garantie SW209 nog op, dat nu geen andere oorzaak van de brand dan een gebrek in de elektrische installatie aannemelijk is geworden, de rechtbank ervan zal uitgaan dat zowel het feit dat de installatie niet voldeed aan de NEN 1010, als het feit dat de installatie niet deugdelijk werd onderhouden, in causaal verband staan tot het ontstaan van de brand. Aangenomen moet immers worden dat het deugdelijk onderhouden van de elektrische installatie het bestaan van gebreken daarin kan voorkomen. 4.9. Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] een beroep toekomt op de meergenoemde polisclausules SW209 in verbinding met SW216 en dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Nu [eiser] zijn eis heeft gewijzigd tot de gevorderde verklaring voor recht zal de rechtbank van het daarbij behorende tarief voor de kosten procureur uitgaan. 5. De beslissing De rechtbank: - wijst de vordering van [eiser] af; - veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.850,= aan verschotten en € 904,= aan salaris procureur; - verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2008